Historische en functionele aspecten van Utrechtse werfkelders
De Utrechtse werfkelders vormen een bijzonder en uniek deel van het historische erfgoed van de stad. Ze zijn niet alleen architecturaal van groot belang, maar ook functioneel vanwege hun rol in de opslag en handel in de middeleeuwen en de daaropvolgende jaren. Deze kelders, die onder de straten liggen en direct aansluiten bij de grachten, hebben een rijke geschiedenis en zijn tegenwoordig onderwerp van herstel en behoud. In dit artikel worden de historische ontwikkeling, bouwtechnische kenmerken, functionele aspecten en huidige toestand van deze werfkelders uitgebreid besproken op basis van de beschikbare bronnen.
Historische ontwikkeling van de werfkelders
De oorsprong van de Utrechtse werfkelders ligt in de 12e eeuw, toen de Oudegracht werd gegraven. Handelaren gebruikten deze gracht vooral voor de aanvoer van spullen. Het aan land brengen van die spullen was een heel karwei. Eerst sleepten ze de spullen vanaf de kade de oever op. Vervolgens brachten ze de spullen weer naar beneden naar de huiskelders van de grachtenpanden. De huiskelders waren opslagruimten. Aan het einde van de 12e eeuw maakten slimme handelaren tunnels vanaf de kade direct naar de huiskelders. Zo konden ze de handelswaar gelijkvloers verslepen. Om nog meer opslagruimte te creëren, maakten ze in de jaren daarna de tunnels steeds breder, waardoor de tunnels ook opslagruimten werden. Zo ontstonden de werfkelders zoals we ze nu nog kennen.
In de 13e eeuw ontstonden de eerste werfkelders. De meeste werfkelders aan de Oudegracht zijn gebouwd in de periode van ongeveer 1300 tot 1500. De andere binnenstadsgrachten ontstaan in deze periode. In deze twee eeuwen kregen nieuwe huizen veelal een werfkelder. Bij reeds bestaande huizen werd de huiskelder uitgebreid met een werfkelder en indien er nog geen huiskelder was, werd tussen de funderingen gegraven om er alsnog een aan te brengen. Direct aan het water gelegen werfkelders kwamen er vooral langs de nieuwe Plompetorengracht en Drift. Deze waren niet in het handelsgebied gelegen en kregen vanwege de geringe grachtbreedte geen werf. Kleine houten steigerconstructies werden soms nog wel aangebracht voor de werfloze kelders.
In de 15e eeuw ontstond de opbouw van de werfkelders zoals we die tegenwoordig zien. In deze periode werd een meer aaneengesloten front aangebracht van werfmuren met een dichte voorgevel met deur en vensteropeningen. Voor 1700 waren de werfkelders, op een eventueel hekwerk na, aan de voorzijde veelal nog open en waren de individuele aangrenzende kelders in grote mate her en der terugspringend vanaf de werf. Boven op de werf- en kluismuren van de werfkelders kwam een ijzeren hek (balie) in plaats van de tot dan toe gebruikelijke hogere doorzetting boven straatniveau (borstwering).
Bouwtechnische kenmerken van de werfkelders
De werfkelders zijn gebouwd met een specifieke techniek. Een werfkelder is veelal onder de volledige breedte van het particuliere perceel voor het aan de gracht gelegen huis aangebracht. Vanaf een circa 1 meter hoog muurtje liet men bij het bouwen het tongewelf “geboren” worden in de vorm van een rond- of korfboog. Het gewelf werd, zonder formeel, met maatvaste baksteen in koppenverband gemetseld. De werf- en huiskelder kregen daarbij een directe aansluiting op elkaar. Meestal werd de werf- of kluismuur verankerd aan de werfkelder, ook steunberen zijn toegepast om de druk op de voorgevel op te nemen. Om het metselwerk van de werfkelder tegen inwatering te beschermen, werd vaak boven op een dubbele dichtaansluitende laag plavuizen gemetseld die nog eens extra met mortel werd ingewassen. Wegleiding van het water boven de werfkelder geschiedde traditioneel door middel van tunneltjes van gestapelde baksteen naar eenvoudig uitgevoerde waterspuwers in de werf- of kluismuur.
De werfkelders hebben een karakteristieke vormgeving. De lengte inclusief de kelder onder het huis kan 25 meter of langer zijn. De maximale hoogte in de werfkelder is vaak ruimschoots voldoende om te kunnen staan, hoogtes van 3 meter onder het midden van de gewelfboog komen voor. De maximale hoogte van het keldergewelf werd vooral bepaald door de voor het particuliere huis gelegen openbare straat. Menigmaal ligt de kruin van de gewelfboog vrij dicht onder de bestrating.
