Archeologische vondsten van bakstenen funderingen en hun betekenis voor de bouwhistorie in Hoorn

Bij archeologische opgravingen in Hoorn zijn meerdere vondsten gedaan die inzicht geven in de bouwtechnieken en funderingsmethoden van vroegere tijden. In het bijzonder is de aanwezigheid van bakstenen muren en funderingen uit de 14e tot de 17e eeuw van groot historisch en bouwtechnisch belang. Deze vondsten, gevonden op het perceel aan de Nieuwendam 20 en 19, geven een duidelijk beeld van de evolutie van de bouwactiviteiten in een havenbuurt die in de Middeleeuwen een centrum was voor ambachtslieden en handelaren. Voor professionals in de bouwsector, renovatie-experts en historisch geïnteresseerde particulieren bieden deze archeologische vondsten een unieke kijk op de materialen, constructiemethodes en funderingspraktijken van het verleden.

Bakstenen funderingen en muren: een overgang in bouwtechniek

De opgravingen aan de Nieuwendam 20 en 19 tonen duidelijk aan dat in de 14e eeuw nog houten huizen met bakstenen funderingen werden gebouwd. Rond 1400-1450 werd op het westelijke perceel een huis met een bakstenen voeting met poeren gecreëerd. Hoewel het bovenliggende gedeelte houten was, stelde deze funderingsmethode al een stap vooruit op de puur houten funderingen die vooral in de vroegere bouwperiodes gebruikelijk waren.

In de loop van de 15e eeuw verscheen een volledig bakstenen pand op hetzelfde perceel, met een lengte van ongeveer 20 meter. Dit pand, bekend als de herberg Het Paradijs, was van betekenis in de lokale geschiedenis. De fundering bestond uit opmerkelijk grote bakstenen uit de 14e eeuw, die duidelijk hergebruikt werden. Deze praktijk van het hergebruik van bakstenen was in die tijd al gangbaar en werd vaak aangewend om kosten te beperken of om te profiteren van de beschikbaarheid van oude materialen.

De funderingen van dit pand waren robuust uitgevoerd en bestonden uit meerdere lagen bakstenen, soms ondersteund door palen. Dit weerspiegelde de wens tot een duurzamere en betrouwbaardere basis voor grotere en zwaardere bouwwerken, vooral in een regio met een hoge waterstand en waar de grond niet altijd ideaal was voor zware constructies.

Aanpassing en verbouwing in de 16e en 17e eeuw

De evolutie van de bouwactiviteit op het perceel is duidelijk zichtbaar in de 16e en 17e eeuw. In de 16e eeuw werd op de oude funderingen van Het Paradijs een nieuw kleiner pand gebouwd dat meerdere verbouwingen onderging. De aanwezigheid van vloeren met plavuizen en muren met schouwen wijst op een hogere bouwkwaliteit en een grotere aandacht voor het interieur.

In deze periode was het gebruik van baksteen volledig ingeburgerd. Het gebruik van zware funderingen en stevige muren duidde op de steeds groeiende behoefte aan duurzamere en sterke constructies, vooral in een stad als Hoorn, die een belangrijke havenstad was en waar de bouwactiviteit nauw verbonden was met de economie en de toegang tot grondstoffen.

Op het oostelijke perceel (Nieuwendam 19) is in 1610 een groot koopmanshuis, genaamd De Zeevaart, neergezet. Dit pand had zware funderingen, maar was niet onderheid, wat aantoont dat de bodem al voldoende stabiliteit had om zware bouwwerken te dragen. Binnen het pand lag een grote voorraadkelder, die diverse keren is verbouwd. De vloer was opgehoogd en de wanden van de kelder waren voorzien van tegels. De oudste tegels dateren uit de eerste helft van de 17e eeuw, en de jongste uit ongeveer 1700. Deze vondsten tonen hoe het gebruik van baksteen en betegeling in de 17e eeuw volledig was ingebed in de bouwpraktijk.

Aanbouwen en specifieke functies

Een interessant aspect van de opgravingen is het aanwezige van aanbouwen. In de 17e eeuw is bij verschillende panden een zomerkeuken aangebouwd. Deze aanbouw had meestal een eigen schoorsteenfundering, wat duidt op een specifieke functie binnen het huishouden. Deze zomerkeukens werden waarschijnlijk in de zomermaanden gebruikt om de hoofdkeuken van het huis te onttakelen, een praktijk die in die tijd al vrij gangbaar was in rijke woningen.

