Maximale afwijkingen in metselwerk: Richtlijnen en toepassing op basis van kwaliteitseisen

Metselwerk is een fundamentele komponent in de bouw en renovatie van woningen en gebouwen. Daarom is het van belang dat dit werk beheerst wordt binnen vaste kwaliteits- en maatvoeringseisen. De vraag naar de maximale afwijkingen in metselwerk is van uitstekend belang voor zowel woningeigenaren die hun woning uitbreiden of renoveren, als voor professionals die betrouwbare constructies willen realiseren.

Deze artikel behandelt de relevante richtlijnen en eisen aangaande maatspreiding, vlakheid en bevestigingen in metselwerk en gevelelementen, op basis van betrouwbare gegevens verstrekt door de Nederlandse bouwsector via beproefde bronnen. Deze informatie vormt een richtlijn voor aan te sluiten op het NEN-normenkader dat in veel gevallen geldt en helpt bij het maken van realistische plannen en keuzes in de bouwpraktijk.

Laten we dieper inzoomen op wat deze afwijkingsnormen inhouden, waarom ze belangrijk zijn en hoe ze in de praktijk worden toegepast.

Aanleiding en context

Het metselen van bakstenen speelt een kritieke rol in de uiterlijke en structurale kwaliteit van een gevel of metselwerk. Omdat stenen geen perfecte afmetingen kennen vanwege productievariaties en natuurlijke eigenschappen, spelen maattoleranties en maatspreidingen een grote rol in hoe het eindresultaat eruitziet en hoe het zich gedraagt in termen van prestaties.

Op basis van de voorgeschreven maat- en kwaliteitsnormen moeten afwijkingen beperkt blijven om een optisch net en duurzaam resultaat te garanderen. De betekenis van termen zoals maatspreidingsklasse (R1, R2, Rm), afwijking van vlakheid, naden en speling, en oppervlakte- en bevestigingscriteria worden beoordeeld met het oog op betrouwbaarheid, eenduidigheid en gebruiksgemak.

In de praktijk worden metselaars en bouwbedrijven vaak beoordeeld op basis van het naleven van deze eisen. Deze artikel leidt echter enerzijds tot een meer technisch begrip van de relevante parameters en anderzijds biedt zij een kijkje in hoe deze normen effectief worden getest en geïnterpreteerd.


Informatie uit het materiaal: maatspreiding en toleranties

In de specificatie van baksteen worden drie belangrijke maatspreidingsklassen genoemd die bepalen hoe groot de toegestane spreiding in afmate mag zijn binnen een geleverde partij van tien stenen. Deze toleranties van maatspreiding zijn afhankelijk van het geleverde formaat en het geaccepteerde spreidingsgebied:

  • Maatspreidingsklasse R1: Maximale maatspreiding is berekend als 0,6 * √(gemeten gemiddelde waarde in mm). Als voorbeeld: bij een gemiddelde lengte van 208 mm is de berekende spreiding 0,6 * √(208) ≈ 9 mm.
  • Maatspreidingsklasse R2: Hier is de maatspreiding ruim aangehouden. De toegestane afwijking bedraagt 0,25 * √(208) ≈ 4 mm.
  • Maatspreidingsklasse Rm: Deze klasse wordt door de fabrikant bepaald en kan iets losser of strakker zijn dan R1 of R2, afhankelijk van het productieproces of het gebruikende bouwscenario.

Laten we verdiepen in de betekenis van deze parameters en hun invloed op de uitvoering van metselwerk.


Maatverschillen en het effect op metselwerk

Een belangrijke aandachtspunt bij metselwerk is het maatverschil tussen individuele bakstenen. In de praktijk mag het verschil tussen de kleinste en grootste steen in een partij niet groter zijn dan de opgegeven maatspreiding. Bij een klassieke Waalsteen van 210 × 100 × 50 mm is bij de maatspreiding klasse R2 een spreiding toegestaan van ongeveer 4 mm. Dat betekent dat de stenen in die partij kunnen variëren tussen 206 en 214 mm in lengte, bijvoorbeeld.

Wanneer er bij een metselaar een maximum nadenbreedte van 10 mm wordt gebruikt – een veel voorkomende maat – dan zouden die maximaal toegestane verschillen in baksteenafmetingen al snel de naden van het metselwerk bepalen. Door de maatspreiding strieker te hanteren – zoals bij R2 – wordt het metselwerk preciezer en is er een betere kans op een gelijkzijdig uiterlijk en een duurzamere constructie.


