Brandveiligheid in de gevelbekleding: richtlijnen en eisen uit de lokale regelgeving

Inleiding

De veiligheid van gebouwen bij brand is een essentieel onderdeel van elke constructie of renovatie. In Nederland wordt dit gereguleerd via een uitgebreid kader van bouwtechnische eisen en richtlijnen, zoals aangegeven in de lokale regelgeving en onder andere in de NEN-normen. Deze eisen richten zich niet alleen op het gedrag van gebruikers en het ontwerp van vluchtroutes, maar ook op de brandveiligheid van de bouwmateriaals, inclusief de gevelbekleding. De gevel bekleding speelt een rol bij brandvertragende eigenschappen, rookontwikkeling en de voortplanting van brand, vooral bij hoge gevels en open vluchtroutes.

In dit artikel worden de relevante richtlijnen en eisen beschreven die specifiek van toepassing zijn op de gevelbekleding, met nadruk op de brandveiligheidseisen die uit de lokale regelgeving hervat zijn. De informatie is gebaseerd op de wettelijke verplichtingen en technische richtlijnen zoals verwerkt in de publicatie "Vluchten bij brand" en de NEN 6065 en NEN 6075. Het doel is om een duidelijk overzicht te geven van de eisen voor gevelbekleding, aangevuld met toelichting en praktische toepassingen voor zowel woningbouwers, bouwbedrijven als gemeenten.

Brandveiligheidseisen en gevelbekleding

De gevelbekleding maakt deel uit van de bouwconstructie en heeft een directe invloed op de brandveiligheid van een gebouw. In de lokale regelgeving worden eisen gesteld aan de brandvertraging en rookbestendigheid van de gevel, afhankelijk van de functie, hoogte en locatie van het gebouw. Een aantal richtlijnen uit de publicatie zijn van directe betekenis voor de keuze en toepassing van gevelbekleding.

Richtlijn 6.2: Rookafvoer en brandveiligheid

Een voorziening voor de afvoer van rook moet luchtdicht en onbrandbaar zijn. De afstand van de uitmonding tot een naastgelegen brandgevaarlijk dak dient minimaal 15 meter te zijn. Deze eis heeft betrekking op de aanleg van rookafvoer, maar heeft ook indirecte betekenis voor de keuze van gevelbekleding. Zo moet de gevelconstructie niet alleen rook afvoeren, maar ook brandbestendig zijn om het verloop van een brand te beperken.

Richtlijn 6.3 en 6.4: Brandvoortplanting

De brandvoortplanting van constructie-onderdelen is een cruciale factor bij de keuze van gevelmaterialen. Richtlijn 6.3 stelt eisen aan de brandvoortplanting van constructie-onderdelen aan de binnenzijde van het bouwwerk, terwijl richtlijn 6.4 zich richt op de buitenzijde.

  • Binnenzijde: De bijdrage tot brandvoortplanting moet voldoen aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.91 van de lokale regelgeving. Deze tabel geeft specifieke klassen aan voor verschillende ruimtes en constructiedelen, afhankelijk van het brandrisico.
  • Buitenzijde: Voor de buitenzijde geldt een vergelijkbare eis, met de aanvullende voorwaarde dat delen hoger dan 13 meter boven het meetniveau een klasse 2 moeten hebben. Dit geldt alleen indien het in het kader van brandcompartimentering noodzakelijk is.

Deze richtlijnen zijn van toepassing op gevelbekleding die aan de buitenzijde van het bouwwerk wordt aangebracht. Hierdoor zijn er beperkingen op het gebruik van bepaalde materialen, zoals houten panelen of gevelverf met hoge brandgevoeligheid.

Richtlijn 1.6: Zelfsluitendheid van constructiedelen

In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, mag er geen ander beweegbaar constructie-onderdeel aanwezig zijn dan een zelfsluitende deur. Deze eis is vooral van toepassing op interne scheidingsconstructies, maar heeft ook betekenis voor de gevelbekleding indien deze aan de binnenzijde van een brandcompartiment is aangebracht. Zo moet een gevelbekleding die bijvoorbeeld onderdeel is van een binnenmuur, bijvoorbeeld bij een hal of atrium, voldoen aan de zelfsluitende eisen om de brandcompartimentering te waarborgen.

