Metselwerk door de Eeuwen Heen: Verbanden, Technieken en Materialen

Inleiding

Dit artikel behandelt de historische ontwikkeling van metselwerk in Amsterdam, met een focus op verschillende metselverbanden, gebruikte materialen en de eisen die aan metselaars werden gesteld. De informatie is gebaseerd op historische documenten en observaties van bestaand metselwerk in de stad. Verschillende metselverbanden, zoals staand verband, Noors verband, Vlaams verband en kruisverband, worden beschreven, evenals de evolutie van baksteenformaten en metselspecie. De nadruk ligt op de technieken die werden gebruikt om duurzaam en esthetisch aantrekkelijk metselwerk te creëren, en de rol van vakmanschap in het proces.

Verschillende Metselverbanden

Verschillende metselverbanden werden door de eeuwen heen toegepast, elk met zijn eigen kenmerken en toepassingen. In Amsterdamse gevels is kruisverband vanaf 1550 het meest gebruikelijk. Dit verband vereist dat de lengte van de baksteen gelijk is aan twee koppen plus een voeg, en dat de steen dunner is dan de helft van de kop. Het kruisverband uit de zeventiende eeuw begon op de hoek met een kop en een klezoor, terwijl het uit de achttiende eeuw te herkennen is aan een drieklezoor op de hoek.

Naast kruisverband werden ook andere verbanden gebruikt, zij het minder frequent. Staand verband, waarbij de strekkenlaag afgewisseld wordt met een koppenlaag, werd bijvoorbeeld toegepast bij het Waaggebouw. Noors verband, waarbij na elke twee strekken een kop wordt gebruikt, en Vlaams verband, waarbij na elke kop een strek komt, werden in Amsterdamse gevels zelden teruggevonden, maar kwamen bij uitzondering voor bij trapgevels.

Voor dunne muren werd traditioneel het halfsteens verband toegepast. Dit verband is te herkennen aan de specifieke manier waarop de stenen gestapeld zijn.

Baksteenformaten en Evolutie

De formaten van bakstenen zijn in de loop der tijd veranderd. In de tweede helft van de veertiende eeuw werd gemetseld met kleinere bakstenen van 23 x 5,5 cm. De oorspronkelijke baksteenformaten van de Waag (circa 1480) waren 25 x 5,5 en 22 x 5,5-6 cm. Bij de bouw van het turfpakhuis (thans Bank van Lening) uit 1550 werden aan de onderkant van de voorgevel nog verschillende ‘mop’-formaten van 25 x 5,5 cm gevonden. Architect Philips Vingboons werkte vaak met paarsgrauwe ‘drieling Vechtsteen’ van 18 x 9 x 4 cm. De lagenmaat, het aantal lagen stenen per meter hoogte, varieerde afhankelijk van het steenformaat en de gewenste esthetiek. Zo werkten bouwmeesters Hendrick de Keyser en Jacob van Campen in de zeventiende eeuw met oranjerode of hoogrode Leidse steen in kruisverband, met een lagenmaat van circa 22 lagen per meter hoogte. De Amstelhof (thans Hermitage), gerealiseerd in 1681, had een lagenmaat van 20 lagen per meter hoogte en geslepen strekken boven de vensters.

De benaming van een steen kan verwarrend zijn, omdat verschillende productiegebieden hun eigen formaten gebruikten.

Metselspecie en Voegen

De samenstelling van de metselspecie is eveneens geëvolueerd. Aanvankelijk werd er gemetseld met (gebrande) schelpkalk en fijn zand, soms zelfs met klei of leem. Al snel werd ook steenkalk (kluitkalk) uit het stroomgebied van de Maas gebruikt, in een verhouding van circa 1 kalk : 2-2,5 zand. Deze kalksoorten verharden langzaam door koolzuur uit de lucht, wat problemen kon opleveren bij dikke muren en funderingen onder het grondwaterniveau. Door het toevoegen van gemalen tufsteen (tras) werd de specie hydraulisch, wat betekent dat deze versteende door koolzuur uit het water. De hoeveelheid tras die werd toegevoegd, was afhankelijk van de benodigde waterdichtheid. De kalkbereiding verbeterde in de loop der tijd, waardoor de specie gelijkmatiger en witter werd.

Om een zo dun mogelijke voeg te leggen, werden de bakstenen in de zeventiende eeuw vaak geslepen. De gemetselde strek of hanenkam boven de vensters kreeg zijn kenmerkende vorm door dit slijpen.

Vakmanschap en Gilden

Het vak van metselaar was hoog aangeschreven en vereiste aanzienlijke vaardigheid. Om als ‘Meestermetselaar’ door de gilden te worden toegelaten, moesten metselaars een meesterproef laten zien. Deze proefstukken zijn nog steeds te vinden in de traptoren van de Waag. Het stadsbestuur liet de bakstenen die de stad binnenkwamen op hardheid en formaat keuren, en in 1662 werd Jan Willemsen Brederode aangesteld als stadsmetselaar om deze controle uit te voeren.

Symbolen in Bouwtekeningen

Bouwtekeningen bevatten specifieke symbolen die de verschillende elementen van een constructie weergeven. Zo staat een symbool voor hemelwaterafvoer, isolatie, leidingschachten, schoorstenen, en verschillende soorten muren (halfsteensmuur, spouwmuur, metselwerk). Ook symbolen voor materialen zoals beton, staal, aluminium en hout zijn te vinden. Het correct interpreteren van deze symbolen is essentieel voor het begrijpen van de constructie en het uitvoeren van renovatiewerkzaamheden.

Restauratie en Onderhoud

Het behoud van historisch metselwerk vereist zorgvuldig onderhoud en restauratie. De onderste drie lagen van het metselwerk aan de Prinsenhofsteeg waren bijvoorbeeld later opnieuw gevoegd met een dikkere voeg. Bij restauratie is het belangrijk om de oorspronkelijke materialen en technieken te respecteren, en om te streven naar een zo authentiek mogelijk resultaat.

Conclusie

Metselwerk is een essentieel onderdeel van de Amsterdamse bouwgeschiedenis. De verschillende metselverbanden, de evolutie van baksteenformaten en metselspecie, en de eisen die aan vakmanschap werden gesteld, getuigen van een lange traditie van bouwkundige kennis en expertise. Het behoud van dit historisch metselwerk vereist zorgvuldig onderhoud en restauratie, met respect voor de oorspronkelijke materialen en technieken. Het begrijpen van de verschillende metselverbanden en symbolen in bouwtekeningen is cruciaal voor zowel professionals als liefhebbers van historische bouwkunst.

Bronnen

  1. amsterdamsebinnenstad.nl
  2. kennis.cultureelerfgoed.nl
  3. joostdevree.nl

Related Posts