Betrouwbaarheid en uitvoeringscontrole in praktijkvoorbeelden

De meetvoorbeelden uit de bron verduidelijken het voorkomen en bepaling van de maatspreiding. Zo wordt aangegeven dat de spreiding bepaald wordt aan de hand van een willekeurige selectie van 10 stenen uit een partij. Met een gemiddelde lengte van 208 mm en de eis van maatspreiding R2, is dus te wachten dat het toegestane bereik 206 tot 214 mm bedraagt.

Hoewel het aandachtgevend is dat de spreiding uit maar tien stenen bepaald wordt, geeft dit toch een algemeen inzicht in het maatgehalte van geleverde stenen. De aanduiding dat de toegestane afwijking in metselwerk vaak kleiner is dan de maattolerantie van bakstenen benadrukt de noodzaak om bij te tonen een beperkte spreiding.


Invloed op het aantal stenen per m²

De spreiding en afmattoleranties spelen ook een directe rol in de afname en berekende hoeveelheid stenen per m². Daarnaast zijn de voegdikte en de manier van bevoegen (metselen, dunmetselen, lijmen) bepalende factoren voor de hoeveelheid benodigde stenen.

Een uitgewerkte berekening luidt als volgt:

  1. Voor gevelmetselwerk: $$ \text{Aantal stenen} = \frac{1.000.000}{(lengte + voeg) * (hoogte + voeg)} $$

  2. Voor straatmetselwerk (zonder voge): $$ \text{Aantal stenen} = \frac{1.000.000}{(lengte * breedte)} $$

De gemiddelde afwijking van de gemeten afmetingen, evenals eventueel hak- en breekverlies (3%), vallen hier onder, waardoor het aantal benodigde stenen in elke situatie aangepast moet kunnen worden. Dit is belangrijk om overschatting of onvoldoende materiaalafname te voorkomen.


Moduul-systeem en standaardafmetingen

In het metselwerk wordt steeds vaker het gebruik gemaakt van het moduul-systeem, wat de constructieve samenhang verbetert. Het idee is op te basseerden op een normatieve eenheid (in dit geval 100 mm), waardoor de samenstelling van metselverbanden en de afwisseling van onderdelen beter te plannen valt.

Deze genormaliseerde afmetingen van baksteen zijn bij doeltreffend planning van het metselwerk essentieel. Door in te spelen op deze standaardgrootte en afwisselingsvarianten (zoals halve of geknakte stenen), kan het werk optimaal worden voorgesteld in 2D en 3D.


Wat betekent dit voor vloer- en wandafwerking?

In het licht van de genoemde toleranties, zijn ook vloer- en wandoppervlakken beïnvloed door de spreiding van baksteen-afmetingen. Omdat de voegdikte (meestal 8 tot 10 mm) het gezichtsorgaan van het werk voor een groot deel bepaalt, loont het investeren in stenen met een lagere maatspreiding. De gebruikte afwijkingen van de gemiddelde afmeting, gekoppeld aan eventuele naden via het metselverband en het gebruik van hulpconstructies, spelen een rol in het eindresultaat.


Toepassing in gevelconstructies

Gevelconstructies zijn soms samengesteld uit geproduceerde gevelelementen, die meestal in de fabriek worden ontworpen naar een strammere normenbehandeling van onder- en bovenafmetingen. In dergelijke gevels geldt dat de maximale afwijking bij profielontmoetingen, gemeten in het vlak van de pui, mag zijn:

  • Max 0,5 mm voor profielontmoetingen bij versteknaden en T-verbindingen in elementen met een profieldiepte tot 90 mm.
  • Naden op de zichtzijden mogen maximaal 0,3 mm zijn, mits deze binnen het opgestelde maatverband vallen.

Deze eisen gelden vooral voor geprefabriceerde en gelaste elementen, maar ook voor gecombineerde elementen op de bouwplaats, zoals bij gevelelementen met vlies, regel- en sproeimateriaal. In deze gevallen moet de speling rekening houden met temperatuurveranderingen die beweging in de constructie kunnen veroorzaken.


