NSB-kinderen en de impact op gezin, maatschappij en identiteit: een historisch perspectief

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog stond Nederland voor de taak om de gevolgen van oorlog en collaboratie te verwerken. Een van de minder onderzochte aspecten van deze periode betreft de kinderen van NSB’ers, die opgroeiden in een maatschappij die hun ouders als landverraders beschouwde. Deze kinderen, ook wel bekend als NSB-kinderen of ‘collaboratiekinderen’, groeiden op in een klimaat van schaamte, schending van het gevoel van toevlucht, en sociale uitsluiting. De gevolgen voor hun psychische gezondheid, hun sociale positie en hun emotionele ontwikkeling zijn duidelijk te reconstrueren uit verhalen, archieven, en publicaties uit de post-oorlogse jaren.

Deze tekst biedt een overzicht van de levensomstandigheden, psychosociale uitdagingen en maatschappelijke reacties op NSB-kinderen, met een focus op de ervaringen van individuen zoals Duke Blaauwendraad-Doorduijn en andere getuigen. Bovendien wordt gekeken naar de rol van literatuur en herkenning in het verwerken van dit taboe-thema. Het artikel richt zich op historische bronnen en persoonlijke verhalen, die samengebracht zijn uit archieven, tijdschriftartikelen en publicaties uit de jaren 1940 t.e.m. 1980.

Levensomstandigheden en sociale uitsluiting

Na de oorlog moesten voormalige NSB’ers en hun gezinnen hun leven herstructureren. De confiscatie van bezittingen maakte dat veel gezinnen geconfronteerd werden met economische armoede en afhankelijkheid. Kinderen leden hier onder, vooral in de vorm van leringachterstand en beperkte educatieve kansen, aangezien hun ouders geen middelen hadden om een geschikte opleiding te financieren. Daarnaast leidden de sociale stigmata rondom de NSB-activiteiten tot sociale uitsluiting en schaamte.

Het verlies van vertrouwde omgevingen en eigendommen intensificeerde het gevoel van ontworteling bij kinderen. In veel gevallen werden NSB-kinderen gepest of buitengesloten door hun leeftijdsgenoten. Deze ervaringen zijn duidelijk terug te vinden in persoonlijke verhalen, zoals die van Duke Blaauwendraad-Doorduijn. In haar boek Niemandsland beschrijft ze hoe ze als kind werd gepest en hoe ze moeilijkheid had om een plek te vinden in de maatschappij.

De gezinsgeheimen en het verboden om over de oorlog te spreken voegden er een emotionele belasting aan toe. Veel NSB-kinderen groeiden op in een sfeer van stilzwijgen, waarin de oorlog en de NSB-activiteiten van hun ouders geen onderwerp van discussie waren. Dit leidde tot verwarring, schaamte en schuldgevoelens, zoals Blaauwendraad-Doorduijn beschrijft in haar boek.

Psychosociale uitdagingen en verwerkingsproblemen

Psychologisch gezien leden NSB-kinderen onder het gevoel van dubbele afwijzing: afwijzing van de maatschappij, maar ook vaak van hun eigen ouders. Veel ouders waren zich bewust van de negatieve kijk van de buitenwereld en probeerden hun kinderen te beschermen door hun verleden geheim te houden. Dit creëerde een dubbel leventje voor veel kinderen, die aan de ene kant hun ouders moesten steunen, maar aan de andere kant hun sociale omgeving wilden behouden.

Psychologische onderzoek van de jaren 1940 t.e.m. 1970 benadrukte al dat oorlogsslachtoffers, inclusief NSB-kinderen, vaak lange termijn psychische problemen konden ondervinden. In het Maandblad Geestelijke volksgezondheid werd in meerdere artikelen gewezen op de impact van oorlog en collaboratie op de geestelijke gezondheid van kinderen. Deze literatuur benadrukte dat schaamte, schuld en uitsluiting gevolgen hadden op het sociaal gedrag, de emotionele ontwikkeling en zelfbeeld van NSB-kinderen.

In het boek Kind van foute ouders (1984) wordt ook duidelijk dat NSB-kinderen vaak een gevoel van isolatie en schuld ervoeren, zelfs lang na de oorlog. De werkgroep Herkenning, die dit boek publiceerde, richtte zich op de verwerking van collaboratie en de impact ervan op volgende generaties. De uitzending die bij dit boek hoort, kreeg veel reacties en bracht het thema van NSB-kinderen in het openbaar.

Literatuur en verwerkingsproces

In de jaren 1980 en 1990 begonnen NSB-kinderen hun verhalen te vertellen in literaire vorm. Deze verwerkingsliteratuur is een belangrijke bron van inzicht in het leven van NSB-kinderen. Werken zoals Niemandsland van Duke Blaauwendraad-Doorduijn en Op zoek naar erkenning van Rinnes Rijke geven een persoonlijk en emotioneel beeld van de ervaringen van NSB-kinderen.

