Voegwerk in Metselwerk: Diepte, Hardheid en Toepassingsklassen

Introductie

Voegwerk is een essentieel onderdeel van metselwerk, dat niet alleen bijdraagt aan de esthetiek van een gevel, maar ook aan de duurzaamheid en waterdichtheid. De diepte van de voeg, de hardheid van de voegmortel en de juiste toepassing van verschillende voegtechnieken zijn cruciale factoren om te overwegen bij zowel nieuwbouw als renovatie. Dit artikel behandelt de verschillende aspecten van voegwerk in metselwerk, gebaseerd op beschikbare informatie over materiaalkeuze, technieken en kwaliteitscontrole. De informatie is relevant voor zowel huiseigenaren die een renovatie overwegen, als voor doe-het-zelvers en professionals in de bouwsector.

De Invloed van Maatspreiding op Voegdiepte

De maatspreiding van de gebruikte baksteen is direct van invloed op de benodigde voegdiepte. Bakstenen met een grotere maatspreiding vereisen een dikkere voeg. Dit is een fundamenteel principe bij het bepalen van de juiste voegdiepte. De documentatie geeft geen specifieke waarden voor de relatie tussen maatspreiding en voegdiepte, maar benadrukt wel de noodzaak om hier rekening mee te houden.

Voeghardheid en Toepassingsklassen

De voeghardheid is een belangrijke indicator voor de kwaliteit en levensduur van het voegwerk. Een hardere voeg is over het algemeen duurzamer. De benodigde voeghardheidsklasse wordt bepaald door de toepassingsklasse van het metselwerk. Gevelmetselwerk valt meestal in toepassingsklasse MX3.2, wat blootstelling aan veel water en vorst/dooiwisselingen impliceert. Voor deze klasse is een voeghardheidsklasse van VH35 vereist. In horizontale vlakken en in kustgebieden (MX4) is een hogere hardheidsklasse, VH45, aanbevolen.

Het is belangrijk op te merken dat, indien er geen specifieke afspraken zijn gemaakt, een voegbedrijf volgens de Uitvoeringsrichtlijn een voeghardheidsklasse van VH25 mag realiseren. Dit wordt echter niet geadviseerd, tenzij het gaat om gehydrofobeerd verticaal metselwerk, waarbij VH25 voldoende wordt geacht. De hardheid van de voeg kan gemeten worden met een voeghardheidsmeter, een pendelhamer van Schmidt (type PM), volgens de methode TNO-IBBC. De hardheid is afhankelijk van het voegtype en het soort bouwwerk.

Traditionele en Moderne Voegtechnieken

Er bestaan verschillende voegtechnieken, elk met hun eigen kenmerken en toepassingen.

Doorstrijkwerk

Bij traditioneel metselen krabt de metselaar de voegen uit tot een diepte van 12–15 mm. Na droging van het metselwerk werkt de voeger de voegen verder af. Doorstrijkwerk is een methode waarbij het metselwerk tijdens het metselen, na licht opstijven van de metselmortel, direct door de metselaar wordt afgewerkt door de voeg door te strijken. Deze methode resulteert in een zeer duurzame en dieper liggende voeg. Voor doorstrijkwerk zijn speciale doorstrijkmortels op kleur beschikbaar. Met behulp van een voegroller (pointmaster) kan het profiel van de voeg worden aangepast (meer of minder terugliggend, schaduwvoeg, holle voeg e.a.). Het wordt aanbevolen om doorstrijkwerk toe te passen bij bakstenen die weinig zuigend zijn (klasse IW1 volgens BRL 1007).

