Dwarsprofiel van wegen: Opbouw, fundering en uitvoeringsrichtlijnen
Het dwarsprofiel van een weg speelt een centrale rol in het wegontwerp en heeft directe invloed op de verkeersveiligheid, herkenbaarheid en duurzaamheid van een weg. Het dwarsprofiel bepaalt hoe een weg in dwarsrichting is opgebouwd en welke elementen in het ontwerp zijn verwerkt. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de componenten van een standaarddwarsprofiel, de rol van de fundering en de uitvoeringsrichtlijnen die van toepassing zijn op aanvullingen en verdichting. De informatie is gebaseerd op officiële documenten en richtlijnen die betrekking hebben op weg- en funderingswerkzaamheden.
Opbouw van het dwarsprofiel
Het dwarsprofiel van een weg bestaat uit verschillende ontwerpelementen. Deze elementen variëren afhankelijk van de wegcategorie en de lokaal geldende normen. De volgende onderdelen vormen de kern van een standaarddwarsprofiel:
- Buitenberm: De buitenberm is de randzone van de weg die buiten het rijoppervlak ligt. Deze functie kan onder andere dienen als vlucht- of bergingszone.
- Redresseerstrook: Deze strook dient voor het herstellen van de rijrichting, bijvoorbeeld in geval van slippad.
- Kantstreep: De kantstreep vormt de scheidingslijn tussen het rijoppervlak en de buitenberm.
- Rijstrook: De hoofdelementen van een weg zijn de rijbanen, die worden samengevoegd tot een of meerdere rijstroken.
- Scheidingsstreep: Bij meerdere rijrichtingen kan een scheidingsstreep de verkeersstromen van elkaar onderscheiden.
- Rijrichtingscheiding: Deze functie zorgt voor een duidelijke scheidingslijn tussen tegenlappende rijbanen.
Naast deze elementen zijn er ook veiligheidszones die een rol spelen in het dwarsprofiel:
- Vlucht- en bergingszone: Gebied waar voertuigen kunnen parkeer of vluchten in noodsituaties.
- Beplantingsvrije zone: Gebied waar geen beplanting is toegestaan om ruimte te maken voor onderhoud en veiligheid.
- Obstakelvrije zone: Gebied waar geen obstakels zijn toegestaan, zoals bermen of beplanting.
- Rijrichtingscheiding: Functie om verkeersstromen te scheiden, bijvoorbeeld met een berm of scherm.
De opbouw van het dwarsprofiel is sterk afhankelijk van de wegcategorie. Wegen met een hogere functie, zoals snelwegen, hebben meestal bredere bermen en ruimere veiligheidszones dan lokaal verkeer wegen. Daarnaast zijn er ook bijzondere dwarsprofielen, zoals het hangend profiel, waarbij het oppervlak van de verharding in één richting afloopt. Dit kan van invloed zijn op het waterafvoerproces en het rijcomfort.
Fundering en verdichting van aanvullingen
Een goede fundering is essentieel voor de duurzaamheid en stabiliteit van een weg. Bij werkzaamheden aan de fundering en aanvullingen zijn diverse richtlijnen van toepassing, zoals beschreven in de lokale regelgeving. De verdichting van aanvullingen moet zorgvuldig worden uitgevoerd om de oorspronkelijke dichtheid en stabiliteit van de ondergrond zo nauwkeurig mogelijk te benaderen.
De verdichting van grond in beplantingsvakken of onder gras mag bijvoorbeeld een conuswaarde van maximaal 2,0 N/mm² niet overschrijden. Daarnaast moet er geen verkneding of structuurbederf optreden bij de verdichting van grond in deze zones. Voor teelaarde is bovendien vermeld dat deze niet moet worden verdicht.
Aanvullingen moeten in lagen worden uitgevoerd en per laag wordt een minimumsondeerwaarde gesteld. De vereisten voor verdichting zijn afhankelijk van de locatie van de aanvulling:
- Onder trottoirs en inritten: minimaal 4 N/mm²
- Onder open bestrating van rijwegen en parkeerstroken: minimaal 4 N/mm²
- In plantsoenpaden en bermen: minimaal 1,5 N/mm²
De verdichting moet met een continueregistrerend sondeerapparaat (penetograaf) worden gecontroleerd. Het meetbereik van het sondeerapparaat dient ten minste 5 N/mm² te bedragen en het dieptebereik ten minste 0,80 meter. Bij (tussentijdse) oplevering dient de aannemer de geregistreerde waarden van het sondeerapparaat aan de coördinator over te handigen.
