Laadruimte Afwerking: Richtlijnen en Technische Eisen

Inleiding

Laadruimte afwerking is een cruciaal aspect bij het ontwerp en gebruik van bestelwagens en pick-ups. De correcte afwerking van een laadruimte beïnvloedt niet alleen de functionele toepassing van het voertuig, maar ook juridische eisen, fiscale status, en het vervoer van goederen. In Nederland zijn diverse richtlijnen en voorschriften van toepassing, die worden gereguleerd door onder andere de Wet op de belasting op productie en diensten (BPM) en de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW).

In dit artikel worden de technische eisen, toegestane afwerkingen, en juridische voorwaarden behandeld die betrekking hebben op de afwerking van laadruimtes. De nadruk ligt op de vlakheid van de laadvloer, het gebruik van ondoorzichtige panelen, de toegestane constructies bij soft-top voertuigen, en de verhoudingsregels zoals de 40%-norm en 50%-norm. Bovendien wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor het aanpassen van de laadruimte, zoals het inpassen van specifieke constructies en het gebruik van lichtgewicht vloerplaten.

Technische Eisen voor Laadruimte Afwerking

Vlakke Laadvloer

Een van de fundamentele eisen voor een laadruimte is de aanwezigheid van een vlakke laadvloer, die over de gehele breedte en lengte van de laadruimte moet zijn aangebracht, met uitzondering van eventuele wielkasten. De vlakheid dient ervoor te zorgen dat goederen veilig en efficiënt kunnen worden vervoerd.

Profilering van de laadvloer is toegestaan, bijvoorbeeld ter vergroting van de stevigheid. Dit betekent dat kleine veranderingen in de oppervlakte van de vloer, zoals ribbeling of verstevigingslijsten, niet tegenweren. De aanwezigheid van gordelbevestigingspunten in de laadruimte is echter niet toegestaan, omdat dit aangeeft dat het voertuig is ingericht voor het vervoer van personen. In dat geval kan het voertuig niet langer als bestelauto worden aangemerkt en wordt het onderworpen aan belasting op productie en diensten (BPM).

Vaste Wand en 40%-Norm

Een belangrijke eis is dat de laadruimte voor minstens 40% van de lengte moet zijn geplaatst voor het hart van de achterste as. Deze regel, bekend als de 40%-norm, is van toepassing om te bepalen of een voertuig als bestelauto of personenauto wordt aangemerkt.

Bij bepaalde typen pick-ups is de laadruimte zo lang dat de fabrieksversie niet aan deze voorwaarde voldoet. In dat geval is het toegestaan om de laadruimte te inkorten, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een verdikte achterklep, mits de aanpassing functioneel en permanent is. Als de achterwand van de cabine van een pick-up wordt verplaatst naar voren om aan de 40%-eis te voldoen, kan dit leiden tot situaties waarin het fiscale blok niet langer in de laadruimte past. Dit is echter geen reden om de aanpassing af te wijzen, omdat de hoogte van de laadruimte fiscaal gezien geen rol speelt.

50%-Norm en Inrichting

Als in de laadruimte zitplaatsen of voorzieningen voor personen zijn aangebracht, geldt de 50%-norm. Dit houdt in dat 50% van de laadruimte moet worden gebruikt voor het vervoer van personen, en de andere 50% voor het vervoer van goederen of dieren. In dit geval moet er sprake zijn van een fictieve wand die 115 cm achter het achterste punt van het stuurwiel is geplaatst. Dit is een rechtspraakgebaseerde regel die wordt toegepast bij bestuursrechtspraak (Hoge Raad, 2000).

Als het gedeelte van de laadruimte dat is ingericht voor het vervoer van personen niet wordt afgescheiden door een vaste wand, wordt dit gedaan via een fictieve wand. Het gedeelte dat is ingericht voor het vervoer van goederen en dieren mag enkel voorzieningen bevatten die gerelateerd zijn aan het vervoer. Deze regel maakt het mogelijk om multifunctionele voertuigen te bouwen, maar vereist een duidelijke scheiding tussen de bestemmingen.

