Leerlingleraarratio en lerarentekort in het funderend onderwijs in 2016

Inleiding

In het funderend onderwijs — dat wil zeggen het primair en voortgezet onderwijs — is de leerlingleraarratio een kernindicator voor de kwaliteit en het functioneren van het onderwijssysteem. Deze ratio geeft het gemiddeld aantal leerlingen per voltijdse leraar aan en helpt bij het begrijpen van de druk die op individuele docenten rust. In 2016 werd deze ratio voor het funderend onderwijs gemeten op 16,7 leerlingen per leraar. Dit cijfer maakte deel uit van een langere trend van relatief stabiele of licht dalende leerlingleraarratios in deze onderwijssectoren.

Ook in 2016 was het funderend onderwijs echter geconfronteerd met een groeiend probleem: het lerarentekort. In dat jaar waren er al duidelijke teksten zichtbaar die zich tegenover het aantal beschikbare voltijdse leraren stelden. Hoewel de data uit 2016 niet direct aangeven dat het tekort het hoogtepunt bereikte in dat jaar, zijn er wel onderzoeken en rapporten die duidelijk maken dat het leraarsgebrek zich al op die tijd begon te manifesteren.

Dit artikel legt uit welke data beschikbaar zijn over de leerlingleraarratio in 2016, hoe dit zich verhoudt tot de eerdere jaren, en wat het lerarentekort betekende voor de werkelijkheid in de klas. Daarnaast wordt een korte blik geworpen op mogelijke oorzaken en gevolgen van het tekort aan leraren in het funderend onderwijs, en hoe dit zich op lange termijn ontwikkelde.

Leerlingleraarratio in 2016

In 2016 was de leerlingleraarratio in het funderend onderwijs gemiddeld 16,7 leerlingen per voltijdse leraar. Dit was gedeeltelijk het gevolg van het dalend verloop dat al sinds het begin van de jaren 2010 zichtbaar was. De data tonen aan dat de ratio in 2016 licht gedaald was ten opzichte van het jaar ervoor (16,9 in 2015). In het primair onderwijs (PO) was de ratio in 2016 16,7, terwijl de ratio in het voortgezet onderwijs (VO) iets lager lag op 15,4.

De leerlingleraarratio in 2016 was dus iets gunstiger dan in de jaren daarvoor, wat suggereert dat er sprake was van een verhoudingsmatig groter aantal leraars in het funderend onderwijs. Toch moet worden benadrukt dat het aantal leerlingen per leraar in 2016 nog steeds hoger lag dan het internationaal vaak aanbevolen niveau, wat betekent dat de druk op individuele docenten behoorlijk groot was.

Tabel: Leerlingleraarratio in 2016 en vorige jaren

Jaar PO (Primair Onderwijs) VO (Voortgezet Onderwijs)
2014 16,7 15,4
2015 16,9 15,4
2016 16,7 15,4

Deze data tonen aan dat de leerlingleraarratio in 2016 stabiel bleef op het niveau van 2014, met lichte fluctuaties. Het is echter belangrijk om te onthouden dat de leerlingleraarratio niet gelijk is aan de groepsgrootte. Het is een maat die het gemiddelde aantal leerlingen per voltijdse leraar aangeeft, inclusief bijvoorbeeld leidinggevenden, medewerkers en andere opleidingsverantwoordelijken die mogelijk geen klassen zelf verzorgen, maar toch meetellen in de berekening.

Lerarentekort in 2016

Hoewel de leerlingleraarratio in 2016 iets lager lag dan in vorige jaren, werd het funderend onderwijs in dat jaar al geconfronteerd met een groeiend probleem: het lerarentekort. In 2016 waren er al substantiële tekorten in het aantal beschikbare voltijdse leraarposten, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs.

Het lerarentekort in 2016 werd vooral veroorzaakt door het vertrek van ervaren docenten, het afnemende aantrekkelijkheid van de lerarenberoepen, en het tekort aan nieuw afgestudeerde docenten die in de klas wilden terechtkomen. In het primair onderwijs was het tekort in 2016 gemiddeld 7.700 fte, terwijl het tekort in het voortgezet onderwijs 3.800 fte bedroeg. Deze cijfers zijn afkomstig uit rapportages van het ministerie van OCW en duiden op een scherp leraarsgebrek dat al in 2016 merkbaar was.

Het tekort was niet alleen zichtbaar in de aantallen, maar ook in de kwaliteit van onderwijs. In veel scholen werd een noodverband gemaakt, zoals het inzetten van tijdelijke of onbevoegde docenten. Deze oplossing had natuurlijk negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en het leerproces van de leerlingen.

Oorzaken van het lerarentekort in 2016

Er zijn meerdere oorzaken die bijdragen aan het lerarentekort in het funderend onderwijs. Enkele van de belangrijkste factoren die in 2016 al zichtbaar waren, zijn:

  1. Verlaagde aantrekkingskracht van het leraarsberoep: In de jaren rond 2016 steeg het aantal leraren dat de sector verliet. Oorzaken hiervan waren onder meer lage beloning, hoge werkdruk, en een onvoldoende duidelijke carrièremogelijkheid. Deze factoren maakten het voor veel docenten aantrekkelijker om hun beroep te verlaten of over te stappen naar andere sectoren.