In het perceel aan Nieuwendam 20 is in 1660 een nieuw pand genaamd De Dolfijn gebouwd. Dit pand had zware funderingen, waarvan een deel op de funderingen van het afgebroken pand stond en een deel onderheid was met zeer lange palen. Achter het pand bevond zich een aanbouw, waarschijnlijk een zomerkeuken, met daarin een kleine voorraadkelder. Deze aanbouw was in de 20e eeuw dichtgestort. De aanwezigheid van een waterkelder en een grote voorraadkelder duidt op het belang van opslagruimte in de bouw van dat tijdstip.

Technische aspecten van fundering en bouwmaterialen

De archeologische vondsten tonen duidelijk aan dat de funderingen van de panden vaak bestonden uit hergebruikte bakstenen. Deze bakstenen, die in sommige gevallen uit de 14e eeuw dateerden, waren meestal van goede kwaliteit en werden hergebruikt om kosten te besparen en om gebruik te maken van beschikbare materialen. Deze praktijk was in die tijd gangbaar en weerspiegelde de economische en logistieke realiteit van het bouwbedrijf.

De funderingsmethoden evolueerden van puur houten funderingen in de 14e eeuw naar steeds steviger bakstenen funderingen in de 15e en 16e eeuw. De combinatie van bakstenen en palen (onderheid) werd vaak toegepast in gebieden waar de grond niet stabiel genoeg was om zware constructies te dragen. Deze aanpassing was belangrijk om het risico op instorting of aanscherping van de grond te beperken.

In de 17e eeuw was de funderingsconstructie volledig veranderd. De zware funderingen van De Zeevaart en De Dolfijn tonen aan dat het bouwbedrijf inmiddels robuustere en langdurigere constructies bouwde. Deze ontwikkeling was mogelijk door de toegang tot betere bouwmaterialen en een verdergaande professionalisering van de bouwpraktijk.

Ambachtslieden en de bouwsector

De opgravingen tonen ook duidelijk aan dat de bouwsector in de 15e tot de 17e eeuw nauw verweven was met de ambachtslieden en de hout- en steenhandel. De aanwezigheid van pottenbakkersafval op het oostelijke perceel duidt op een actieve pottenbakkersatelier in de buurt. Deze ambachtslieden speelden een cruciale rol in het leveren van tegels en andere bouwmaterialen.

Verder waren er in de buurt ook hout- en steenhandelaren, touwslagers, zeilmakers en andere ambachtslieden die betrokken waren bij de aan- en afvoer van goederen via de haven. Deze samenwerking tussen ambachtslieden en kooplieden was essentieel voor het bouwen van stevige en duurzame panden. De herberg Het Paradijs was een van de weinige plekken waar deze samenwerking duidelijk zichtbaar was, niet alleen in de bouw maar ook in het dagelijks functioneren van de havenbuurt.

Conclusie

De archeologische vondsten van bakstenen muren en funderingen in Hoorn geven een uniek inzicht in de bouwtechnieken en -materialen van de 14e tot de 17e eeuw. De overgang van puur houten funderingen naar robuuste bakstenen funderingen duidt op een groeiende professionalisering van de bouwsector en een toenemende behoefte aan duurzamere en sterke constructies. De aanwezigheid van hergebruikte bakstenen en het gebruik van palen tonen aan dat de bouwsector gevoelig was voor de beschikbaarheid van materialen en het economische klimaat.

Voor professionals in de bouw- en renovatiebranche, maar ook voor historisch geïnteresseerde particulieren, bieden deze vondsten een waardevolle bron van kennis over de bouwpraktijk van het verleden. De bouwtechnieken uit die tijd kunnen nog steeds nuttig zijn bij de restauratie of reconstrueren van historische gebouwen, en de kennis over fundering en materiaalkeuze kan bijdragen aan een beter begrip van de duurzaamheid en stabiliteit van oude constructies.

Bronnen

  1. Vondsten uit het Paradijs
  2. Opgraving Nieuwendam 20 en 19

Related Posts