Toegestane Constructies en Afwerkingen

Zijruiten en Ondoorzichtige Panelen

In een laadruimte die is voorzien van meer dan één zijruit aan de rechterzijde, moeten deze overige ruiten geheel worden verwijderd en vervangen door panelen van ondoorzichtig materiaal. Deze panelen mogen niet geheel of gedeeltelijk uit glas bestaan. Ze moeten op onverbrekelijke wijze direct aan de carrosserie worden vastgelast of vastgelijmd, bijvoorbeeld met speciale carrosserielijm. Het gebruik van popnagels, schroeven, klemmen, bouten en moeren is niet toegestaan, omdat dit niet voldoet aan de eis van een permanente verbinding.

Als het paneel op onverbrekelijke wijze aan de carrosserie is vastgelast of vastgelijmd, ontmoet het geen bezwaar als een deel van het raamrubber aanwezig blijft voor de afwerking van de las- of lijmconstructie. Dit betekent dat het niet nodig is om het raamrubber volledig te verwijderen, mits de constructie voldoet aan de eisen van permanente bevestiging.

Soft-Top Constructies

Bij motorrijtuigen met een zogenoemde soft-top mag het materiaal dat de eventueel aanwezige zijruiten vervangt aan de overkapping van de laadruimte worden vastgelijmd of vastgestikt. Het volstaat dus niet om bijvoorbeeld een constructie met klittenband te gebruiken. Dit betekent dat de bevestiging van de zijruiten of hun vervanging moet voldoen aan de eisen van permanente, vaste bevestiging.

Overkappingen en Huifconstructies

Van overkapping zoals hiervoor bedoeld is geen sprake als de open laadbak van een pick-up wordt afgedekt met een dekzeil of een plat polyester deksel dat dient ter bescherming van de lading en/of de laadbak. Het is dan nog steeds een motorrijtuig met open laadbak, en niet een gesloten laadruimte. Het kan worden beoordeeld aan de hand van de constructie (eenvoudige buizen huifconstructie) en het materiaal (zeildoek). Steeds zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld of er door het aanbrengen van de overkapping een dichte laadruimte is ontstaan.

In een rechtspraak van de Hoge Raad (1997) werd bepaald dat de plaatsing van een huif op een open laadbak, in combinatie met een eenvoudige constructie, de situatie van een open laadbak niet verandert. Dit betekent dat de huif niet leidt tot een wijziging in de fiscale status van het voertuig, mits de constructie eenvoudig is en gemakkelijk te verwijderen is.

Aanpassingen aan de Laadruimte

Inpassen van Specifieke Constructies

Voertuigen kunnen worden aangepast aan specifieke wensen van de klant, zoals het inpassen van vliegtuigrails, montage voor inrichting, of het gebruik van andere materialen. Deze aanpassingen zijn toegestaan zolang ze functioneel en permanent zijn. In het kader van aanpassingen moet rekening worden gehouden met de technische eisen, zoals de 40%-norm en vlakheid van de laadvloer.

Lichtgewicht Vloerplaten

Een nieuwe ontwikkeling in het veld is het gebruik van lichtgewicht vloerplaten. Door gebruik te maken van een lichtere houtsoort, met een hoogwaardige toplaag, kan tot 40% gewicht bespaard worden. Deze vloerplaten zijn bijzonder geschikt voor toepassingen waar een hoog laadvermogen belangrijk is, zoals in elektrische bedrijfswagens.

Naast het gewichtsvoordeel bieden deze vloerplaten ook functionele voordelen. Ze worden standaard voorzien van verdiepte sjorogen en de vloer bij de instap is schuin gefreesd zodat lading niet tegen de zijkant van de vloer stoot. Daarnaast worden de randen afgelakt in de kleur van de vloer voor een mooie afwerking. Optioneel is het mogelijk om de instap bij schuif- en/ of achterdeuren met een aluminium beschermstrip af te werken.

Juridische en Fiscale Aanvullingen

Vaststellen van de Laadruimte Afmetingen

Bij het bepalen van de afmetingen van de laadruimte kunnen bepaalde elementen, zoals binnenbekleding, hemelbekleding, isolatiemateriaal, gastank en rolbar, volledig buiten beschouwing worden gelaten. De vlakheid en de plaatsing van de laadruimte zijn echter essentieel.

