Het meten en afwegen van drijvende bouwwerken in de stad

Inleiding

Het bouwen en wonen op water is een uniek fenomeen in stedelijke omgevingen, met name in steden zoals Amsterdam. Drijvende bouwwerken, zoals woonboten en niet-varende bedrijfsvaartuigen, vormen een belangrijk onderdeel van de fysieke leefomgeving. Omdat deze objecten binnen een gereglementeerde omgeving functioneren, is het meten van hun afmetingen en eigenschappen een essentieel onderdeel van de regulering en toezichtsstrategie. Het paraplubestemmingsplan 'Drijvende Bouwwerken' en de beleidsnotitie 'Meten is weten' bieden uitgebreide richtlijnen voor het meten van deze bouwwerken. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld om zowel juridische eisen als praktische toepassingen in overweging te nemen.

In dit artikel worden de belangrijkste aspecten van het meten van drijvende bouwwerken beschreven, met een nadruk op de hoogte, breedte en lengte. Daarnaast wordt ingegaan op de praktische uitvoering van metingen, inclusief veiligheidsrichtlijnen en administratieve procedures. Uiteindelijk wordt een overzicht gegeven van de beleidsstrategie van de gemeente Amsterdam, inclusief de rol van toezicht en handhaving in het kader van het ‘Aanpak nulmeting woonboten’-project. Het artikel is gericht op bouwprofessionalen, wonen op water en wonen in stedelijke watergebieden, evenals beleidsmakers en toezichthouders die betrokken zijn bij het beheer van drijvende bouwwerken.

Hoogte van drijvende bouwwerken

De hoogte van een drijvend bouwwerk is een belangrijke maatgevende factor bij het bepalen van de toegestane afmetingen. Volgens het paraplubestemmingsplan ‘Drijvende Bouwwerken’, wordt de hoogte gemeten vanaf het waterpeil tot het hoogste punt van het bouwwerk. Hierbij zijn bepaalde ondergeschikte onderdelen, zoals masten, schoorstenen, antennes, mastkoker en gelijksoortige voorzieningen, uitgezonderd. De uitzondering geldt echter alleen als de maximale toegestane bouwhoogte niet met meer dan een meter overschreden wordt. Het is wel belangrijk op te merken dat masten niet onder deze beperking vallen. Dit betekent dat masten, bijvoorbeeld voor elektriciteits- of telecommunicatievoorzieningen, vrijer zijn in hun hoogte dan andere constructies.

Deze richtlijn dient om zowel juridische eisen als praktische toepassingen te ondersteunen. Hoogtebeperkingen zijn nodig om visuele overlast te beperken en om de veiligheid van omgevende watersystemen en bruggen te waarborgen. Bijvoorbeeld, een te hoge constructie kan de doorgang onder bruggen belemmeren of visuele inbreuk veroorzaken op het stadsbeeld. Daarnaast helpt het het behoud van het stads- of dorpsgezicht waarborgen, waarbij drijvende bouwwerken slechts beperkt mogen bijdragen aan de architectonische rijm.

Breedte van drijvende bouwwerken

De breedte van een drijvend bouwwerk wordt bepaald door de afstand gemeten waar de constructie van het bouwwerk het breedst is. Hierbij zijn loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies meegerekend. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals zwaarden, fenders en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend in de breedtemeting. Deze richtlijn dient om de werkelijke afmetingen van het bouwwerk te bepalen, waarbij de hoofdconstructie centraal staat.

De breedtemeting is van groot belang bij het bepalen van de toelaatbaarheid van een bouwwerk binnen een specifieke ligplaats. Bijvoorbeeld, een woonboot met een brede looprand kan qua breedte aanzienlijk groter zijn dan het eigenlijke rompdeel. Het meten van deze breedte is dan ook essentieel voor de beoordeling van de toegestane afmetingen. Daarnaast is de breedte relevant bij het bepalen van de navigatieveiligheid, omdat te brede bouwwerken de bewegingsruimte op het water kunnen belemmeren.

Lengte van drijvende bouwwerken

De lengte van een drijvend bouwwerk wordt gemeten op dezelfde manier als de breedte, namelijk door de afstand te bepalen waar de constructie het langst is. Ook hier zijn loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies meegerekend. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten, worden niet meegerekend in de lengtemeting. Deze richtlijn helpt om de werkelijke afmetingen van het bouwwerk te bepalen, waarbij de hoofdconstructie centraal staat.

