Nieuwe governancecode funderend onderwijs: vijf principes als basis voor goed bestuur en toezicht

De invoering van een nieuwe governancecode voor funderend onderwijs is een belangrijke stap in het verankeren van kwaliteit en professionaliteit binnen scholen. Deze code, die vanaf 25 juni 2025 van toepassing is, introduceert vijf kernprincipes die centraal staan in het bepalen van het beleid en de werkwijze van schoolbesturen. In deze artikel wordt ingegaan op de inhoud van deze principes, de veranderingen ten opzichte van de vorige versie en de praktische gevolgen voor schoolbesturen, toezichthouders en andere betrokken partijen.

De vijf kernprincipes van de nieuwe governancecode

De nieuwe governancecode voor funderend onderwijs is opgebouwd rondom vijf kernprincipes, die samengevat zijn in vijf woorden:

  1. Verantwoordelijkheid
  2. Verbinding
  3. Lerend vermogen
  4. Integriteit
  5. Openheid

Deze principes vormen het fundament voor het beleid en de werkwijze van schoolbesturen en toezichthouders. Ze zijn bedoeld om te zorgen voor een duidelijke richting en een normatief kader waarin gedeelde waarden centraal staan.

Verantwoordelijkheid

Het principe van verantwoordelijkheid benadrukt de gezamenlijke opdracht van bestuur en toezicht om bij te dragen aan goed onderwijs. Dit omvat niet alleen de kwaliteit van het onderwijs, maar ook de samenwerking in de regio en het verantwoord gebruik van publieke middelen. Het benadrukt het belang van een bewustzijn bij bestuurders en toezichthouders dat hun beslissingen directe gevolgen hebben voor de organisatie en de leerlingen.

Verbinding

Het principe verbinding richt zich op de samenwerking binnen en buiten de school. Het benadrukt het belang van samenwerking met andere scholen, ombouwers, ouders en maatschappelijke partners. Dit kan bijvoorbeeld uitwerking krijgen in het delen van middelen of het ontwikkelen van gezamenlijke projecten die gericht zijn op het verbeteren van de onderwijskwaliteit.

Lerend vermogen

Het principe lerend vermogen betreft de aanpassingsvermogen en de groei van de organisatie. Het benadrukt de noodzaak van continue evaluatie, reflectie en verbetering. Besturen en toezichthouders worden uitgenodigd om een kritische kijk te houden op hun eigen werkwijze en open te staan voor veranderingen op basis van nieuwe inzichten.

Integriteit

Het principe integriteit richt zich op de ethiek en het gedrag van bestuurders en toezichthouders. Het benadrukt de noodzaak van transparantie, eerlijk gedrag en het vermijden van belangenverstrengeling. Er is bijvoorbeeld een duidelijk verbod op zakelijke transacties tussen onderwijsorganisaties en bedrijven waarin bestuurders of toezichthouders belangen hebben. Dit is bedoeld om conflicten van belang te voorkomen en vertrouwen in het onderwijssysteem te waarborgen.

Openheid

Het principe openheid betreft de communicatie en het betrokken houden van betrokken partijen, zoals leerkrachten, ouders en leerlingen. Het benadrukt de noodzaak van transparantie in beslissingen en het actief informeren en betrekken van betrokkenen bij het beleid en het toezicht.

Van vier naar vijf principes: wat verandert?

De overgang van vier naar vijf principes betekent dat de nieuwe code goed bestuur uitgebreidere richtlijnen biedt voor het functioneren van schoolbesturen. Het toevoegen van het principe lerend vermogen is van groot belang, omdat het de nadruk legt op het aanpassingsvermogen en de continuïteit van het onderwijssysteem. Bovendien zijn de principes concreter geformuleerd en uitgewerkt in zogeheten normen, die het gedrag en de afwegingen beschrijven die horen bij goed bestuur en toezicht.