Technische eisen aan plaat- en sandwichconstructies

Hoewel de focus ligt op metselwerk, zijn ook andere constructievormen als plaat- en sandwichconstructies onderworpen aan duidelijke kwaliteitseisen. Deze constructies worden vaak toegepast in moderne gevelontwerpen en schuifdeuren. Voor zekere toepassingsruimtes is het binnen een bepaalde afwijking op de voegbreedte essentieel:

  • In beperkte afstand (100 mm) mag de afwijking maximaal ±1 mm zijn.
  • Bij uitgebreidere vlaktes (500 mm) wordt ±2 mm toegestaan.
  • Over vlakken van 1 meter mag de afwijking niet groter zijn dan ±5 mm, en het absolute maximum is ±10 mm.

In de context van metselwerk kan dit worden toegepast om aan te tonen dat ook afwisselende constructievormen samenhangend en netjes uitgevoerd moeten worden, onder het oog van vlakheid, scheluwte, loodrecht en waterpasheid. Omdat er in de praktijk geen exacte methode is om te berekenen hoe dik zo’n plaat of panhouder moet zijn, zijn ervaringsparameters en constructieve kennis centraal.


Beoordelingsafstanden en zichtbaarheid

Bij gevelconstructies is het visuele effect van lichte afwijkingen een belangrijke overweging. Voor kleur- en glansvariaties gelden specifieke beoordelingsafstanden:

  • Bij toepassing in binnenruimtes: beoordelingsafstand is 3 meter.
  • Bij toepassing in buitenruimtes: beoordelingsafstand is 5 meter.

De kleur- en glansverschillen moeten in deze afstanden niet duidelijk zichtbaar zijn om te voldoen aan de eisen. Daarbij wordt de kleur-afwijking voorgesteld in de DE (delta E)-waarde, die kleurverschillen meet conform Qualisteelcoateisen. Deze waarde houdt rekening met de mate van het oog meetbare contrast of afwijking in tint.


Oppervlaktebehandelingseisen

Een andere technische factor die binnen metsel- en gevelintegratie meespelen, is het oppervlak van het element of kozijn. In veel gevallen wordt gebruikgemaakt van gevernfaste of gecoate elementen, waarbij het volgende geldt:

  • Laagdikte in micrometer: verplicht aangegeven door de opdrachtgever en afhankelijk van de omgevingsfactor (bijv. zout of vuil).
  • In stedelijke omgevingen of bij zware industriële omstandigheden moet de laagdikte aangepast worden.
  • Bij het gebruik van poedercoatings is een licht zachte, minder strakke afwerking normaal aanwezig, in tegenstelling met nat gemaakte lakens. Dit moet worden verwerkt in de projectvisie van het bouwteam.
  • Bij het gebruik van metallic-coatings moeten er zorgvuldige afspraken worden gemaakt, omdat tintvariaties groter kunnen zijn en duidelijk zichtbaarder zijn. De bron rapporteert hiervoor een noodzaak van vooraf overleg met de opdrachtgever.

De kwaliteit van de afwerking hangt af van:

  • Het type materiaal (staal of aluminiumconstructies);
  • De aanwezigheid en kwaliteit van ondergrondbehandeling;
  • De keuze van verwerkingsmanier, zoals lijm, metselen, voegen, of dubbele spouwen.

De VMRG levert in haar richtlijn een uitgebreide kader, waarin ook de visuele controle van opgeleverde gevelconstructies centraal staat.


Kieren en voegbreedte in metalen gevels

Met betrekking tot voegbreedte en kieren in metalen beplegingen, zoals plaat- of sandwichpaneelconstructies, worden specifieke maxima gegeven die duidelijk te onderscheiden zijn van metseltechnieken:

  • Algemene kierbreedte mag maximaal 2 mm zijn;
  • Grotere kieren must worden opgelost via afdichtingssystemen, die worden aangewezen als geschikte alternatieven;
  • De toegestane variaties in hoekverdraaiing en lekdorpels willen dat het technische gebruik niet wordt beperkt, mits binnen de beschreven afwijkingen.

Er is geen haalbare rekenmethodiek om de dikte van zo'n plaatconstructie exact te bepalen. Daarom worden ervaringspatronen en technische instructies vaak het fundament van het ontwerp en de uitvoering van platenconstructies op de bouwplaats.


