Zonneparken en landbouwgrond: richtlijnen en uitzonderingen in de regelgeving
De opwek van zonne-energie speelt een steeds grotere rol in de energietransitie. Tegelijkertijd is er een behoefte aan een verantwoord gebruik van ruimte, zodat zonneparken worden geplaatst op locaties die zo min mogelijk conflict veroorzaken met andere maatschappelijke functies, zoals landbouw of natuur. In het kader van de Nederlandse ruimtelijke ordening zijn richtlijnen en instructieregels opgesteld die de prioriteiten en uitzonderingen voor zonneparken bepalen, met name in relatie tot landbouwgrond en het bescherming van de natuur. Dit artikel behandelt deze richtlijnen, met name de zogenaamde "Limburgse zonneladder", de uitzonderingen en de rol van landbouwgrond in de ruimtelijke ordening.
Duurzame energie en ruimtegebruik
De overgang naar duurzame energie is een kernaangrijpingspunt in de Nederlandse energiebeleidsvoering. Daartoe is het noodzakelijk om zoveel mogelijk zonne-energie op te wekken via pv-panelen. Echter, deze opwek moet gebeuren op een manier die rekening houdt met de bescherming van het landschap, de landbouw en de natuur. In dat kader is de zogenaamde "voorkeursvolgorde zon" opgesteld, die ook bekend staat als de "Limburgse zonneladder". Deze ladder bepaalt de prioriteiten bij het plaatsen van zonneparken, met als doel zoveel mogelijk ruimte te besparen en zonnepanelen te combineren met andere functies, zoals wonen, werken of recreatie.
De Limburgse zonneladder is als volgt:
- Op daken en gevels van gebouwen;
- Onbenutte terreinen in bebouwd gebied;
- Gronden in buitengebied met een andere primaire functie dan landbouw of natuur;
- Landbouwgronden gelegen in het buitengebied en (landbouw)gronden gelegen in de groenblauwe mantel;
- Uitsluitingsgebieden (Natuurnetwerk Limburg en waterwingebieden en bestaande bos- of natuurgebieden binnen de groenblauwe mantel).
Deze voorkeursvolgorde zorgt ervoor dat zonneparken worden geplaatst op locaties die minimaal in botspraak zijn met andere functies. Zo worden landbouwgrond en natuur zo veel mogelijk ontzien, tenzij er goede redenen zijn om toch gebruik te maken van deze locaties.
Landbouwgrond en zonneparken: uitzonderingen
Hoewel landbouwgrond in de voorkeursvolgorde op de vierde plaats staat, zijn er wel uitzonderingen waarin het legitiem is om zonneparken op landbouwgrond te plaatsen. Deze uitzonderingen zijn onder meer vastgelegd in artikel 13.3 van de instructieregels voor zonneparken.
De volgende uitzonderingen zijn mogelijk:
- Het zonnepark ondersteunt het landbouwkundig gebruik van de grond. Bijvoorbeeld wanneer pv-panelen op stok zijn geplaatst zodat er nog steeds landbouwactiviteiten kunnen plaatsvinden onder de zonnepanelen.
- Het zonnepark is tijdelijk en leidt tot de transformatie van de grond naar een andere functie. De grond moet binnen een maximum van 30 jaar worden getransformeerd naar een andere functie dan landbouw, zoals wonen, recreatie of natuur. Dit moet wel onderdeel zijn van bestuurlijke afspraken tussen de provincie en gemeente.
- Het zonnepark draagt bij aan het oplossen van netcongestie. Dit wil zeggen dat het zonnepark een significante bijdrage levert aan het oplossen van problemen met het elektriciteitsnetwerk.
- De grond is minstens tien jaar niet meer gebruikt als landbouwgrond. In dat geval is de grond minder geschikt voor landbouw en kan het legitiem zijn om er een zonnepark op te bouwen.
- Het zonnepark is gerelateerd aan de sloop van bestaande gebouwen. In dit geval mag het aantal vierkante meters pv-panelen niet groter zijn dan het aantal vierkante meters dat op de daken van de gesloopte gebouwen aanwezig was.
Deze uitzonderingen worden alleen toegestaan indien ze verankerd zijn in een omgevingsplan dat uitvoerig motiveert hoe het zonnepark bijdraagt aan de duurzame opwek van energie en tegelijkertijd het ruimtelijke kader respecteert.