De lengtemeting is van groot belang bij het bepalen van de toelaatbaarheid van een bouwwerk binnen een specifieke ligplaats. Bijvoorbeeld, een woonboot met een lange looprand kan qua lengte aanzienlijk groter zijn dan het eigenlijke rompdeel. Het meten van deze lengte is dan ook essentieel voor de beoordeling van de toegestane afmetingen. Daarnaast is de lengte relevant bij het bepalen van de navigatieveiligheid, omdat te lange bouwwerken de bewegingsruimte op het water kunnen belemmeren. Ook bij het transport en eventuele verplaatsing van het bouwwerk zijn de lengtemetingen van belang.

Praktische uitvoering van metingen

Het meten van drijvende bouwwerken is niet alleen een technische uitdaging, maar ook een administratief proces. In de beleidsnotitie ‘Meten is weten’ zijn een aantal richtlijnen opgenomen die duidelijk maken hoe metingen moeten worden uitgevoerd. Allereerst wordt aangeraden om gevaarlijke situaties te vermijden. Bijvoorbeeld bij vriezen kan het oppervlak van de woonboot bevroren zijn, wat het meten van loopranden en andere constructies gevaarlijk maakt. In dergelijke gevallen is het beter om metingen uit te stellen tot de situatie veilig is.

Daarnaast is het belangrijk om een foto te maken van het bouwwerk. Deze foto dient als visuele documentatie van de meetactiviteit en kan worden gebruikt voor administratieve doeleinden. Ook is het verplicht om het meetformulier te gebruiken, waarop alle relevante gegevens worden genoteerd. Het formulier moet altijd het grootste maat worden opgenomen. Bijvoorbeeld, als een woonboot een grote looprand heeft, moet deze worden meegenomen voor de lengte. Het formulier moet ook aangeven hoe groot de loopband is.

Het gebruik van een meetlint is een essentieel onderdeel van de metingen. Als het gebruik van een meetlint niet mogelijk is, moet dit worden vermeld op het formulier. Indien een maat door technische problemen niet goed vast te stellen is, moet dit ook worden gemeld. Dit helpt om mogelijke fouten in de metingen te voorkomen en zorgt voor transparantie in het proces.

Daarnaast is het aanbevolen om een schets van de situatie te maken. Deze schets hoeft niet op schaal te zijn, tenzij er expliciet om wordt gevraagd. De schets moet alle maatgevende punten bevatten en kan helpen bij het beoordelen van de meetresultaten. Tussenmaten moeten altijd worden vermeld op de tekening, zodat de meetresultaten duidelijk en begrijpelijk zijn.

Bij het meten vanaf bruggen is er een specifieke procedure. Het meten begint bij de eerste doorvaartopening vanaf de walkant. Vanaf dit punt wordt de afstand tot de brug gemeten. Deze procedure helpt om de meetresultaten consistent te houden en zorgt voor vergelijkbaarheid tussen verschillende bouwwerken.

Woonboten en het meten van afmetingen

Woonboten zijn een specifieke categorie van drijvende bouwwerken. Bij woonboten zijn de afmetingen, namelijk lengte, breedte en hoogte, van groot belang. Bovendien zijn alle zaken die aan de woonboot vast zitten relevant. Vastzitten betekent hier dat de constructie onverbrekelijk verbonden is met de woonboot via bouten, scharnieren, beugels of starre verbindingsmaterialen. Deze voorzieningen moeten worden meegerekend in de metingen, omdat ze onderdeel vormen van de hoofdconstructie.

De meting van woonboten is niet alleen een technische uitdaging, maar ook een juridische verplichting. De gemeente Amsterdam heeft een nulmeting uitgevoerd in de periode 2016-2018, waarbij een groot aantal woonboten en niet-varende bedrijfsvaartuigen zijn gemeten. Deze nulmeting heeft aan het licht gebracht dat er een aantal niet vergunde woonboten binnen de wateren van Amsterdam ligplaats hebben ingenomen. Daarnaast is gebleken dat een groot aantal woonboten, bij nameting, afmetingen hebben die niet overeenkomen met de ligplaatsvergunning. Ook blijkt dat een deel van de woonboten en niet-varende bedrijfsvaartuigen niet conform de bestemmingsplanvoorwaarden ligplaats heeft ingenomen.

