Stemassimilatie in Nederlandse Dialecten: Een Fonetische en Fonologische Analyse

Inleiding

Dit artikel behandelt het fenomeen van stemassimilatie in Nederlandse dialecten, gebaseerd op een analyse van fonetische en fonologische processen zoals beschreven in de beschikbare bronnen. De focus ligt op de veranderingen in stemgeving van obstruenten (plosieven en fricatieven) in verschillende posities ten opzichte van de syllabegrens (#) en andere klanken. De bronnen suggereren een complex beeld van stemassimilatie, met variaties afhankelijk van de dialectregio, de aard van de obstruenten, en de contextuele omgeving. De beschikbare informatie is voornamelijk gebaseerd op dialectonderzoek en de analyse van spraakopnames, met name uit de collectie van het Research Nederlands Dialect (RND).

2.1. Alleen Obstruenten Links van de Syllabegrens

2.1.1. Vóór Pauze

In de meeste zuidelijke Nederlandse dialecten geldt de FIDE-regel ([OBS.] → [-stem] / - #), wat betekent dat obstruenten aan het einde van een woord of zin doorgaans stemloos worden. Een klein gebied in het noorden van Belgisch-Limburg (rond Bree) vormt een uitzondering, waar stemhebbende okklusieven die door sjwa-apokoperingsregel in de auslaut kwamen te staan, niet altijd stemloos zijn geworden. Dit suggereert een regionale variatie in de toepassing van deze regel.

2.1.2. Vóór Vokaal

De analyse van stemassimilatie vóór een vokaal ([ …V(C)K#V… ]) vereist een strikt onderscheid in het Algemeen Nederlands (A.N.). De beschikbare informatie gaat hier niet verder in op de details van dit onderscheid.

2.1.3. Vóór Sonorante Konsonant

Het destilleren van een coherent beeld van stemassimilatie vóór een sonorante konsonant is moeilijk gebleken. Monografieën van SERCU (1972) en VERSCHUUR (1902) suggereren de mogelijkheid tot stembehoud van /d/ vóór sonorante konsonant in het zuidwesten, maar beschrijven de regel niet precies. Onderzoek met zin 15 van het RND (vastenavond wordt niet…) had uitsluitsel kunnen brengen, maar biedt weinig precieze informatie.

2.2. Obstruenten Links én Rechts van de Syllabegrens

2.2.1. De ‘Rechtse’ Obstruent is een Fricatief

Wanneer de rechtse obstruent een fricatief is, wordt deze in heel het onderzochte gebied stemloos. Voorbeelden zoals uiTZagen ([ts]), oPVallen ([pf]), en miSVallen ([sf]) illustreren dit. In gevallen met stemhebbende obstruenten aan beide zijden van de syllabegrens (hanDZaag [ts], huiZVuil [sf], buiGZaam [Xs]), vindt eerst verstemlozing van de linkerobstruent plaats (door de FIDE-regel), waarna een progressieve assimilatieregel de rechtse fricatief ook stemloos maakt. De regel hiervoor is: (R 6) [OBS.][+kont.] → [-stem]/ [OBS.][-stem] # -. Alle geraadpleegde monografieën bevestigen de werking van deze regel in de beschreven dialecten.

2.2.2. De ‘Rechtse’ Obstruent is een Okklusief

De beschikbare informatie bevat geen details over de stemassimilatie wanneer de rechtse obstruent een okklusief is.

Progressieve en Regressieve Assimilatie

De bronnen benadrukken het onderscheid tussen progressieve en regressieve assimilatie. Regressieve assimilatie (FIDE) is de verstemlozing van een obstruent onder invloed van een volgende stemloze obstruent. Progressieve assimilatie is de stemloze of stemhebbende worden van een obstruent onder invloed van een voorgaande obstruent. De aard van de assimilatie (gespannen-ongespannen) en de vraag of de aanpassing progressief verloopt (waarbij beide gespannen worden) zijn onderwerpen van discussie onder Nederlandse fonologen. Sommige onderzoekers leggen de nadruk op stemspecificering, terwijl anderen de articulatiewijze-assimilatie benadrukken.

Variatie en Onregelmatigheden

De bronnen wijzen op variatie in de toepassing van de assimilatieregels. Soms zijn sprekers niet consequent, vooral bij langzaam en nadrukkelijk artikuleren. Er zijn afwijkingen van de REVO-regel (regressieve assimilatie), en progressieve assimilatie komt vaker voor als de eerste obstruent een fricatief is en de tweede een /d/.

Een opvallend fenomeen is de progressieve assimilatie in combinatie met ‘kleine’ of ‘functie’-woordjes (de, deze, die, dat, dit, daar, dan, dus, d'r). In deze gevallen is progressieve assimilatie vooral frequent bij sprekers uit het westen, mogelijk uit Zuid-Holland.

Kartering van Voicing

Door schriftelijke en mondeling ingewonnen gegevens kon een gebied met voicing (stemhebbendheid) in kaart worden gebracht. Echter, verder onderzoek in monografieën en bandopnames van dialektgesprekken toonde ook in Limburg sporen van voicing aan, bijvoorbeeld in Venlo ([aavjakkərə]) en Hasselt ([a:vlupə]). De RND-gegevens bevestigen dit echter niet.

Beperkingen van de Bronnen

De bronnen benadrukken dat de gegevens vaak zijn verzameld onder ongunstige omstandigheden, zonder technische apparatuur. Dit kan de nauwkeurigheid van de optekening van het akoestisch waarneembare deel van het assimilatiefenomeen beperken. Zelfs de RND-opnemers concentreren zich meestal op het meest akoestisch waarneembare kenmerk, namelijk de stemgeving.

Conclusie

De beschikbare bronnen bieden een inzicht in de complexiteit van stemassimilatie in Nederlandse dialecten. De FIDE-regel domineert in veel regio's, maar er zijn uitzonderingen en variaties, afhankelijk van de dialectregio, de aard van de obstruenten, en de contextuele omgeving. Progressieve assimilatie speelt een rol, vooral in combinatie met bepaalde functionele woorden. De nauwkeurigheid van de gegevens wordt beperkt door de omstandigheden waaronder ze zijn verzameld. Verder onderzoek met moderne fonetische analyse zou nodig zijn om een vollediger beeld te krijgen van dit fascinerende fonologische fenomeen.

Bronnen

  1. DBNL

Related Posts