Secundair onderwijs en bouwtechnische voorzieningen: Aanpassingen en uitbreidingen in onderwijsgebouwen
Inleiding
Secundair onderwijs speelt een cruciale rol in de opleidingsstructuur van het Nederlandse onderwijssysteem. Het secundair beroepsonderwijs (mbo) richt zich op het opbouwen van praktijkgerichte vaardigheden via twee leerwegen: de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) en de beroepsopleidende leerweg (bol). Deze opleidingen zijn geïntegreerd in een landelijke kwalificatiestructuur en bieden leerlingen gelijke kansen op verdere opleiding. Binnen het mbo zijn verschillende opleidingenniveaus aanwezig, variërend van entreeopleidingen tot middenkaderopleidingen.
Ondertijd zijn onderwijsgebouwen echter niet volledig geschikt voor alle leerwegen of doelgroepen, en is een aanpassing of uitbreiding noodzakelijk. Dit is met name het geval bij speciale scholen voor basisonderwijs (sbo), waar kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten, maar waar de bouwkundige voorzieningen niet afgestemd zijn op deze groep. In dergelijke gevallen is het nodig om een speellokaal of andere specifieke ruimtes aan te brengen of te ontwerpen. Ook kunnen leegstaande ruimtes binnen een schoolgebouw herbestemd of gerenoveerd worden, afhankelijk van de behoefte en de geldende regelgeving.
In dit artikel bespreken we de bouwkundige voorwaarden en aanpassingen die kunnen nodig zijn bij het afwerken van secundair onderwijs, met een focus op de praktijkgerichte en bouwkundige aspecten. We richten ons op de vereisten bij het opstellen van een onderwijsgebouw dat zowel functioneel als veilig is, en op de financiële aspecten die hierbij een rol spelen. Aan de hand van de beschikbare informatie worden mogelijke oplossingen en aanbevelingen gegeven, gericht op zowel onderwijspartijen als bouwprofessionals.
Secundair onderwijs: Opleidingen en leerwegen
Het secundair beroepsonderwijs (mbo) biedt vijf verschillende opleidingen, die elk gericht zijn op een specifiek niveau van kwalificatie:
Entreeopleiding (1 jaar; kwalificatieniveau 1): Deze opleiding is bedoeld voor leerlingen die een eenvoudige werkzaamheid leren uitvoeren onder toezicht. Het is een startpunt voor verdere opleidingen en heeft als doel om basiskwalificaties op te bouwen.
Basisberoepsopleiding (2 jaar; kwalificatieniveau 2): Leerlingen leren uitvoerend werk te verrichten en zijn verantwoordelijk voor hun eigen takenpakket. Deze opleiding is bedoeld voor wie op zoek zijn naar een basisberoepsopleiding in een specifieke sector.
Vakopleiding (3 jaar; kwalificatieniveau 3): Deze opleiding bereidt leerlingen voor op een vakgerichte functie in de praktijk. Leerlingen leren autonoom te werken en oplossingen te bedenken voor dagelijkse problemen in hun vakgebied.
Middenkaderopleiding (3 of 4 jaar; kwalificatieniveau 4): Deze opleiding is bedoeld voor leerlingen die op kaderniveau werken. Hierbij wordt meer aandacht besteed aan begeleiding, organisatie en het samenwerken met collega’s en leerlingen.
Specialistenopleiding (1 jaar na een relevante vakopleiding; kwalificatieniveau 4): Deze opleiding is een verdieping van een bestaande vakopleiding en richt zich op het opbouwen van specialistische kennis in een specifiek vakgebied.
De opleidingen zijn toegankelijk voor leerlingen die voldoen aan bepaalde instroom-eisen. Zo is bijvoorbeeld een entreeopleiding toegankelijk zonder voorafgaande opleiding, terwijl een basisberoepsopleiding minimaal een vmbo-diploma vereist. Onderwijsinstellingen zijn verplicht om leerlingen gelijke kansen te bieden, ongeacht de leerweg die gekozen wordt: bbl of bol.
De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is gericht op de opleiding in een leerbedrijf, waarbij minstens 60 procent van de leerlingentijd in een bedrijfsomgeving wordt doorgebracht. De beroepsopleidende leerweg (bol) biedt een variatie van 20 tot 60 procent praktijkgerichte opleiding in bedrijven. Deze leerwegen zijn ontworpen om leerlingen in de praktijk te leren werken en ervaring op te doen in de sector waarin zij zich opleiden.
Bouwkundige eisen bij secundair onderwijs
Bij de bouw of renovatie van onderwijsgebouwen die zijn bedoeld voor secundair onderwijs, zijn er een aantal fundamentele bouwkundige eisen waaraan moet worden voldaan. Deze eisen zijn grotendeels bepaald door de doelgroep van leerlingen en de aard van de opleidingen. Onderwijsruimtes moeten zowel functioneel zijn voor onderwijsactiviteiten als voldoen aan veiligheidseisen, regelgeving en toekomstige wensen van scholen.