Besturen krijgen ruimte om deze normen zelf in te vullen, maar worden geacht hierover actief verantwoording af te leggen. Sommige normen hebben zelfs de status van lidmaatschapsvoorwaarde gekregen, wat betekent dat het naleven ervan verplicht is voor leden van de PO-Raad en VO-raad.

Wat betekent dit voor schoolbesturen?

Voor schoolbesturen betekent de invoering van deze nieuwe code een evaluatie van bestaande werkwijzen en een herijking van beleidslijnen. Hoewel veel vertrouwde uitgangspunten nog steeds gelden, zijn deze nu explicieter benoemd en steviger verankerd. Dit biedt aanleiding om te kijken naar hoe verantwoordelijkheid wordt verdeeld, hoe samenwerking in de regio wordt benut en hoe verantwoording wordt afgelegd over beleidskeuzes.

Bijvoorbeeld, het principe verantwoording over samenwerking in de regio betekent dat besturen jaarlijks overleg zullen moeten voeren over hun samenwerking met andere scholen en ombouwers. Ook is er een verplichte jaarlijkse bespreking van nevenfuncties en belangenverstrengeling. Deze maatregelen zijn bedoeld om conflicten van belang te voorkomen en het vertrouwen in het onderwijssysteem te vergroten.

Besturen moeten ook rekening houden met de verplichte deelname aan bestuurlijke accreditatie. Dit is een proces waarin de kwaliteit van het bestuur en toezicht wordt geëvalueerd en waarbij verbeteringen kunnen worden aangestuurd. Deze accreditatie is een belangrijke ondersteuning bij het verankeren van het principe lerend vermogen.

Ruimte voor eigen identiteit

Hoewel de code uitgebreidere richtlijnen biedt, geeft hij ook voldoende ruimte voor schoolbesturen om de principes en normen in te vullen op basis van hun eigen identiteit. De VGS benadrukt dat de code niet alleen gericht is op grote schoolbesturen, maar ook éénpitters voldoende ruimte krijgen om bestuur en toezicht op een verantwoorde wijze te vormgeven.

De VGS volgt de invoering van de nieuwe code op de voet en ondersteunt haar leden en klanten bij de implementatie. In de komende periode zal er meer informatie worden gedeeld over de nieuwe code, waaronder details over bestuurlijke accreditatie en andere praktische uitwerkingen.

Eén gezamenlijke code voor PO en VO

Een belangrijke ontwikkeling is dat de code nu geldt voor zowel primair als voortgezet onderwijs. Dit is voor het eerst dat er een gezamenlijke governancecode is voor beide niveaus. De code beschrijft wat goed bestuur en goed toezicht betekent en biedt een normatief kader waarin gedeelde waarden en principes centraal staan. Deze aanpak helpt bij het creëren van een uniforme kwaliteit van onderwijs en een duidelijke richting in het beleid.

Conclusie

De nieuwe governancecode voor funderend onderwijs introduceert vijf kernprincipes die het fundament vormen voor goed bestuur en toezicht. Deze principes – verantwoordelijkheid, verbinding, lerend vermogen, integriteit en openheid – bieden een duidelijk kader voor schoolbesturen en toezichthouders om hun werk op een verantwoorde en transparante manier te doen. De code biedt niet alleen richtlijnen, maar ook concrete normen die in de praktijk worden toegepast.

De invoering van deze code betekent een evaluatie van bestaande werkwijzen en een herijking van beleidslijnen. Het benadrukt de noodzaak van samenwerking, ethiek, transparantie en continue verbetering. Bovendien geeft de code voldoende ruimte voor schoolbesturen om de principes en normen in te vullen op basis van hun eigen identiteit.

Met de implementatie van deze nieuwe code wordt er een duidelijke richting gegeven aan het onderwijssysteem, met het oog op kwaliteit, verantwoording en het vertrouwen van betrokken partijen. Het is een stap in de richting van een verantwoord en transparant onderwijssysteem dat gericht is op de toekomst.

Bronnen

  1. Nieuwe governancecode funderend onderwijs vastgesteld: vijf principes centraal

Related Posts