Hemelwaterafvoer in de bebouwde omgeving: regels, toestemmingsvrij stukken en milieubescherming

Inleiding

In de bebouwde omgeving speelt het afvoeren van hemelwater een centrale rol bij het beheer van het oppervlaktewater, de waterveiligheid en de bescherming van het milieu. De waterschapsverordening, zoals beschreven in de bronnen, bevat uitgebreide regels over de aanleg, vervanging en verwijdering van uitstroomvoorzieningen voor hemelwater. Deze voorzieningen moeten zorgvuldig worden ontworpen en aangelegd om negatieve effecten op het watersysteem en de omgeving te voorkomen.

In dit artikel behandelen we de belangrijkste regelgeving rondom het afvoeren van hemelwater in de bebouwde kom en daarbuiten. We belichten de toestemmingsvrije stukken, de verplichte documentatie bij een aanvraag, de rol van de beheerder in het voorkomen van verontreiniging, en de specifieke bepalingen voor wegen en kunstwerken. Het artikel is gericht op bouwprofessionals, woningeigenaren en andere betrokken partijen die willen weten hoe ze hun projecten conform de wet kunnen uitvoeren.

Regels voor het afvoeren van hemelwater

1. Aanleg van uitstroomvoorzieningen

Het aanleggen van een uitstroomvoorziening voor het versneld afvoeren van hemelwater is onderworpen aan bepaalde regels, afhankelijk van de locatie en omvang van het verhard of bebouwde oppervlak. Het doel van deze regels is om negatieve gevolgen voor het watersysteem en de waterveiligheid te voorkomen. In het kader van de waterschapsverordening worden bepaalde situaties als toestemmingsvrij aangemerkt.

2. Toestemmingsvrije stukken

Er zijn specifieke stukken waarvoor geen toestemming van het waterschap is vereist, zolang bepaalde voorwaarden zijn voldaan:

  • Buiten de bebouwde kom: Het aanleggen van een uitstroomvoorziening is toestemmingsvrij als het verhard of bebouwde oppervlak buiten de bebouwde kom ligt en kleiner is dan of gelijk aan 1.500 vierkante meter (m²).

  • Herbelegde oppervlakken: Als een oppervlak al eerder verhard of bebouwd is geweest en binnen een periode van maximaal 1.826 dagen opnieuw verhard of bebouwd wordt, is het aanleggen van een uitstroomvoorziening ook toestemmingsvrij.

Deze regels zijn bedoeld om de administratieve lasten te verminderen voor kleine projecten die weinig invloed hebben op het watersysteem.

3. Uitstroom naar oppervlaktewaterlichamen

Het afvoeren van hemelwater naar oppervlaktewaterlichamen is onderworpen aan bepaalde voorwaarden, afhankelijk van de locatie van het project:

  • Binnen de bebouwde kom: Bij huishoudelijk afvalwater dat binnen een bebouwde kom wordt geloosd, moet de vervuilingswaarde kleiner zijn dan 2.000 inwonerequivalenten, en de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk moet binnen bepaalde grenzen blijven.

  • Buiten de bebouwde kom: Het lozen van hemelwater buiten de bebouwde kom kan onder bepaalde voorwaarden gebeuren, mits het niet in conflict is met andere watersystemen of beheermaatregelen.

4. Verharding en het bergend vermogen van het watersysteem

Het verharden van oppervlakken heeft directe gevolgen voor het afstromen van hemelwater. Verhardingen zoals daken, asfalt en beton zorgen ervoor dat het water sneller de gracht of sloot bereikt. Dit kan het bergend vermogen van het watersysteem negatief beïnvloeden. Om dit te compenseren, wordt vaak geadviseerd om extra oppervlaktewaterlichamen te creëren of bestaande sloten uit te breiden.

Voor verhardingen van minder dan 1.500 m² buiten de bebouwde kom is de invloed op het bergend vermogen van het watersysteem meestal beperkt. Hierdoor geldt voor dergelijke projecten vaak een ruimere vrijstelling.

Aanvraag voor een omgevingsvergunning

Als een uitstroomvoorziening niet toestemmingsvrij is, is het noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen. Deze vergunning vereist een aantal gegevens en documenten die de aanvraag goed onderbouwen. De belangrijkste vereisten zijn:

  • Doel van de activiteit: Het doel moet duidelijk worden gesteld in de aanvraag, bijvoorbeeld het versneld afvoeren van hemelwater om wateroverlast te voorkomen.

  • Onderbouwing van de noodzaak: De aanvraag moet aantonen dat de uitstroomvoorziening noodzakelijk is en waarom alternatieven niet voldoen.

  • Coördinaten van de locatie: De locatie van het project moet worden aangegeven in het Stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD-coördinaten).

  • Constructietekeningen en berekeningen: De aanvraag moet constructietekeningen bevatten die de bestaande situatie en de toekomstige situatie tonen. Bovendien moeten berekeningen worden opgenomen die aantonen dat de uitstroomvoorziening voldoet aan de regelgeving en veiligheidseisen.

Deze documentatie helpt het waterschap om de impact van het project te beoordelen en te beslissen of de uitstroomvoorziening kan worden toegestaan.