Een belangrijke overweging is de spatiedistributie binnen het gebouw. Voor een mbo-opleiding zijn ruimtes zoals klassen, praktijkruimtes en leerbedrijven essentieel. De grootte en het aantal van deze ruimtes hangt af van de aard van de opleiding. Zo zijn voor een vakopleiding ruimere praktijkruimtes nodig dan voor een entreeopleiding.
Een andere belangrijke factor is toegankelijkheid. Onderwijsgebouwen moeten voldoen aan de toegankelijkheidsrichtlijnen om toegang te garanderen voor leerlingen en medewerkers met een beperking. Dit betreft onder andere de aanwezigheid van rolluiken, doorgangsmogelijkheden, en het ontwerp van trap- en liftsystemen.
Daarnaast zijn er ook specifieke eisen rondom veiligheid en brandveiligheid. Onderwijsgebouwen moeten voldoen aan de regelgeving die betrekking heeft op brandmeldsystemen, nooduitgangen, en brandwerende wanden. Deze eisen zijn van toepassing op zowel nieuwbouw als herbestemming of renovatie.
In het kader van het ontwerp en inrichting van onderwijsruimtes, is het belangrijk om rekening te houden met de specifieke vereisten van de opleidingen. Voor opleidingen met een praktijkcomponent, zoals in de bouw of technische sectoren, zijn bijvoorbeeld extra voorzieningen nodig, zoals speciale luchtkwaliteit, isolatie of specifieke verlichting.
Aanpassingen in onderwijsgebouwen voor jonge kinderen
Een specifieke uitdaging voor onderwijsgebouwen die zijn bedoeld voor kinderen jonger dan zes jaar is het ontbreken van bouwkundige voorzieningen die specifiek zijn afgestemd op deze doelgroep. Dit is met name het geval bij speciale scholen voor basisonderwijs (sbo). In sommige gevallen worden kinderen jonger dan zes jaar toegelaten tot een sbo, maar is het gebouw niet geïntegreerd met voorzieningen zoals een speellokaal, een natte hoek of toegankelijke sanitair voorzieningen.
Een speellokaal is van groot belang bij het onderwijs aan jonge kinderen, aangezien het een essentieel onderdeel is van hun leren en ontwikkeling. Het ontbreken van een speellokaal kan worden opgelost door het inbrengen van een speellokaal via uitbreiding of verbouwing. De noodzaak voor zo’n uitbreiding wordt bepaald door het aantal kinderen jonger dan zes jaar dat op de school wordt opgenomen. In de beschikbare informatie is vermeld dat een speellokaal nodig is wanneer minstens 12 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten.
De bouwkundige voorzieningen die nodig zijn voor jonge kinderen omvatten onder andere:
- Verkleining van sanitair voorzieningen, zoals hoge toiletpotten vervangen door kleiner uitgeruste toiletten;
- De inrichting van een natte hoek in ruimtes die bedoeld zijn voor de jongste kinderen;
- De aanwezigheid van een speellokaal, minimaal van 56 m², en binnen een straal van 300 meter geen medegebruik van een speellokaal van een andere school mogelijk is;
- Bouwkundige integratievoorzieningen, zoals veilige deuren, speelvloeren en veilige hoekafwerkingen.
De kosten voor het inbrengen van deze voorzieningen kunnen aanzienlijk zijn, afhankelijk van de omvang van de aanpassing. In het kader van verantwoord budgetbeheer zijn drempels vastgesteld voor de noodzaak en de maatregelen. In sommige gevallen is het inpandig creëren van een speellokaal duurder dan een uitbreiding, en wordt daarom besloten om de uitbreiding te realiseren.
Leegstand en herbestemming van onderwijsgebouwen
Onderwijsgebouwen kunnen ook in een situatie van leegstand komen, wat betekent dat delen van het gebouw niet worden gebruikt voor het onderwijs of andere doeleinden. In dergelijke gevallen kan overwogen worden om de ruimtes te herbestemmen of aan te passen, zodat ze opnieuw ingezet kunnen worden. De leegstand kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een lesgebouw of een gymnastiekruimte van een school.
De noodzaak voor herbestemming wordt bepaald op basis van een aantal criteria. Eén van de voorwaarden is dat de leegstand zich voordoet wanneer een lesgebouw niet gebruikt wordt in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. Ook kan leegstand voorkomen wanneer een school tekort komt aan huisvestingscapaciteit, bijvoorbeeld als gevolg van een fusie of toename van het aantal leerlingen.
Een concrete situatie waarin herbestemming noodzakelijk is, is wanneer een oliegestookte verwarmingsinstallatie zo slecht is dat vervanging onvermijdelijk is. Ook kan sprake zijn van leegstand in een gymnastiekruimte wanneer deze niet in gebruik is of niet voldoet aan de huidige eisen.
De regelgeving rond leegstand en herbestemming is onder meer bepaald in artikel 30 van een relevante regelgeving, waarin wordt aangegeven dat leegstand optreedt wanneer het aantal bruto-vloeroppervlakte in het gebouw groter is dan nodig is voor de huidige activiteiten. In dergelijke gevallen is het toegestaan om het gebouw aan te passen of te herbestemmen, mits het in overeenstemming is met de geldende regelgeving.