Richtlijn 2.4: Rookwerendheid van scheidingsconstructies

De scheidingsconstructie tussen een rookcompartiment en een andere besloten ruimte dient een WTRD (Weerstand Tegen RookDoorgang) te bezitten van tenminste 30 minuten. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment mag er geen beweegbaar constructie-onderdeel aanwezig zijn behalve een zelfsluitende deur. Deze richtlijn heeft directe betekenis voor de keuze van gevelbekleding die binnen een rookcompartiment wordt gebruikt. Zoals bij richtlijn 1.6 benadrukt, moet de gevelbekleding in deze context brand- en rookbestendig zijn om de compartimentering te waarborgen.

Richtlijn 3.1: Deurbreedte en draairichting

Hoewel deze richtlijn zich voornamelijk richt op deuren binnen een rookcompartiment, is het een aanvullende richtlijn die aantoont dat ook het ontwerp van openingen in de gevelbekleding – zoals luiken of zonneschermen – moet voldoen aan specifieke eisen. Deze openingen moeten zo worden ontworpen dat ze bij brand niet automatisch een toegang vormen voor rook of vlammen, en dat ze eventueel zelfsluitend zijn.

Richtlijn 1.3: Brandscheiding met veiligheidstrappenhuis

De scheidingsconstructie tussen een brandcompartiment en een niet besloten veiligheidstrappenhuis dient een WBDBO (Weerstand Tegen BrandDoorgang en BrandOverslag) te bezitten van tenminste 60 minuten. Deze eis is van toepassing op gevelbekleding die direct grenst aan een veiligheidstrappenhuis of een vluchttrappenhuis. Bij de keuze van gevelbekleding in de directe omgeving van vluchtroutes, zoals bijvoorbeeld bij een toegangspoort of een overkapping, zijn de brandvertragende eigenschappen dus essentieel.

Praktische toepassing: keuze van gevelmaterialen

De richtlijnen en eisen die uit de lokale regelgeving zijn gehaald, hebben directe praktische betekenis voor de keuze van gevelmaterialen. Hieronder wordt een overzicht gegeven van enkele veelgebruikte gevelmaterialen en hun conformiteit met de genoemde eisen.

Gevelmateriaal Brandvertraging Rookbestendigheid Toepassing in hoge gebouwen
Betonpanelen Hoog Hoog Ja
Gevelplaten van zink of koper Hoog Hoog Ja
Staalgevels Hoog Hoog Ja
Stucwerk of gevelverf Afhankelijk van kwaliteit Middel tot hoog Ja
PVC-gevelbekleding Laag tot middel Middel Nee
Houten gevelbekleding Laag Laag Nee
Stucplaten Middel Middel Ja
Glasgevels Middel Middel Ja

Uit dit overzicht blijkt dat materialen zoals beton, staal en zink de meeste aandacht verdienen bij de keuze van gevelbekleding in gebouwen met brand- en rookcompartimentering. Materialen zoals hout en PVC voldoen vaak niet aan de eisen van richtlijnen 6.3 en 6.4, waardoor ze minder geschikt zijn voor gebruik in brandveilige zones.

Toepassing in hoge gebouwen

In gebouwen waarin een vloer hoger ligt dan 50 meter boven het meetniveau, gelden extra eisen. Zo moet de gevelbekleding in dergelijke gebouwen extra rookbestendig zijn en voldoen aan de eisen voor brandvertraging. Dit is te zien in richtlijn 2.2, waarin een verkeersruimte van 2 meter is vermeld, die als rookcompartiment dient. In dergelijke situaties is het aanbevolen om gevelbekleding aan te brengen die voldoet aan klasse 2 van NEN 6065 voor de buitenzijde.

Brandcompartimentering en gevelbekleding

Brandcompartimentering is een essentieel element van brandveiligheid. Het betreft het indelen van het bouwwerk in compartimenten om de verspreiding van brand en rook te beperken. De keuze van gevelbekleding speelt hierin een cruciale rol, omdat deze vaak grenst aan open ruimtes of vluchttrappen en dus indirect de compartimentering beïnvloedt.