Vanwege deze bevindingen is er behoefte ontstaan aan een specifieke handhavingsstrategie voor dit type bouwwerken. Deze strategie is op 15 december 2020 vastgesteld als onderdeel van de ‘Aanpak nulmeting woonboten inclusief de handhavingsstrategie woonboten’. De strategie is ontworpen om overtredingen die zijn geconstateerd tijdens de nulmeting af te handelen. Prioriteit wordt gegeven aan woonboten waarvan de eigenaren of bewoners geen medewerking geven aan metingen of waarvoor de situatie nog nader onderzocht moet worden. Ook worden niet vergunde woonboten, maatvoeringsexcessen en excessen op het gebied van zorgplicht, welstand, illegaal gebruik (wonen/hotels) en niet vergunde bouwsels op de kade prioriteit gegeven.

Toezicht en handhaving

Het toezicht op drijvende bouwwerken is een essentieel onderdeel van de regulering. De gemeente Amsterdam heeft een projectteam ingesteld dat de ‘Aanpak nulmeting woonboten’ uitvoert namens alle stadsdelen. Het projectteam werkt samen met interne partijen, zoals Zorg en Woonoverlast, Wonen, Juridisch Bureau en programma Bruggen en Kademuren, en externe partijen zoals Waternet. De handhavingsstrategie is overgenomen in het VTH-beleid Fysieke Leefomgeving.

Na vier jaar wordt een beleidsmatige heroverweging gemaakt voor de overtredingen die op dat moment nog niet zijn aangepakt. Dit betekent dat er een periodieke evaluatie plaatsvindt van de toezichthoudende maatregelen. De evaluatie helpt om de effectiviteit van de maatregelen te bepalen en eventueel aanpassingen te introduceren.

Een belangrijk aspect van de handhavingsstrategie is de afhandeling van illegaal oevergebruik. In de context van het programma Bruggen en Kademuren is het soms nodig om woonboten en bedrijfsvaartuigen tijdelijk te verplaatsen bij aanpak van bruggen en kademuren. De aanpak voor het verplaatsen van woonboten en bedrijfsvaartuigen volgt de op 1 maart 2022 door het college vastgestelde protocollen. Aanpak en planning worden afgestemd met het programma Bruggen en Kademuren. Aanpak van illegaal oevergebruik kan hieraan gekoppeld worden.

Conclusie

Het meten van drijvende bouwwerken is een complexe, maar essentiële taak in de regulering van stedelijke watergebieden. De richtlijnen voor het meten van hoogte, breedte en lengte zijn duidelijk uitgelegd in het paraplubestemmingsplan ‘Drijvende Bouwwerken’ en de beleidsnotitie ‘Meten is weten’. Deze richtlijnen helpen om de toelaatbaarheid van bouwwerken binnen een specifieke ligplaats te bepalen en zorgen voor consistente meetresultaten.

De praktische uitvoering van metingen vereist niet alleen technische vaardigheden, maar ook administratieve nauwkeurigheid. Veiligheidsrichtlijnen, administratieve procedures en visuele documentatie zijn essentieel voor de toezichtsstrategie van de gemeente Amsterdam. De ‘Aanpak nulmeting woonboten’ is een voorbeeld van hoe deze strategie in de praktijk wordt toegepast. Prioriteit wordt gegeven aan overtredingen die urgent zijn of die verband houden met illegaal oevergebruik.

Het beheer van drijvende bouwwerken is een uitdaging die vereist dat alle betrokken partijen samenwerken. De gemeente Amsterdam heeft daarom een projectteam ingesteld dat de toezichthoudende maatregelen uitvoert en samenwerkt met interne en externe partijen. De evaluatie van deze maatregelen na vier jaar zorgt voor een periodieke heroverweging van het beleid en helpt bij het verbeteren van de toezichtsstrategie.

Bronnen

  1. Meetwijze paraplubestemmingsplan ‘Drijvende Bouwwerken’

Related Posts