Functionele aspecten van de werfkelders
De werfkelders dienden historisch gezien als opslagruimte voor handelaren. Ze werden vaak gebruikt voor het opslaan van goederen, zoals graan, vlas, zout en andere handelswaar. De toegang tot de werfkelders geschiedde via de trappen vanaf de bovenliggende straat. Op enkele plaatsen in de stad bevond zich ook een wed, een schuin oplopend talud vanaf de werf naar de bovenliggende straat. Aan de Ganzenmarkt bevindt zich nog een overkluisde wed. Op deze locatie bevond zich tussen 1402 en 1837 ook de grote stadskraan waarmee zware goederen uit en in de schepen konden worden getakeld.
De werfkelders werden ook gebruikt als woningen of ambtsruimtes. Indien de werfkelder werd bewoond of ambachtslieden er onderdak hadden, kon de werfkelder voorzien zijn van een stookplaats. Meestal was deze in de zijmuur geplaatst, in een aantal gevallen bevond hij zich tegen de binnenkant van de werfmuur. De gebruikelijke wijze voor de afvoer van de rookgassen was een schoorsteenkanaal dat horizontaal over het gewelf door de werfmuur naar buiten liep.
Huidige toestand en herstel van de werfkelders
Tegenwoordig zijn de werfkelders onderdeel van het Utrechtse wervengebied, een gebied dat uitgebreid onderworpen is aan herstel en behoud. De gemeente Utrecht en de keldereigenaren werken samen aan het herstel van de kelders. De werven zijn rijksmonumenten. Ze zijn onderdeel van een slim middeleeuws havencomplex van werven en werfkelder die onder de straat zijn verbonden met grote opslagkelders van de grachtenpanden.
Er zijn verschillende herstelprojecten aangestuurd. In de periode oktober 2023 tot en met maart 2024 zijn er onder meer herstelwerken uitgevoerd aan de kluismuren en -kelders van de Kromme Nieuwegracht, en aan de werf Oudegracht tussen Jacobibrug en Viebrug. Ook zijn er herstelwerken uitgevoerd aan de werf Oudegracht tussen Weesbrug en Smeebrug. De gemeente stelt ook subsidie beschikbaar voor de herstelwerken. De keldereigenaren betalen voor het herstel een eigen bijdrage van gemiddeld 20 procent van de herstelkosten. Het college volgt hiermee het advies van keldereigenaren over een regeling voor kelderherstel.
De gemeente Utrecht heeft sinds 1948 de meeste werven in bezit. De achtergelegen kelders niet. Sinds de werven gemeentelijk bezit zijn, zijn we begonnen met het herstellen van de werven en werfmuren. We verwijderde de erfafscheidingen en maakten de werven voor iedereen toegankelijk. Zo ontstond er beneden aan de werf dus een openbare straat.
Conclusie
De Utrechtse werfkelders vormen een belangrijk deel van het historische erfgoed van de stad. Ze zijn niet alleen architecturaal van groot belang, maar ook functioneel vanwege hun rol in de opslag en handel in de middeleeuwen en de daaropvolgende jaren. Tegenwoordig zijn ze onderwerp van herstel en behoud. De gemeente Utrecht en de keldereigenaren werken samen aan het herstel van de kelders. De werfkelders zijn rijksmonumenten. Ze zijn onderdeel van een slim middeleeuws havencomplex van werven en werfkelder die onder de straat zijn verbonden met grote opslagkelders van de grachtenpanden.
Bronnen
Related Posts
-
Dijkversterkingsontwerp en maatwerk in het kader van de dijkmodule Zuid 1
-
Kelderbouw: Kosten, Voordelen en Aandachtspunten voor Eigenaars
-
Zwemkleding Kopen: Richtlijnen en Tips voor Kwaliteit, Duurzaamheid en Aanpasbaarheid
-
Geschiedenis en huidige toestand van de kelders onder het Zwolse stadhuis
-
Uitgaansplekken in de kelders van Zwolle: een overzicht voor renovateurs en bouwprofessionals
-
Zwevende PVC-vloeren in kelders: voordelen, installatie en toepassing
-
Zweetende kelder: oorzaken, preventie en duurzame oplossingen
-
Zwerver in de kelder: Risico’s, herkenning en beveiliging in woonzaken