Uitvoeringsrichtlijnen en veiligheid
Bij het uitvoeren van wegwerkzaamheden gelden ook richtlijnen met betrekking tot de veiligheid en de juiste ligging van kabels en leidingen. In het kader van het standaardprofiel moeten nieuwe kabels en leidingen worden gelegd in de omgekeerde volgorde van het standaardprofiel, gemeten vanaf de kant van de wegverharding.
De minimale streefmaten voor de afstand van nieuwe transportgasleidingen en middenspanningskabels tot objecten zijn als volgt:
Object | Transportgasleidingen | Middenspanningskabels |
---|---|---|
Gevels / Perceelsgrens | 2,00 m | 1,00 m |
Bomen | 2,00 m | 1,00 m |
Struiken | 2,00 m | 1,00 m |
Voor laagspanningskabels geldt een minimale streefmaat van 0,90 meter tot gevels. De juiste ligging van kabels en leidingen dient te worden bepaald in overleg met de gemeente en eventuele overige aanbieders. In sommige gevallen is het nodig om proefsleuven te graven om de juiste diepte en ligging van bestaande leidingen te bepalen.
Verdichting en aanvullingsmateriaal
Aanvullingen moeten altijd laagsgewijs worden verdicht. De verdichting dient zodanig te geschieden dat de oorspronkelijke dichtheid, voorafgaande aan het ontgraven, zo goed mogelijk wordt benaderd. De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichten niet meer dan 3% afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid.
Voor zand in aanvullingen onder verhardingen zijn er specifieke eisen:
- Voor rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en rijbanen op klei ondergrond dient de verdichtinggraad minimaal 98% te zijn.
- Voor rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op klei ondergrond dient de verdichtinggraad minimaal 97% te zijn.
- Voor voet- en fietspaden op veenondergrond dient de verdichtinggraad minimaal 96% te zijn.
Bij het gebruik van zand in aanvullingen kan het nutsbedrijf in sommige gevallen zand leveren of overblijvende grond afvoeren. Wanneer blijkt dat de uitkomende grond niet geschikt is voor aanvulling, kan het nutsbedrijf niet zonder overleg worden verplicht om andere grond te leveren, tenzij dit alsnog wordt overeengekomen of afzonderlijk wordt verrekend.
Bemaling en afvoer
Wanneer het grondwater moet worden onttrokken, dient dit op voorhand met de gemeente worden geregeld. Als bemalingwater op het gemeentelijk rioolstelsel moet worden geloosd, dient dit te worden gemeld aan het Waterschap Brabantse Delta of een ander relevante waterschap.
Bij de uitvoering van werkzaamheden dient het materiaal en materieel in goede staat te verkeren en vrij te zijn van graffiti. De aannemer dient voorzieningen te treffen in het kader van bereikbaarheid en overlast. Daarnaast dient hij maatregelen te treffen voor de vuilophaaldienst voor burgers of bedrijven die door de werkzaamheden beïnvloed worden.
Conclusie
Het dwarsprofiel van een weg speelt een essentiële rol in het wegontwerp en heeft directe gevolgen voor de verkeersveiligheid en de duurzaamheid van de weg. De opbouw van het dwarsprofiel, inclusief fundering en verdichting van aanvullingen, moet volgens de geldende richtlijnen worden uitgevoerd. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in lokale regelgeving en technische bepalingen die het gebruik van kabels, leidingen, en materiaal bepalen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met veiligheidszones en minimale streefmaten. De juiste verdichting, gebruik van materialen en samenwerking met betrokken partijen zijn essentieel voor een succesvolle uitvoering.
Bronnen
Related Posts
-
Funderingstechnieken voor Stedelijke en Gevoelige Locaties: Trillingsvrij, Duurzaam en Effectief
-
Fundering en historische betekenis van de baak in Wijk aan Zee
-
Soorten en functies van funderingen in de asfaltconstructie
-
Fundering van asfaltfietspaden: oplossingen voor duurzaamheid, onderhoudsarmheid en worteldruk
-
Fundering in de architectuur: basisprincipes, typen en toepassingen
-
Fundering ankers: Belangrijke technieken en toepassingen in de bouw
-
Verschillende funderingstechnieken met ankerplaten en ankers in de industriebouw
-
Fundering in 3D-animaties: Visuele toelichting van constructieve detailoplossingen