Bevestigingsvoorschriften en constructieve aansluiting

Hoewel gevelmetselwerk traditioneel is, wordt in moderne constructieve oplossingen vaak gebruikgemaakt van hulpconstructies zoals stelkozijnen en opsporing van as- en stramienlijnen. In deze gevallen blijft het kadreren rond de werkvloer of wand beperkt tot een duurzame en correcte montage van het beplegingselement, waarbij aandacht moet worden besteed aan:

  • Maximale afwijking in bepaling met betrekking tot bouwkundig kader: ±5 mm;
  • Rekening houden met de peilhouding;
  • Zorgen voor vastheid van het onderbouwingsstelsel;
  • Gebruik van vooraf getesteerde kwaliteitsparameters bij montage van platen, gevelelementen en spouwconstructies.

Het is bij dergelijke voegsystemen van belang dat bewerkende activiteiten aan het metselwerk of bouwblok (zoals metselen, vouwen, hakken of breken van betonconstructies) enkel worden uitgevoerd indien er duidelijke afwezigheid is van gebezigde gevelelementen. Of anders gezegd, beschermende maatregelen en tijdige plannen van constructieve werkzaamheden vooraf aan montage spelen een rol in de eindkwaliteit en het vermijden van letsel of visuele afwisseling.


Spouwcompartimentering en duurzaamheid

De spouwcompartimentering, zowel in horizontale als in verticale richting, is een sleutelaspect bij het realiseren van effectieve en duurzamere gevelconstructies. Deze compartimentering wordt bepaald door:

  • Maximale doorbuiging;
  • Vermoeiing in panning;
  • Constructiemethode (binnen/ buiten, horizontaal of verticaal);
  • Het gebruik van materiaalsoorten die resistent zijn tegen vocht, temperatuur- en luchtbelasting.

Voor stelkozijnen die op maaiveld niveau liggen, wordt er expliciet op aangedrongen om te kiezen voor watdicht materiaal om eventuele schade of corrosie te voorkomen in de langere termijn. Het aanbrengen en controleren van duurzaam bevestigd pannendak of gevelpaneeltechniek speelt een rol wanneer sprake is van grote overspanningen of buigen van platen, waarbij hulpconstructies worden toegepast.


Samenvatting van voorgestelde kwaliteitseisen

Het is verstandig om de genoemde richtlijnen aan te duiden in tabellen of lijsten wanneer we spreken over technische eisen die per gelevende partij en montageprocess moet worden nageleefd. Voor de voornamelijk gebruikte stenen in het bereik 200 +/– 4 mm (aangehouden maatspreiding klasse R2) is het volgende van belang:

Paragraaf Maximum spreiding (in mm) Toepassing / Opmerking
R1 ±9 Voor minder strakke projecten
R2 ±4 Optisch strakke metselwerk nodig
Rm Fabriek-afhankelijk Individuele afspraak met leverancier of opdrachtgever
Voorbeeld berekening 208 ±4mm of 208 ±9mm Bij beproefde steenspecie, zoals Waalsteen van 210 mm lengte
Afwijking metselwanden Tolerantie afwijking voegbrede Visueel effect op het eindproduct afhankelijk van de beoordelingsafstand
Kieren in gevelelementen Max. 2 mm toegestaan Groter dan 2 mm → afdichting vereist

Door deze tabellen op te stellen is het voor projectbeheerders of metselaars mogelijk om materialen te voorzien die passen bij de verwachte toegestane spreiding, waardoor er gecorrigeerd kan worden voor eventuele visuele of structurele problemen.


De rol van ervaring in het bepalen van afwijkingen

Ervaring van het team, met name van de VMRG gevelbouwer, is een essentieel element bij het realiseren van zowel visueel aantrekkelijk als functioneel adequaat metsel- of gevelwerk. Door het tonen van relevante case-studies of projecten is het voor projecten aan te tonen dat de uitvoerders in staat zijn tot een vaste afwijking met behulp van visuele controle. De aanduiding dat "er geen exacte norm is voor dikteberekening platen" benadrukt de rol van ervaring.


Impact op bepaling en plannen

Omwille van de variaties in baksteenafmeete wordt in de praktijk aangeraden om:

  • Een ruime voorraad (3% extra) te voorzien;
  • De maatspreiding klasse R2 te kiezen bij visueel gevoelige gevels;
  • Een beoordelingssysteem te hanteren, waarbij de metseldetail in overleg wordt gebracht met de klant;
  • De afmeete van de gevelconstructies met ondergrondbehandeling, met aandacht voor vastheid, scheluwte en bepleging.

