Brandwerend uitvoeren van doek achter gevelbekleding: richtlijnen en eisen

Inleiding

In de context van bouw, renovatie en woningeigendom is het gebruik van brandwerende materialen en het naleven van brandveiligheidsvoorschriften van cruciaal belang. Dit geldt met name voor constructie-onderdelen die in de openbare ruimte zichtbaar zijn, zoals gevelbekledingen. Deze worden vaak bekleed met doek of textielmateriaal, dat in sommige gevallen aanvullende behandelingen nodig heeft om aan brandveiligheidsnormen te voldoen.

De informatie uit de beschikbare bronnen legt uit dat bepaalde constructie-onderdelen, zoals houten gevelbekleding of textielmateriaal, alleen aan de brandveiligheidsvoorwaarden voldoen indien zij zijn behandeld met specifieke middelen of voorzien van een geldig certificaat. Bovendien zijn er eisen met betrekking tot de afstand tot warmtebronnen, rookontwikkeling, en de manier waarop doek of textiel wordt aangebracht.

In deze artikel zullen we de eisen en richtlijnen voor het brandwerend uitvoeren van doek achter gevelbekleding bespreken. We richten ons hierbij op technische aspecten, toepassingsvoorwaarden, en juridische kaders zoals opgenomen in de publicaties van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en de relevante normen zoals NEN 1775 en NEN 1775/C2.

Brandveiligheidseisen voor gevelbekleding

1. Aanvullende behandelingen en certificering

Volgens artikel 23 uit bron [1], zijn bepaalde constructie-onderdelen, zoals houten gevelbekleding, alleen brandveilig indien zij zijn behandeld met een impregneermiddel. Na deze behandeling kan het materiaal voldoen aan de eisen ten aanzien van brandvoortplanting. Deze behandeling is echter van tijdelijke aard en veroudert in de loop der tijd. Daarom is het verplicht dat dergelijke constructie-onderdelen voorzien zijn van een geldig certificaat, dat in het logboek wordt opgenomen.

Het certificaat dient te garanderen dat de benodigde voorzieningen correct zijn aangebracht en dat zij in goede staat worden gehouden. Dit betekent dat bij gevelbekleding die is bekleed met textiel, het gebruik van een brandwerend impregneermiddel niet alleen noodzakelijk is, maar ook goed gedocumenteerd dient te zijn.

2. Brandvoortplantingsklasse en rookdichtheid

In toelichting bij artikel 9 uit bron [1] worden eisen gesteld aan constructie-onderdelen ten aanzien van de beperking van de ontwikkeling van brand en de beperking van het ontstaan van rook. Het doel is om te voorkomen dat een beginnende brand zich snel uitbreidt langs een oppervlak. Tevens dient te worden voorkomen dat hevige rookontwikkeling het zicht voor vluchtende personen beperkt.

Deze eisen worden vertaald naar de Europese brandklasse via een tabel in de Ministeriële Regeling Bouwbesluit. Deze tabel maakt het mogelijk om de brandvoortplantingsklasse en rookdichtheid (NEN 1775 en NEN 6066) om te rekenen naar een Europese brandklasse. Het gebruik van Euroklasse is sinds 13 mei 2003 in het Bouwbesluit ingevoerd.

Voor gevelbekleding met doek of textiel is het daarom belangrijk dat het materiaal voldoet aan een specifieke brandklasse, zoals bepaald in NEN 1775. Voor de vloer- en wandbekleding geldt bijvoorbeeld dat het materiaal ten minste klasse T1 moet zijn. Voor textielproducten in vluchtroutes geldt een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden (volgens NEN-EN-ISO 6940 en 6941, uitgave 2004).

3. Toepassing in vluchtroutes en ruimtes met veel mensen

In artikel 3.3.6 uit bron [2] wordt verder ingegaan op de eisen voor textielproducten die verticaal worden opgehangen in vluchtroutes of in ruimtes waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven. Deze textielproducten moeten voldoen aan strikte brandveiligheidsnormen. De navlamduur mag maximaal 15 seconden bedragen, en de nagloeiduur mag maximaal 60 seconden zijn.

Dit betekent dat doek dat als gevelbekleding wordt gebruikt en tegelijkertijd binnen een vluchtroute valt, extra aandacht moet krijgen. Niet alleen de brandklasse is hier van belang, maar ook de mate waarin het materiaal brandvertragend is en of het bij brand druppels kan vormen.

