Oud Metselwerk: Kenmerken, Onderhoud en Herstel

Inleiding

Oud metselwerk, met name dat van voor circa 1890, vertoont significante verschillen met modern metselwerk. Deze verschillen betreffen zowel de gebruikte baksteensoorten als de samenstelling van de metselspecie. Oudere bakstenen zijn poreuzer en nemen meer vocht op, terwijl de traditionele kalkmortels elastischer zijn dan het harde portlandcement dat later werd gebruikt. Het correct identificeren van deze verschillen is cruciaal bij renovatie en herstelwerkzaamheden om schade te voorkomen en de authenticiteit van historische gebouwen te behouden. Dit artikel behandelt de kenmerken van oud metselwerk, de gebruikte technieken, en de aandachtspunten bij onderhoud en herstel, gebaseerd op beschikbare documentatie.

De Evolutie van Baksteen en Metseltechnieken

De geschiedenis van baksteen in Nederland begint met de toepassing van natuursteen, zoals tufsteen, bij de bouw van kerken. De Romeinen gebruikten al platte bakstenen, maar deze techniek verdween met hun vertrek. Pas in de 12e eeuw, met de stichting van het Cisterciënzer Klooster in Dokkum, werd baksteen weer toegepast. De eerste bakstenen waren fors van formaat (circa 31 x 16 x 7 cm) en werden gebruikt in combinatie met tufsteen.

In de middeleeuwen werden bakstenen handvormig gemaakt en gebakken in veldovens. Na het bakken werden ze gesorteerd op kleur en hardheid om een esthetisch aantrekkelijk metselwerk te creëren. De handvormsteen, een typisch Nederlandse bouwsteen, kenmerkt zich door zijn variëteit in kleuren en vormen.

Verschillen tussen Oud en Modern Metselwerk

Een fundamenteel verschil tussen oud en modern metselwerk ligt in de productie van de bakstenen. Oude bakstenen werden gebakken van niet-ontluchte klei bij lagere temperaturen en droogden langzamer. Dit resulteerde in een sterk poreuze steen met een hoge vochtopname. Nieuwere bakstenen worden gemaakt van ontluchte klei, gebakken bij hoge temperaturen en sneller gedroogd, waardoor ze minder poreus en dichter zijn.

Ook de metselspecie verschilt aanzienlijk. Oud metselwerk gebruikte zachte, ademende kalkmortels die versteenden door chemische reactie met koolzuur uit de lucht. Deze mortels zijn elastischer dan het harde portlandcement, dat versteent door reactie met water. De elasticiteit van kalkmortel is essentieel omdat het vervormingen als gevolg van zettingen kan opnemen zonder dat de samenhang van het metselwerk verloren gaat. Modern metselwerk, met harde cementmortels, vereist dilataties om krimp en rek op te vangen.

Metselverbanden door de Eeuwen Heen

Verschillende metselverbanden zijn door de eeuwen heen gebruikt, elk met zijn eigen kenmerken en toepassingen. Vroege vormen omvatten kistwerk, waarbij twee halfsteensmuren werden verbonden met stortwerk. Bij historisch metselwerk spreekt men van kettingverband wanneer er spaarzaam koppen in de laag zijn verwerkt om de muren te verbinden.

Bekende metselverbanden zijn:

  • Vlaams verband: Wisselend strekken en koppen. Tot de 14e eeuw veel gebruikt.
  • Staand verband: Strekkenlagen afgewisseld met koppenlagen. Ontwikkeld vanaf het tweede kwart van de 14e eeuw.
  • Kruisverband: Strekkenlagen met een halve steen verschoven. Vanaf de 16e eeuw in gebruik.
  • Noors verband: Na elke twee strekken een kop.

Het gebruik van kwart bakstenen, ook wel klezoren genoemd, was gebruikelijk in de koppenlaag. Rond 1600 werden de kop en klezoor samengevoegd, wat leidde tot de drieklezoor.

Voegwerk in Historisch Metselwerk

Voegwerk is een essentieel onderdeel van metselwerk en heeft een grote invloed op de uitstraling en waterdichtheid van een gevel. Oude gevels hadden vaak dunne voegen, soms gemaakt met kalkmortel. Men vond dunne voegen mooier omdat de baksteen zelf de aandacht moest trekken, niet de voeg.

Tot in de zeventiende eeuw werd voegwerk vaak direct na het metselen vlak afgestreken, zonder aparte voeg. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werd apart gesneden voegwerk toegepast.

Onderhoud en Herstel van Oud Metselwerk

Bij het herstellen van oud metselwerk is het van groot belang om de juiste materialen en technieken te gebruiken. De mortelsamenstelling moet worden afgestemd op het bestaande werk. Bij zachte stenen hoort een zachte mortel met veel kalk en weinig of geen cement. Het gebruik van cementmortel bij oud metselwerk kan leiden tot vochtproblemen en schade, omdat het vochttransport wordt verstoord.

Bij het vervangen van beschadigde bakstenen is het belangrijk om stenen te zoeken die qua kleur, formaat, textuur en hardheid overeenkomen met de bestaande stenen. Het metselwerk moet in hetzelfde verband worden gemetseld als het oude metselwerk.

Het herstellen van voegwerk vereist eveneens een zorgvuldige benadering. Opvallend cementmortel schaadt niet alleen de uitstraling, maar sluit vaak ook niet goed aan op het historische metselwerk. Het is belangrijk om de essentie en textuur van de historische gevel te behouden.

Regelgeving en Vergunningen

Voor groot herstel van het oorspronkelijke metsel- en voegwerk van monumenten is een vergunning nodig op grond van de Monumentenwet. Dit geldt ook voor het grondig reinigen van gevels.

Conclusie

Oud metselwerk is een waardevol onderdeel van ons cultureel erfgoed. Het correct identificeren van de kenmerken van oud metselwerk, het begrijpen van de verschillen met modern metselwerk, en het toepassen van de juiste technieken bij onderhoud en herstel zijn essentieel om de authenticiteit en duurzaamheid van historische gebouwen te waarborgen. Het gebruik van zachte kalkmortels, het respecteren van de oorspronkelijke metselverbanden, en het zorgvuldig selecteren van bakstenen zijn cruciale aspecten bij het herstellen van oud metselwerk.

Bronnen

  1. Monumentenwacht Overijssel
  2. Amsterdamse Binnenstad
  3. Agriwiki
  4. Kennis Cultureel Erfgoed
  5. Monumentenwacht Drenthe
  6. Rondametselwerken

Related Posts