Binnen de bouwprojecten is het belangrijk om vooraf te denken aan hoe het uiteindelijke werk op grote en kleine afstonden eruit komt. Dit geldt met name bij het gebruik van natte laksystemen, die een schitterend effect kunnen creëren, maar ook sneller kunnen vervagen onder zware omstandigheden.


Veiligheids- en geluidsafwisselende parameters

Er zijn ook praktische veiligheidsfactoren bij de keuze en montage van gevelelementen of metselconstructies. Deze spelen een rol bij het evalueren van de stabiliteit, scheluwte en loodrechte uitlevering van het kozijn, evenals de waterdichtheid van de verbindingen, bijvoorbeeld in de uiterste pannenspouwen.

Bij samengestelde elementen in de fabriek is het dus belangrijk dat het onderbouwingsstelsel, zoals stelkozijnen, minimaal ±5 mm van hett opgegeven peil mag afwijken. Eindcontrole op de bouwplaats draagt met deze voorafkeuzes bij aan de functionele en visuele integratie van gevelconstructies.


Aanvullende kwaliteitseisen: voegweefsel en duurzaamheid

Ook de keuze van voegweefsel speelt een rol in de toeleiding van de maximaal toegestane afwijkingen in metselwerk. Dunmetseltechnieken kunnen een net uitziende afwerking creëren, maar vergen meer accurate afmeetsen van de losse stenen. Traditionele metselmethoden met 8 tot 10 mm voegbrede zijn iets tolerant, maar vooral in zichtbare gevels of straatmetselwerk worden afwerkingseisen kleiner genomen.

Daarnaast moet op lange termijn met oog op duurzaamheid worden gecontroleerd of het bouwkundig kader goed blijft reageren op klimatische en gebruiksgeschillen. Dat betekent een nauwe bewaking van de scheluwte per gevel en van de algemene water- en vuilweerstand van de afwerking, tenzij een specifieke architectonische keuze dit omzeilt.


Specifiekere eisen voor dekkingen op staal of aluminium

De toepassing van oppervlaktebehandelingen op metaalgevels of schuifdeuren zorgt voor een hoger einduitvoeringsniveau, maar ook met beperkte technische variaties. Het volgende is bij dit aan te houden:

  • Staalgevels mogen lichte ongelijkheden na lakken uitstralen, als de afwerking het op de gevel nog in de beoordelingsafstand (3-5 meter) optisch aantrekkelijk is.
  • Zakkers, verwerkingsspoorzaken of kraters moeten worden weggenomen uit een eindbehandeling die wordt toegepast buiten (met meer zicht op details).
  • De laagdikte in micrometer is een aanvraaggegeven die de kwaliteit van het laksysteem verder onderbouwt. Ook hier geldt dat bij metallic effecten of poederlaks de kwaliteitsnorm afwijkt.

Beoordelingseventuele en constructieve kloof

De uiteindelijke kwaliteit van het metselwerk of de gevelbepleging hangt bovendien af van de constructieve kloof (speling of hulpconstructie-positie), die moet voldoen aan de eenvoudigere of complexere lopende regels. Omdat de gebruikte gevelmaterialen in verschillende contexten verschillende behoeften hebben, is het essentieel om:

  • Een goed meetplan te opstellen;
  • De eindtoestand te visualiseren op grotere afstand;
  • De afwijkingen in voor- en nadenligging van stenen of platen met voegen of spaties te voorkomen.

De DE-waarde (delta E) is een objectieve technische parameter om kleurverschillen te bepalen, met 0 (=precies hetzelfde) als minimum. Elke eis ten aan de hand van die gemeten tolerantie moet voldoen aan de bepaling van de opdrachtgever of architect.


De toekomst: automatisering of nieuwe maatvoeringen?

Hoewel de voorgestelde richtlijnen technisch realistisch zijn, is er onderzoek gaande naar nieuwe maatvoeringsstrategie, met beter gebaseerde meetmethoden of automatisering in de ontmoetingstoleranties van bakstenen en platen. In Nederland is er behoefte aan snellere, objectieve controleprocessen bij metselprojecten, het gemarkeerde effect is te zien bij metselwerken die gemaakt zijn met groot gemiddelde maattolerantie maar zeer strakke individuele afwijkingen.