Uitvoering van doek achter gevelbekleding

1. Verwerkingswijze en montage

Het aanbrengen van doek achter gevelbekleding vereist zorgvuldige montage om brandveiligheid en esthetiek te combineren. Het doek moet op een manier worden bevestigd die niet alleen esthetisch is, maar ook functioneel. In artikel 3.3.2 uit bron [2] wordt benadrukt dat stoffering en versiering moeten worden gehouden op een afstand van spots en andere warm wordende apparatuur, waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 80 graden Celsius kan bedragen. Dit geldt ook voor eventuele verlichting die in de gevel is opgenomen.

Daarnaast moet doek in vluchtroutes of in ruimtes met veel mensen zodanig worden aangebracht dat het niet kan verschuiven, omkrullen of oprollen. Het doek mag geen gevaar veroorzaken voor uitglijden, struikelen of vallen. Dit is vooral van belang bij gevelbekleding die een rol speelt in het uitzicht van een pand, maar ook in de functionele veiligheid.

2. Brandwerendheid van het materiaal

In artikel 9 uit bron [1] wordt aangegeven dat het materiaal dat wordt gebruikt voor gevelbekleding ten minste 3,5 mm dik moet zijn en moet voldoen aan klasse 4 volgens NEN 6055, uitgave 1991 en NEN 6055/A1, uitgave 1997. Deze klasse betreft de brandvoortplantingsklasse, die bepaalt hoe snel een brand zich kan verspreiden langs het oppervlak van het materiaal.

Het gebruik van doek dat aan deze klasse voldoet is dus essentieel bij het uitvoeren van gevelbekleding. Daarnaast moet het doek behandeld worden met brandvertragende middelen om de brandwerendheid te waarborgen. In artikel 23 uit bron [1] wordt verder uitgelegd dat het certificaat dat bij dergelijke behandelingen wordt gegeven, in het logboek moet worden opgenomen. Dit certificaat dient als bewijs dat het materiaal voldoet aan de brandveiligheidsnormen.

3. Belemmering van vluchtroutes

Een belangrijk aspect bij het uitvoeren van doek achter gevelbekleding is de belemmering van vluchtroutes. In bron [1] wordt duidelijk gemaakt dat obstakels in vluchtroutes niet toegestaan zijn. Dit geldt ook voor kabels en snoeren die over de vloer lopen, die met goede plakstrips vastgeplakt moeten worden. Bovendien moet doek dat in de buurt van vluchtroutes wordt aangebracht, zodanig zijn bevestigd dat het niet het openen van deuren of het doorlopen van nooduitgangen belemmert.

Wanneer doek wordt gebruikt in of voor een ingang, doorgang, uitgang of nooduitgang, moet het met de deuren meedraaien. Dit betekent dat het doek niet het openen van de deuren kan belemmeren of verhinderen. Dit is van belang in gevelbekleding die eventueel als dekking of scheidingswand fungeert.

Brandwerendheid en veiligheid bij tijdelijke constructies

1. Tijdelijke inrichtingen

In artikel 12.1.7 uit bron [2] wordt aangegeven dat rondom een tijdelijke inrichting zoals een tent of partytent een vrije ruimte van ten minste 7,5 meter moet zijn. Deze ruimte moet vrijgehouden worden voor brandweervoertuigen en andere blusactiviteiten. In gevelbekleding die deel uitmaakt van dergelijke tijdelijke constructies is het daarom extra belangrijk dat het gebruikte doek brandwerend is en aan alle brandveiligheidsnormen voldoet.

Daarnaast moet de inrichting zodanig zijn opgesteld dat zij op geen enkele manier gevaar oplevert voor de omgeving. Dit betekent dat het doek dat wordt gebruikt in dergelijke constructies niet alleen esthetisch is, maar ook functioneel en veilig.

2. Brandwerende scheidingen

In artikel 3.6.2 uit bron [2] worden eisen gesteld aan brandwerende scheidingen rondom warmtebronnen. Als een warmtebron op minder dan 1 meter afstand van het tentdoek of materiaal is opgesteld, moet er een brandwerende scheiding zijn. Deze scheiding moet ten minste 30 minuten brandwerend zijn en kan bijvoorbeeld bestaan uit een met brandwerende verf behandelde plaat multiplex met een dikte van minstens 22 mm.