Financiële aspecten van onderwijsgebouwen en uitbreidingen
Bij het ontwerp of de uitbreiding van onderwijsgebouwen spelen ook financiële aspecten een grote rol. Onderwijspartijen kunnen subsidies ontvangen voor de inrichting van een school, de aankoop van meubilair en het uitvoeren van aanpassingen. Deze subsidies worden vaak bepaald op basis van het aantal vierkante meters bruto-vloeroppervlakte en het type opleiding die wordt gegeven.
Voor basisscholen is het basisbedrag dat wordt vergoed voor de inrichting van onderwijsleerpakket en meubilair € 35.845,33, plus € 125,39 per vierkante meter bruto-vloeroppervlakte. Voor speciale scholen voor basisonderwijs (sbo) is het basisbedrag hoger: € 76.050,92, plus € 129,73 per vierkante meter. Dit verschil is te verklaren doordat sbo’s vaak extra bouwkundige en pedagogische voorzieningen nodig hebben.
Bij uitbreidingen wordt de vergoeding bepaald aan de hand van het verschil tussen de investeringsbedragen van de school met en zonder uitbreiding. Dit betekent dat alleen de extra kosten van de uitbreiding worden vergoed. De kosten voor het inrichten van een speellokaal binnen een sbo zijn vastgesteld op € 6.939,99.
Ook aanpassingen van bestaande gebouwen worden vergoed, mits de kosten zijn onderbouwd en in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving. Deze aanpassingen kunnen variëren van kleine veranderingen in de inrichting tot grote bouwkundige verbouwingen.
Samenwerking en medegebruik van ruimtes
In het onderwijssysteem is er ook de mogelijkheid van samenwerking en medegebruik van ruimtes. Dit kan bijvoorbeeld betreffen het gebruik van een gymnastiekaccommodatie die niet in eigen eigendom is, zoals een gemeentelijke faciliteit. Deze vorm van medegebruik is in principe alleen toegestaan binnen schoolgebouwen die reeds in gebruik zijn bij primair en voortgezet onderwijs.
Bij fusies tussen scholen kan er ook sprake zijn van een verandering in de toekenning van middelen en ruimtes. Een belangrijke overweging bij dergelijke fusies is het gebruik van bestaand meubilair en onderwijsleerpakketten. In sommige gevallen is het noodzakelijk om nieuwe inrichting te realiseren om de nieuwe fusiegroep aan te passen.
De terminologie rond medegebruik en samenwerking kan afwijken tussen primair en voortgezet onderwijs, afhankelijk van de wetgeving die van toepassing is. Dit kan leiden tot verschillende aanpakken bij het inrichten en beheren van schoolgebouwen.
Conclusie
Secundair onderwijs speelt een essentiële rol in de opleidingsstructuur van Nederland en vereist zowel pedagogische als bouwkundige aandacht. Het secundair beroepsonderwijs (mbo) biedt verschillende opleidingen, gericht op het opbouwen van praktijkgerichte vaardigheden, en vereist daarom functionele en toegankelijke onderwijsruimtes. In sommige gevallen is het noodzakelijk om bestaande onderwijsgebouwen aan te passen of uit te breiden, met name wanneer het betreft de onderwijsactiviteiten voor jonge kinderen of bij leegstand.
De bouwkundige en financiële aspecten van onderwijsgebouwen zijn nauw verweven met de regelgeving, de doelgroep en de toekomstige plannen van de school. Aanpassingen, zoals het inbrengen van een speellokaal of het herbestemmen van leegstaande ruimtes, moeten zorgvuldig worden geëvalueerd met betrekking tot de nodige kosten en de noodzaak. Ook de samenwerking tussen scholen en de medegebruik van ruimtes kunnen een rol spelen bij het efficiënt gebruiken van middelen en ruimtes.
Voor bouwprofessionals en scholen is het belangrijk om rekening te houden met zowel de pedagogische doelen van het onderwijs als de bouwkundige en regelgevende eisen. Door samen te werken en de beschikbare subsidies en regelgeving goed te benutten, kan er zowel een functioneel als duurzaam onderwijsgebouw worden gerealiseerd.
Bronnen
Related Posts
-
Alternatieve kunststof afwerking voor de deuren van Seat Leon 1P: esthetiek, bescherming en eenvoudige installatie
-
Seat Leon 1P: Opties voor Kunststof Deurafwerking en Vervanging
-
Elektrische Bedrijfswagens en Huisvesting: Functionaliteit, Laadruimte en Technologie voor Bouw en Renovatie
-
SCoubidou Sleutelhangers Afwerken: Materialen, Technieken en Uitbreidingen
-
Scooby Doo Touwtjes Afwerken: Gids voor Materialen, Technieken en Accessoires
-
Nokafwerking voor schuurtjes en tuinhuisjes: Opties, Technieken en Onderhoud
-
Professioneel Afwerken Met Schuurpads: Gids voor Kwaliteit en Toepassing
-
Schuur afwerken met potdeksel: Technieken, materialen en tips voor een duurzame uitstraling