Landbouwgrond in transitie
Een specifieke vorm van uitzondering betreft landbouwgrond in transitie. Dit zijn gronden die in de toekomst een andere functie zullen krijgen, zoals wonen, werken of recreatie. Deze gronden kunnen tijdelijk worden gebruikt voor het plaatsen van een zonnepark, zolang het zonnepark een bijdrage levert aan de financiering van de toekomstige transformatie. Deze transformatie moet binnen een periode van maximaal 30 jaar worden voltooid. De toepassing van zonneparken op transitiegrond is enkel toegestaan binnen bestuurlijke afspraken tussen de gemeente en de provincie.
Ecologische voorzichtigheid bij sloop en zonprojecten
Bij zowel sloopactiviteiten als zonneprojecten moet rekening worden gehouden met het voorkomen van schade aan de lokale fauna. In een voorbeeld uit een omgevingsplan is aangewezen op het belang van het respecteren van vleermuizen. Bij sloopwerken dient rekening gehouden te worden met de winterslaap- en kraamperiode van vleermuizen. Dit betekent dat sloopwerken niet mogen plaatsvinden tussen 1 november en 15 maart, noch tussen 1 mei en 1 september. Daarnaast moet de bebouwing vleermuisonvriendelijk worden gemaakt door eerst dakpannen en muurplaten te verwijderen en enkele dagen te wachten voordat het sloopproces verder gaat.
Zonnepanelen op daken van bedrijfsgebouwen
Een andere voorkeurslocatie voor zonnepanelen is het dak van bedrijfsgebouwen. Deze locaties zijn volgens de instructieregels van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) vanaf 1 januari 2022 verplichte locaties voor zonnepanelen. Dit betreft vooral gebouwen die niet onder de BENG-eisen (Bijna Energieneutrale Gebouwen) vallen. Het doel is om het dakoppervlak van bedrijfsgebouwen maximaal te benutten voor de opwek van zonne-energie.
Zonneparken en waterwingebieden
Zonneparken zijn in bepaalde uitsluitingsgebieden verboden. Dit geldt onder andere voor waterwingebieden en bestaande bos- of natuurgebieden binnen de groenblauwe mantel. Het doel van deze instructieregel is om de ecologische functie van deze gebieden te behouden en te waarborgen dat de opwek van zonne-energie niet in botspraak komt met de bescherming van de natuur.
Conclusie
De opwek van zonne-energie speelt een centrale rol in de Nederlandse energietransitie. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om dit te doen op locaties die zo min mogelijk in botspraak zijn met andere maatschappelijke functies. De Limburgse zonneladder en de instructieregels voor zonneparken bieden een duidelijk kader voor het verantwoord gebruik van ruimte voor zonnepanelen. Uitzonderingen zijn toegestaan, maar deze moeten steeds goed onderbouwd worden en verankerd zijn in een omgevingsplan dat de duurzaamheid en het ruimtelijke kader respecteert. Zowel landbouwgrond in transitie als bedrijfsgebouwen zijn interessante locaties voor zonnepanelen, terwijl uitsluitingsgebieden zoals waterwingebieden en bos- of natuurgebieden worden beschermd tegen zonneparken. Het belang van ecologische voorzichtigheid bij sloop- en zonprojecten benadrukt de noodzaak voor een verantwoord en duurzam verantwoorde aanpak.
Bronnen
Related Posts
-
Grondwerk in Zevenhuizen: Een Overzicht van Bedrijven, Technieken en Toepassingen
-
Zelfstandige grondwerkers in de huidige bouwmarkt: Vereisten, voorwaarden en kansen
-
Grondwerken en Tuinontwikkeling in Spijkenisse: Kiezen voor Vakmanschap en Duurzaamheid
-
Zelfstandige ondernemer grondwerken in Spijkenisse: Overzicht en praktische toepassingen
-
Zelfstandig ondernemer in de grondwerken: essentiële rol in bouw- en renovatieprojecten
-
Grondwerken in Nederland: Bedrijven, Advies en Veilingen
-
Zeinstra Grondwerken BV: Actief in de agrarische sector sinds 1985
-
Nevenfuncties van gemeentelijke ambtenaren en politici in Nederland