Hoewel deze eisen zich voornamelijk richten op tijdelijke constructies, zijn ze ook van toepassing op gevelbekleding die in dergelijke omgevingen wordt gebruikt. Het doek dat wordt gebruikt achter gevelbekleding dient daarom ook zorgvuldig te worden bekeken op zijn geschiktheid als brandwerend materiaal.

Juridische kaders en normen

1. NEN-EN 13015 en onderhoud

Artikel 22 uit bron [1] bevat een eis met betrekking tot de onderhoudsperiode van een terugloopruimte van een roltrap. Deze ruimte moet ten minste eenmaal per kwartaal onderhouden en gereinigd worden volgens NEN-EN 13015, uitgave 2001. Hoewel deze eis niet direct gericht is op gevelbekleding, benadrukt het de algemene eisen voor onderhoud en reiniging van constructie-onderdelen die brandgevaar kunnen opleveren.

Voor gevelbekleding die doek bevat, betekent dit dat het materiaal niet alleen bij aankoop brandwerend moet zijn, maar ook goed onderhouden moet worden. Dit omvat regelmatig inspecteren van de verf, het impregneermiddel of andere behandelingen die worden toegepast.

2. NEN 1010 en elektrische installaties

In artikel 12.2.1 uit bron [2] wordt verder ingegaan op elektrische installaties. Deze moeten voldoen aan de norm NEN 1010 en de nadere eisen van het plaatselijke energiebedrijf. Hoewel deze eisen zich richten op elektrische installaties, zijn ze relevant voor gevelbekleding die verlichting bevat of waarin elektriciteit wordt gebruikt voor andere doeleinden.

Het gebruik van verlichting achter gevelbekleding vereist dat het doek op een brandwerende manier is bevestigd en dat de elektriciteitsinstallatie veilig en conform de normen is uitgevoerd. Dit betekent dat de montage van verlichting en doek samen goed gepland moet worden.

3. NVBR-publicatie en automatische inrichtingen

In lid 2 en lid 3 uit bron [1] wordt verwezen naar de publicatie 'Brandbeveiligingsinstallaties' van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Deze publicatie bevat richtlijnen voor automatische inrichtingen voor het loslaten van deuren of luiken bij brand. Deze richtlijnen zijn van belang bij het ontwerp en uitvoering van gevelbekleding die eventueel ook als brandwering of rookwering dienen.

De NVBR-publicatie benadrukt ook dat de uitvoering van de voorziening overeenkomstig de instructies van de fabrikant of leverancier moet geschieden. Verkeerd aanbrengen van de sluiting kan de beoogde werking teniet doen of bemoeilijken, wat extra veiligheidsrisico’s kan opleveren.

Conclusie

Het brandwerend uitvoeren van doek achter gevelbekleding vereist een zorgvuldige aanpak van zowel het materiaalkeuze als de montage. Het doek moet voldoen aan specifieke brandklasse- en rookdichtheiseisen, zoals bepaald in normen zoals NEN 1775, NEN 6055 en NEN-EN-ISO 6940. Bovendien dient het materiaal behandeld te worden met brandvertragende middelen en voorzien te worden van een geldig certificaat.

Tijdens de montage moet er bovendien rekening worden gehouden met de belemmering van vluchtroutes, de afstand tot warmtebronnen en de veiligheid van elektriciteitsinstallaties. De gebruikte doek mag geen obstakels vormen in vluchtroutes en moet zodanig zijn bevestigd dat het geen gevaar voor uitglijden of struikelen oplevert.

In tijdelijke constructies, zoals tenten of partytents, zijn extra aandachtspunten nodig. Rondom dergelijke constructies moet er een vrije ruimte van ten minste 7,5 meter zijn, en moet het gebruikte doek zorgvuldig gecontroleerd worden op brandwerendheid en veiligheid.

Ten slotte is het belangrijk om rekening te houden met de juridische kaders en normen die van toepassing zijn. Deze worden opgenomen in publicaties zoals die van de NVBR en in normen zoals NEN 1010. Het naleven van deze kaders is niet alleen een verplichting, maar ook een garantie voor veiligheid.

Bronnen

  1. Lokale regelgeving - CVDR110244/2
  2. Lokale regelgeving - CVDR52436

Related Posts