Andere Voegtechnieken

Naast doorstrijkwerk zijn er diverse andere voegtechnieken:

  • Platvol voegwerk: De meest eenvoudige vorm, waarbij de voeg gelijk ligt met het oppervlak van de stenen.
  • Verdiept voegwerk: Heeft een kleine inkeping tussen de stenen, voor een traditionele uitstraling.
  • Schaduwvoeg: Ligt iets terug ten opzichte van het oppervlak, waardoor een schaduw ontstaat die diepte geeft.
  • Knipvoeg: Een arbeidsintensieve techniek waarbij de voeg in een hoek van 45 graden wordt afgesneden, voor een strakke en decoratieve afwerking.
  • Teruggehouden voeg: Een deel van de voegmortel wordt verwijderd nadat het is opgedroogd, waardoor een inkeping ontstaat.
  • Gekleurde voegen: Voegen met een afwijkende kleur ten opzichte van de baksteen.

Het Belang van de Voeg voor het Uiterlijk van Metselwerk

De voeg kan tot 25% van het metselwerk beslaan en heeft daarmee een significante invloed op het uiterlijk van de gevel. Factoren die hierbij een rol spelen zijn:

  • Voegdikte: Dikke, dunne of voegloze voegen.
  • Steengrootte: De afmetingen van de gebruikte bakstenen.
  • Voegkleur: De kleur van de voegmortel.
  • Voegtype: De gekozen voegtechniek.

Het uiterlijk van het metselwerk verschilt afhankelijk van het gebruik van specie (gevulde voegen), lijm (smallere voeg) of een voegloze afwerking.

Voegloos Metselwerk

Voegloos metselwerk is metselwerk waarbij de stootvoegen een minimale sprong hebben en theoretisch 0 mm dik zijn. In de praktijk bedraagt de stootvoegruimte door maattoleranties minimaal 2 mm. Dit type metselwerk benadrukt de horizontale lijnen in het metselwerk. Voor voegloos metselwerk is het essentieel dat de bakstenen exact dezelfde maat hebben (afwijking ca. 0,1 mm) om te voorkomen dat het metselbeeld verloopt. Er moet speciale aandacht worden besteed aan het voorkomen van het binnendringen van hemelwater in de smalle spleet tussen de stenen.

Materialen en Uitvoering

Bij het uitvoeren van voegwerk is het belangrijk om de juiste materialen te gebruiken en de juiste technieken toe te passen. De klassieke voegmethode omvat de volgende stappen:

  1. Bereid de voegmortel voor volgens de juiste mengverhoudingen.
  2. Maak de voegen schoon en verwijder eventueel losse stukjes en vuil.
  3. Bevochtig de voegen lichtjes voordat je de voegmortel aanbrengt.
  4. Breng de voegmortel gelijkmatig aan met een voegspijker of voegrubber.
  5. Verwijder overtollige voegmortel met een vochtige spons in een hoek van 45 graden.
  6. Laat de voeg enige tijd drogen voordat je het oppervlak schoonmaakt.

Muurdikte en Muurverzwaringen

De dikte van metselwerkgevels is afhankelijk van de gebruikte steen (soort en afmeting), de belasting op de muur en de muurhoogte. De minimumdikte voor standaard metselwerk is via tabellen te bepalen. Muurverzwaringen worden toegepast om de stijfheid en stabiliteit van een muur te vergroten op plaatsen waar extra belasting moet worden afgevoerd. Deze kunnen eenzijdig of tweezijdig worden uitgevoerd. Het steenverlies kan worden beperkt door onzuiver verband toe te passen.

Conclusie

Voegwerk is een complex proces dat een zorgvuldige planning en uitvoering vereist. De keuze van de juiste voegtechniek, de voeghardheid en de voegdiepte zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden en de gewenste esthetiek. Het is essentieel om rekening te houden met de toepassingsklasse van het metselwerk en de maatspreiding van de gebruikte bakstenen. Een correct uitgevoerd voegwerk draagt bij aan de duurzaamheid, waterdichtheid en het uiterlijk van een gebouw.

Bronnen

  1. KNB Keramiek
  2. Joost Devree
  3. Metsel-Gigant
  4. Berkela
  5. Buildinghomes

Related Posts