Rol van de beheerder in het voorkomen van verontreiniging

De beheerder van een terrein of oppervlak waarop hemelwater wordt afgevoerd, draagt een verantwoordelijkheid om verontreiniging te voorkomen. Deze verantwoordelijkheid is gecodeerd in artikel 2.2 van de Wet milieubeheer, ook wel bekend als de zorgplicht. De beheerder moet voorzorgsmaatregelen nemen om te zorgen dat het hemelwater niet verontreinigd raakt en het milieu niet negatief wordt beïnvloed.

Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn:

  • Het schoonhouden van het terrein om afval en vuil te voorkomen.
  • Het verhinderen van contact tussen hemelwater en milieugevaarlijke stoffen.
  • Het kiezen van materialen die niet leiden tot uitloging van schadelijke stoffen in het water.
  • Het beperken van onnodige verontreiniging bij onkruidbestrijding.

In de waterschapsverordening is ervoor gekozen om deze maatregelen niet in concrete voorschriften te vertalen, maar te vertrouwen op de zorgplicht van de beheerder.

Specifieke bepalingen voor wegen en kunstwerken

1. Verharde wegen buiten de bebouwde kom

Voor projecten rondom verharde wegen buiten de bebouwde kom, zoals rijkswegen en provinciale wegen, gelden extra bepalingen. Het afvloeiend hemelwater van deze wegen kan enkel op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam worden geloosd als het lozen op een aangewezen waterlichaam of in een schoonwaterriool niet redelijkerwijs mogelijk is. In dergelijke gevallen moet het water via een deugdelijke zuiveringsvoorziening worden geloosd.

2. Tijdsvoorschriften voor aanvragen

Bij het aanleggen of verbouwen van wegen en kunstwerken zijn er tijdsvoorschriften voor het verstrekken van gegevens aan het waterschap:

  • Aanleg: Minstens zes maanden voor de geplande aanleg van wegen en kunstwerken, buiten de bebouwde kom, moeten de benodigde gegevens en documenten aan het waterschap worden verstrekt.

  • Reconstructie of wijziging: Ook bij reconstructies of ingrijpende wijzigingen van wegen en kunstwerken is minstens zes maanden voorafgaand aan de veranderingen, het verstrekken van gewijzigde gegevens en documenten aan het waterschap verplicht.

Deze tijdsvoorschriften geven het waterschap voldoende tijd om het project te beoordelen en eventuele voorwaarden of verbindingen te stellen.

Het afvoeren van huishoudelijk afvalwater

Het lozen van huishoudelijk afvalwater naar oppervlaktewaterlichamen is onderworpen aan een aantal eisen, vooral met het oog op de voorkoming van verontreiniging. In het kader van de waterschapsverordening wordt huishoudelijk afvalwater alleen toegestaan als:

  • Het lozen plaatsvindt buiten de bebouwde kom, of
  • Het binnen de bebouwde kom gebeurt, maar dan moet het stedelijk afvalwater dat geloosd wordt, een vervuilingswaarde hebben van minder dan 2.000 inwonerequivalenten.
  • Bovendien moet de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk binnen bepaalde grenzen blijven.

Deze regels zijn bedoeld om het milieu te beschermen en te zorgen dat afvalwater niet onvoldoende wordt behandeld.

Uitstroomvoorzieningen in waterkeringsgebieden

Het aanleggen van een uitstroomvoorziening in een waterkering is meestal ongewenst, omdat dit de constructie van de kering en de veiligheid van het achterliggende gebied kan negatief beïnvloeden. Daarom is het noodzakelijk om een specifieke toetsing uit te voeren voor dergelijke projecten. De uitstroomvoorziening moet zorgvuldig worden ontworpen en geïntegreerd in de bestaande kering om de waterveiligheid niet in gevaar te brengen.

Conclusie

Het afvoeren van hemelwater is een essentieel onderdeel van het beheer van het oppervlaktewater en de waterveiligheid. De waterschapsverordening stelt duidelijke regels op voor het aanleggen, vervangen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen, afhankelijk van de locatie, omvang en doel van het project. Voor kleine projecten binnen bepaalde grenzen zijn toestemmingsvrije stukken mogelijk, waardoor de administratieve lasten worden verminderd. Voor grotere projecten is het noodzakelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen, waarbij uitgebreide documentatie moet worden verstrekt.

De beheerder van het project draagt verantwoordelijkheid voor het voorkomen van verontreiniging van het hemelwater. Deze verantwoordelijkheid is gecodeerd in de zorgplicht en maakt het belangrijk om voorzorgsmaatregelen te nemen. Bovendien zijn er specifieke regels voor het lozen van water van wegen en kunstwerken, evenals voor huishoudelijk afvalwater.

Bij het aanleggen van uitstroomvoorzieningen in waterkeringsgebieden is extra zorgvuldigheid nodig, omdat dit de veiligheid van het achterliggende gebied kan ondermijnen. In dergelijke gevallen is een uitgebreide toetsing vereist.

In het kader van bouwprojecten en verbouwingen is het dus essentieel om de regelgeving rondom hemelwaterafvoer goed te kennen en te volgen. Dit zorgt voor een veilige, duurzame en milieuvriendelijke aanpak van waterafvoer in de bebouwde omgeving.

Bronnen

  1. Lokale regelgeving - CVDR705929
  2. Lokale regelgeving - CVDR705929/2

Related Posts