  2. Veroudering van het leraarscorps: Een groot deel van het leraarscorps in 2016 bestond uit oudere docenten die binnen een paar jaar met pensioen zouden gaan. Dit betekent dat er al in 2016 sprake was van een tekort aan ervaren docenten die nieuwe leerlingen konden trainen of opnemen in hun klas.

  3. Onderwijsbeleid en reguleringen: In 2016 werden er meerdere maatregelen genomen die invloed hadden op de aantrekkingskracht van het leraarsberoep. Denk hierbij aan veranderingen in opleidingsregelingen, verduurzaming van het onderwijs, en het afdwingen van hogere eisen voor het leraarscertificaat. Deze maatregelen maakten het voor nieuwe docenten lastiger om in de klas te terechtkomen.

  4. Werkomstandigheden: In 2016 was er al sprake van kritiek op de werkomstandigheden van leraren. Dit betrof zowel de fysieke omstandigheden (zoals ruimte tekort en slechte infrastructuur in scholen) als psychosociale aspecten, zoals stress, burn-out en het gevoel dat het werk niet waardering kreeg. Deze factoren maakten het voor jonge docenten minder aantrekkelijk om in het funderend onderwijs te werken.

  5. Inductieprogramma’s en professionele ontwikkeling: In 2016 werden er al inductieprogramma’s ingezet om jonge docenten beter te ondersteunen. Deze programma’s hadden wel positieve effecten, zoals een verlaagd vertrekkental en een betere kwaliteit van het lesgeven. Toch bleef het in 2016 al duidelijk dat de schaarste aan ervaren docenten het effect van deze programma’s beperkte.

Gevolgen van het lerarentekort in 2016

Het lerarentekort in 2016 had verschillende gevolgen voor zowel leerlingen als docenten. Enkele belangrijke effecten zijn:

  1. Kwaliteitsverlies in het onderwijs: In scholen waar er een groot tekort aan voltijdse docenten was, werden er vaak tijdelijke of onbevoegde docenten ingezet. Dit had natuurlijk negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Leerlingen kregen minder aandacht, en het lesgeven was vaak minder goed gestructureerd of gericht op de leerdoelen.

  2. Verhoogde werkdruk voor bestaande docenten: In scholen waar het leraarsgebrek groot was, moesten bestaande docenten vaak extra uren draaien of extra klassen verzorgen. Dit leidde tot verhoogde werkdruk en verminderde mogelijkheden voor professionele ontwikkeling. Veel docenten rapporteerden in 2016 dat ze niet genoeg tijd hadden om zich te ontwikkelen of om leerlingen individueel te begeleiden.

  3. Verstoring van de onderwijskalender: In scholen waar het leraarsgebrek groot was, kon het curriculum soms niet volledig worden uitgevoerd. Er waren minder docenten beschikbaar om les te geven, wat leidde tot vertragingen in het lesprogramma of zelfs het afzeggen van bepaalde vakken of activiteiten.

  4. Negatief effect op leerlingprestaties: In scholen met een groot leraarsgebrek waren de leerprestaties van leerlingen vaak lager. Er was minder aandacht voor individuele leerlingen, en het lesgeven was vaak minder effectief. Dit effect was in 2016 al zichtbaar in bepaalde regio’s en bij bepaalde leerlingen.

  5. Verstoring van de schoolcultuur: Een groot leraarsgebrek had ook een negatief effect op de schoolcultuur. In scholen waar docenten continu vertrokken en werden vervangen, ontstond er vaak een gevoel van instabiliteit en onzekerheid. Leerlingen kregen minder consistentie in hun onderwijs, en docenten voelden zich minder verbonden met hun collega’s.

Conclusie

In 2016 was de leerlingleraarratio in het funderend onderwijs gemiddeld 16,7 leerlingen per leraar. Hoewel deze ratio licht was gedaald ten opzichte van 2015, bleef het aantal leerlingen per leraar in 2016 nog steeds hoger dan wat internationaal vaak wordt aanbevolen. In dat jaar was het funderend onderwijs ook geconfronteerd met een groeiend lerarentekort. In het primair onderwijs was het tekort in 2016 al 7.700 fte, en in het voortgezet onderwijs lag het op 3.800 fte.

Dit tekort had verschillende oorzaken, waaronder een verlaagde aantrekkingskracht van het leraarsberoep, veroudering van het leraarscorps, en kritiek op de werkomstandigheden. Het gevolg was een kwaliteitsverlies in het onderwijs, verhoogde werkdruk voor bestaande docenten, en een negatief effect op de leerprestaties van leerlingen.

Het lerarentekort in 2016 was een van de eerste signalen van een groter probleem dat in de jaren erna verder zou escaleren. In de jaren erna bleek dat het tekort aan docenten in het funderend onderwijs zich verder zou intensiveren, wat leidde tot het inzetten van maatregelen zoals inductieprogramma’s en professionele ontwikkeling. In 2016 was het echter al duidelijk dat er sprake was van een tekort aan voltijdse docenten dat schadelijk was voor zowel de kwaliteit van het onderwijs als de werkomstandigheden van bestaande docenten.

Bronnen

  1. Onderwijskennis.nl - Aandacht voor werkomstandigheden in het funderend onderwijs

Related Posts