Blaauwendraad-Doorduijn beschrijft in haar tekst hoe ze langzaam het vermogen ontwikkelde om haar ouders als mensen te zien, los van de NSB-activiteiten. Dit verwerkingsproces werd vaak bemoeilijkt door relatiebreuken of angst voor herkenning. Het thema van verwerking en zelfidentiteit blijft centraal in deze literatuur. Het proces van verwerken, loslaten en identiteitsvorming is vaak langzaam en pijnlijk.

Rinnes Rijke, in Op zoek naar erkenning, beschrijft hoe hij worstelde met het gevoel van schuld en hoe hij langzaam leren omgaan met zijn verleden. Zijn verhaal toont aan hoe NSB-kinderen in hun latere leven problemen hadden met vertrouwen, relaties en zelfbeeld, wat vaak terug te voeren was op hun jeugdervaringen.

Maatschappelijke reacties en herkenning

Tot in de jaren 1980 en 1990 bleef het thema van NSB-kinderen relatief onaangeroerd in de maatschappij. Het was moeilijk om openlijk over het NSB-verleden van de ouders te spreken, en maatschappelijke stigmatisering bleef bestaan. In de jaren 1980 begonnen er echter initiatieven en groepen op te komen, zoals de werkgroep Herkenning, die NSB-kinderen ondersteunde bij het verwerken van hun verleden.

De uitzending die bij Kind van foute ouders hoort, bracht veel reacties teweeg en maakte de situatie van NSB-kinderen meer zichtbaar. De reacties die het programma kreeg waren meestal positief, wat aantoont dat de maatschappij begon in te zien dat NSB-kinderen geen keuze hadden in hun verleden, en dat ze hun eigen verhalen moesten vertellen.

In 1995, bij een uitzending in het AVRO-programma Naar eer en geweten, vertelde ook Rutger Rutgers zijn verhaal over zijn NSB-verleden. Zijn moed om openlijk te spreken werd met begrip en waardering ontvangen, wat duidelijk maakte dat de maatschappij langzaam begon te veranderen in haar kijk op NSB-kinderen.

Conclusie

De ervaringen van NSB-kinderen vormen een belangrijk historisch fenomeen dat veelzijdig is in zijn gevolgen. Deze kinderen groeiden op in een maatschappij die hun ouders afwees en die hen vaak uitsloot of pestte. Hun psychische en emotionele ontwikkeling werd beïnvloed door gezinsgeheimen, sociale stigmata en schaamtegevoelens. Het verwerken van dit verleden is vaak een langdurig en pijnlijk proces, dat in sommige gevallen leidde tot ernstige psychische problemen.

De literatuur uit de jaren 1980 en 1990 benadrukt het belang van verwerking, herkenning en openbare discussie. Door het vertellen van verhalen en het creëren van ruimte voor NSB-kinderen, kon een eerste stap worden gezet in het herstel van hun identiteit en het herstel van de maatschappelijke band.

Het thema van NSB-kinderen blijft relevant voor de historische verwerking van de Tweede Wereldoorlog en voor het begrijpen van de impact van oorlog en politiek op volgende generaties. Het is een herinnering aan de kwetsbaarheid van kinderen in conflicten en aan de belangrijkheid van empathie en begrip in de maatschappij.

Bronnen

  1. Brochure ‘Kind van foute ouders’ (Werkgroep Herkenning 1984)
  2. Knipselmap ‘NSB-kinderen’, collectie NIOD
  3. Kromhout, Bas, ‘Opgesloten in een gevangenis, terwijl je nooit iets hebt gedaan. NSB-kinderen: het laatste taboe’, Historisch Nieuwsblad, 7 (2002) 12-19.
  4. De Leeuw-Aalbers, A.J., ‘Het kind als oorlogsslachtoffer’, Maandblad Geestelijke volksgezondheid (maart 1947).
  5. Lekkerkerker, mej. mr.dr. E.C., ‘Tien jaar na de bevrijding’, Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 10 (1955) 173-200.
  6. Leydesdorff, Selma, De mensen en de woorden. Geschiedenis op basis van verhalen (Amsterdam 2004)
  7. Lumeij, J.L.J., ‘De Drie en de geestelijke volksgezondheid’, Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 27 (april 1972) 205-212.
  8. Luykx, Paul & Pim Slot, Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997).
  9. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, jaargangen 1 (1946), 2 (1947), 3 (1948), 4 (1949), 5 (1950), 6 (1951), 7 (1952), 10 (1955), 24 (1969), 25 (1970), 26 (1971), 27 (1972), 28 (1973), 29 (1974) en 30 (1975).
  10. Maatschappelijk werkers JMW, ‘Stichting Joods Maatschappelijk Werk. Hulpverlening aan oorlogsvervolgden’, Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 28 (mei 1973) 232-235.
  11. Montessori, M.M., ‘NSB-kinderen: tweede generatie’, in: Kinderen van de oorlog (Utrecht/Amsterdam 1988) 45-57.
  12. Duke Blaauwendraad-Doorduijn, Niemandsland (Uitgeverij Amber te Amsterdam, 1989).

Related Posts