Richtlijn 2.1: Rookcompartiment

Een brandcompartiment moet worden onderverdeeld in één of meerdere rookcompartimenten. Dit betekent dat de gevelbekleding, indien binnen een rookcompartiment is aangebracht, voldoende rookbestendig moet zijn. Richtlijn 2.4 verduidelijkt dat de scheidingsconstructie tussen rookcompartimenten een WTRD van minimaal 30 minuten moet hebben, wat ook van toepassing is op gevelbekleding die in dergelijke compartimenten wordt gebruikt.

Richtlijn 3.1: Deurbreedte en draairichting in rookcompartimenten

Hoewel deze richtlijn zich voornamelijk richt op deuren en openingen binnen een rookcompartiment, benadrukt het ook de belangrijkheid van de toegankelijkheid en het design van openingen in de gevel. Bijvoorbeeld bij een gevel met een automatisch luik of een zonnescherm moet ervoor worden gezorgd dat deze openingen niet automatisch een toegang vormen voor rook of vlammen.

Noodverlichting en gevelbekleding

In verblijfsgebieden groter dan 60 m², afhankelijk van de bezettingsklasse, is noodverlichting verplicht. De gevelbekleding kan hierin een rol spelen bij het beveiligen van de noodverlichtinginstallatie. Zo moet de gevelbekleding zodanig zijn ontworpen dat het niet in de weg staat van noodverlichtingsinstallaties of rookafvoeropeningen.

Integrale aanpak van brandveiligheid

In de publicatie "Vluchten bij brand" wordt benadrukt dat de brandveiligheid van een bouwwerk altijd een integrale aanpak vereist. Dit betekent dat de gevelbekleding niet los van andere bouwconstructies en installaties moet worden beoordeeld. De keuze van gevelmateriaal moet worden gemaakt in het kader van een volledige brandveiligheidsevaluatie, waarin ook factoren zoals brandcompartimentering, rookafvoer, en vluchtroutes worden meegenomen.

Richtlijn 8.2: Brandslanghaspels

Hoewel brandslanghaspels vooral van toepassing zijn op gebruiksfuncties groter dan de grenswaarden, benadrukt deze richtlijn ook de noodzaak van toegankelijkheid en toegang tot brandbestrijdingsmateriaal. De gevelbekleding kan hierin een indirecte rol spelen bij het beveiligen van brandslanghaspels of het toegankelijk houden van brandbestrijdingsmaterieel.

Richtlijn 9.1: Ontruimingsalarminstallatie

De aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties is een essentieel onderdeel van brandveiligheid. De gevelbekleding moet zodanig zijn ontworpen dat het niet in de weg staat van dergelijke installaties of het beheer ervan.

Conclusie

De keuze van gevelbekleding is een essentieel onderdeel van brandveiligheid in bouwwerken. De lokale regelgeving bevat een reeks richtlijnen en eisen die van toepassing zijn op de brandvertraging, rookbestendigheid en compartimentering van gevelconstructies. Deze eisen moeten zorgvuldig worden meegenomen bij de selectie van materialen en het ontwerp van gevelbekleding.

Zowel woningbouwers als bouwbedrijven moeten ervoor zorgen dat de gevelbekleding voldoet aan de wettelijke eisen en technische richtlijnen. De richtlijnen die in dit artikel zijn besproken – zoals richtlijnen 6.2 tot en met 6.4, 1.3, 1.6, 2.1, 2.4, en 3.1 – vormen samen een uitgebreid kader voor de keuze en toepassing van gevelbekleding in het kader van brandveiligheid.

Door een integrale aanpak van brandveiligheid, waarin ook de gevelbekleding centraal staat, kan het risico op brand en het aantal slachtoffers worden beperkt. Dit is niet alleen belangrijk voor de gebruikers van het bouwwerk, maar ook voor het brandweerpersoneel dat tijdens brandbestrijding in gevaar komt.

Bronnen

  1. Lokale regelgeving: CVDR9869

Related Posts