Een toekomstig alternatief ligt in voorgestelde rekenmethoden, zoals deze waaronder rekening wordt gehouden met scheurvraag, spouwbreedte en stooktijd, echter is er hier op dit moment nog geen veldtestbaar wiskundig model beschikbaar dat zowel in de productie als op de bouwplaats kan worden aangewend.


Samenvatting van technische afval- en afwijkingseisen per situatie

Houd rekening met de volgende variaties bij het bepalen van de juiste afwijkingen:

Voorwaarde Maximum toegestane afwijking Opmerking
Maatspreidingklasse R2 (lengte) ±4 mm Precieze constructie
Afwijking per diagonaal (vlakheid) ±5 mm/m², ±10 mm totaal max. Visualisatie in 5 meter afstand
Beoordelingsafstand binnen gebieden 3 meter Voor visueel gevoelig werk
Afwijking T-verbindingen profiel ±0,3 mm zichtzijde; ±0,5 mm binnen de vlak Fabriekontworpen samenstellen
Kieren zonder afdichting ≤2 mm Zelfstandige verbindingen
Beschermmaatregelen bij bewerkingen Benodigd bij late bewerkingsstap Verantwoordelijkheid opdrachtgever
Onderdorpel van hulpconstructies Waterdicht materiaal vereist Met name bij maaiveldniveau

Voor- en nadelen van maatspreidingsklasse R1 vs R2

Het gebruik van maatspreidingsklassen R1 en R2 in bakstenen is een weerspiegelend gebied dat zowel aan de eindkwaliteit van het metselwerk als aan de productieve afnamekwaliteit van een stenenlevering beïnvloedt.

Kach van maatspreiding R1 R2
Spr. berekening 0,6 * √gemiddelde maat 0,25 * √gemiddelde maat
Toepassing Kleinere eisen op vlakheid en scheluw, niet zo visueel kritisch Hogere eisen, visueel strakker werk vereist
Stenen per m² Minder benodigd bij groter spreiding Meer benodigd bij lager spreiding
Projectkosten Lagere kwaliteit → lagere kosten per steen Strakke kwaliteit → kosten licht verhoogd

Tot slot is het verstandig om bij gevelprojecten en andere visuele constructies (zoals interieurelementen, schoorsteenbouwsystemen of pannendakgevels) te kiezen voor een strakkere tolerantie zoals klasse R2. Dit zorgt voor een meer constante afstand in het metselwerk en minder visueel afwisseling.


Conclusie

In verband met maximale afwijkingen in metselwerk zijn de genoemde richtlijnen en maatvoeringsnormen centraal voor het bepalen van de kwaliteit en het uiterlijk van afwerkingen in de bouwsector. De maatspreiding is in deze specifieke context bepaald aan de hand van gebruikte berekeningswijzen van het gemiddelde van tien stenen, waarbij kleinere spreads zoals R2 vaak uitwisselend zorgen voor een beter optisch effect.

Deze eisen zijn uitgebreid over meerdere bouwdeelgebieden aan elkaar gekoppeld, van standaardmetseltechnieken tot geavanceerde gevelconstructies, waarmee eenveel het op een uniek bouwproject wordt toegepast.

De rol van erstelling van vooraf testen, visualisatie in grote afstand en toepassing van relevante beeldgevoelige kwaliteitscontrole is in deze gevoelige toepassingseisen essentieel. Wanneer het gaat om visuele afwerking die van invloed is op het totale imago van een woning of pand, is het dus belangrijk om zowel de bouwtechniek als het materialenkeuze te optimaliseren binnen de bereikbare afwijkingen en eisen.

Ondanks technologische voortgang, wordt er nog geen haalbare methode genoemd om de beplegingstechnieken van groeperde panelen exacter te bepalen. Hierdoor moet de ervaring van het bouwbedrijf evenredig aandacht krijgen als de technische toleranties.

Tenslotte is de volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtgever bij latere bewerkingsstappen in de constructie, zowel voor de kwaliteitsbeoordeling als voor de eventuele schadevergoedingen.


Bronnen

  1. Baksteenformaten en spreidingseisen
  2. Kwaliteitseisen VMRG gevelbouw

Related Posts