Voor het bepalen van de afmetingen van de laadruimte geldt dat de vaste wand niet geheel vlak hoeft te zijn. In dergelijke gevallen wordt verwezen naar paragraaf 3.7.6, waarin de meetmethoden voor de hoogte en lengte van de laadruimte worden beschreven.

Vloerverlaging en Constructie-Technische Beperkingen

Een vloerverlaging is slechts toegestaan als deze functioneel en permanent is. Wanneer het gedeelte van de laadruimte om constructie-technische redenen niet over de gehele breedte kan worden verlaagd, is er geen sprake van een functionele vloerverlaging, en kan het voertuig dus niet worden aangepast via deze methode.

De aanwezigheid van een laadruimte die volledig is voorzien van een vlakke laadvloer is een vereiste om het voertuig als bestelauto te kunnen aangemerken. Als er in de laadruimte vaste zitplaatsen of andere voorzieningen voor personen zijn aangebracht, is er geen sprake meer van een vlakke laadvloer en kan het voertuig niet langer als bestelauto worden aangemerkt.

Praktische Toepassingen en Aanpassingen

Specificaties en Aanvullende Constructies

Aanpassingen aan de laadruimte kunnen op maat worden gemaakt, afhankelijk van de wensen van de klant. Dit kan bijvoorbeeld het inpassen van vliegtuigrails zijn, die worden gebruikt voor het vervoer van zware en grote materialen. Ook is het mogelijk om vaste montagevoorzieningen in te bouwen voor inrichting of specifieke toepassingen. Deze aanpassingen moeten permanent en functioneel zijn, zodat ze aan de eisen van de RDW voldoen.

Aanpassingen aan het Ontwerp

Een belangrijk aspect bij aanpassingen is het ontwerp van de laadruimte. Bijvoorbeeld het inkorten van de laadruimte via een verdikte achterklep of het verplaatsen van de achterwand van de cabine zijn toegestaan, mits ze aan de 40%-norm voldoen. Deze aanpassingen kunnen helpen om het voertuig fiscaal gunstiger te maken, door het te houden binnen de categorie bestelauto.

Aanpassing aan Specifieke Bedrijfsbehoeften

In sommige gevallen zijn voertuigen aangepast aan specifieke bedrijfsbehoeften. Bijvoorbeeld het inpassen van douche- of toiletinstallaties in de laadruimte. In dergelijke gevallen wordt het gedeelte van de laadruimte dat is ingericht voor het verblijf van personen gerekend tot het 50%-gedeelte van de laadruimte. Het andere gedeelte, bestemd voor het vervoer van goederen, mag dan niet worden gebruikt voor het vervoer van personen.

Conclusie

De afwerking van een laadruimte is een complex onderwerp dat zowel technische als juridische aspecten omvat. De aanwezigheid van een vlakke laadvloer, de toepassing van de 40%-norm, en het gebruik van ondoorzichtige panelen of vaste bevestigingen zijn cruciale elementen bij het aangiften van een voertuig als bestelauto. Aanpassingen zoals het inkorten van de laadruimte, het verplaatsen van de achterwand, of het inpassen van specifieke constructies kunnen helpen om aan de eisen te voldoen en het voertuig functioneel aan te passen aan de behoeften van de gebruiker.

Het is belangrijk om bij elke aanpassing te controleren of deze voldoet aan de technische en fiscale eisen zoals beschreven in de regelgeving. Aanpassingen die niet voldoen aan deze eisen kunnen leiden tot belastingaanslagen of registratieproblemen bij de RDW. Daarnaast kan het gebruik van lichtgewicht vloerplaten of constructies zoals vliegtuigrails bijdragen aan een efficiënter gebruik van de laadruimte en het vergroten van het laadvermogen.

Door de richtlijnen en eisen goed te begrijpen en toe te passen, kunnen zowel particulieren als bedrijven ervoor zorgen dat hun voertuigen zowel functioneel als juridisch in orde zijn.

Bronnen

  1. Wet op de belasting op productie en diensten (BPM)
  2. Motexion - Nieuwe lichtgewicht vloerplaten

Related Posts