Voorbeelden en herstelmethoden van historisch metselwerk

Historisch metselwerk vormt een essentieel onderdeel van het architectonische erfgoed, zowel qua esthetiek als qua constructieve kwaliteit. Het gebruik van bakstenen in combinatie met diverse metselverbanden, afwerkingen en voegtechnieken heeft geleid tot een rijke diversiteit in gevelmetselwerk. In dit artikel worden enkele voorbeelden van historisch metselwerk beschreven, evenals mogelijke schadeoorzaken en herstelmethoden. Op basis van de beschikbare informatie uit betrouwbare bronnen worden de technieken, materialen en praktijkvoorschriften die in het verleden werden gebruikt, toegelicht.

Introductie

Metselwerk speelt een centrale rol in de bouwgeschiedenis van Nederland. Het is niet alleen functioneel, maar ook visueel aantrekkelijk. In het verleden werden verschillende soorten bakstenen, zoals Leidse, Vechtsteen en Vlaamse stenen, gebruikt, vaak in combinatie met specifieke metselverbanden. Naast het metselwerk zelf, was ook de afwerking van de gevels belangrijk, zoals schilderingen of het gebruik van glazuur. In loop van de tijd zijn er echter schadeveranderingen opgetreden door ouderdom, vocht, zoutdepositie of onjuiste restauraties. Het herstel van historisch metselwerk vraagt daarom kennis van de oorspronkelijke materialen en technieken, evenals van moderne onderzoeks- en herstelmethoden.

Voorbeelden van historisch metselwerk

17e-eeuwse metseltechnieken in Amsterdam

In de 17e eeuw ontwikkelden zich in Amsterdam diverse metseltechnieken die tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. Bouwmeesters zoals Hendrick de Keyser en Jacob van Campen maakten gebruik van oranjerode of hoogrode Leidse steen in kruisverband. Deze techniek werd toegepast in gebouwen zoals de gevels van de binnenplaats van het voormalige Burgerweeshuis, thans het Amsterdam Museum. De lagenmaat van dit metselwerk bedroeg circa 22 lagen per meter hoogte, en om het gewenste resultaat te bereiken werden de stenen vaak geslepen. Deze aanpassing zorgde voor een gladde, uniforme oppervlakte die karakteristiek was voor de bouwstijl van die tijd.

Een ander voorbeeld uit de 17e eeuw is de architect Philips Vingboons, die vaak paarsgrijs “drieling Vechtsteen” gebruikte. Deze baksteen had een afmeting van 18 x 9 x 4 cm en werd in een lagenmaat van 22 lagen per meter opgebouwd. Deze steen werd vaak toegepast in straatgevels, zoals op Oudezijds Voorburgwal 316. De stad had in die tijd ook een strikte controle op de kwaliteit van de bakstenen die binnenkwamen. In 1662 werd de stadsmetselaar Jan Willemsen Brederode aangesteld om deze controle uit te voeren.

18e-eeuwse metseltechnieken en de invloed van stenenformaten

In de 18e eeuw veranderden de technieken en materialen die werden gebruikt voor metselwerk. Een bekend voorbeeld is Nieuwe Keizersgracht 28-44 uit 1732, ontworpen door architect Daniël Marot. Dit gebouw is opgebouwd met bakstenen van 20 x 10 x 4 cm en een lagenmaat van 22 lagen per meter. Deze afmetingen zorgen voor een duidelijke horizontale structuur in het metselwerk. Het formaat van de baksteen speelt een grote rol in de keuze van de lagenmaat, aangezien grotere stenen grotere afstanden tussen de lagen toelaten.

De invloed van de productiegebieden op de stenenformaten is ook duidelijk zichtbaar. In verschillende regio’s werden eigenlijke formaten gebruikt, wat ervoor zorgde dat het metselwerk variabel is qua uiterlijk. Deze diversiteit maakt historisch metselwerk niet alleen uniek, maar ook uitdagend bij het herstel, omdat de oorspronkelijke materialen en technieken vaak niet exact worden nagemaakt.

19e-eeuwse veranderingen en het gebruik van cementvoegen

In de 19e eeuw verscheen een belangrijke verandering in metseltechnieken: het gebruik van cementvoegen. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het Waaggebouw in Amsterdam, waar na 1850 cementvoegen werden toegepast. Deze verandering had een negatieve invloed op de oude zachte bakstenen, die sneller verweerden door de harde voegen. Het metselwerk uit deze periode is vaak minder duurzaam dan de vroegere vormen van metselwerk, en vereist daarom vaak herstel.

Het Waaggebouw is ook een goed voorbeeld van het oude metselwerk uit de zeventiende eeuw. Dit metselwerk werd niet gevoegd, maar direct na het metselen vlak afgestreken of met een dagstreep. Een apart gesneden voeg komt pas voor in de tweede helft van de zeventiende eeuw. In het Waaggebouw zijn ook verschillende stenenformaten gebruikt, wat duidelijk maakt dat er in de loop der eeuwen werd geknoeid met de oorspronkelijke opbouw.

Afwerkingen en bewerkingen van metselwerk

Historisch metselwerk is vaak afgezet met verschillende afwerkingen en bewerkingen. Deze variëren van schuren en scharreren tot het toepassen van een afwijkende kleur baksteen of natuursteen. Een bekende afwerking is het gebruik van glazuur, wat zowel functioneel als esthetisch was. Het gebruik van verschillende kleuren en formaten bakstenen zorgde voor een rijke variatie in het gevelmetselwerk.

Een andere vorm van afwerking is het toepassen van schilderingen op gevels. Dit was vooral in de zestiende en zeventiende eeuw gebruikelijk in Amsterdam. De schilderlaag had niet alleen esthetische functies, maar ook een wettende werking. In de achttiende eeuw raakte het schilderen van gevels echter in onbruik. De voorkeur ging uit naar het gebruik van strakke, maatvaste gevelklinkers in combinatie met mooi gesneden voegen.

Het toepassen van een verdichte verffilm kan echter de vochthuishouding van metselwerk negatief beïnvloeden. Het is daarom belangrijk dat de muurverf damp-open is, zodat vocht kan uittreden via het proces van dampdiffusie. Alleen bepaalde soorten verf zijn geschikt voor gevels, en het gebruik van de verkeerde soort verf kan leiden tot schade.

Oorzaken van schade aan metselwerk

Schade aan metselwerk kan verschillende oorzaken hebben, variërend van constructieve problemen tot bouwtechnische of materiaaltechnische problemen. Een van de bekendste vormen van schade is scheurvorming. Scheuren kunnen ontstaan door zetting, buiging of rotatie van het metselwerk. De vorm van de scheur, zoals de wijdte, richting en verloop, geeft een deskundige veel informatie over de mogelijke schadeoorzaken.

Een andere oorzaak van schade is het roesten van ijzer. Wanneer ijzer dat is verankerd in metselwerk roest, kan dit leiden tot uitdijing en dus tot druk op het metselwerk. Roestende verankeringen, doken, duimen en ringankers zijn vaak oorzaak van schade in baksteenmetselwerk. De aanwezigheid van ijzer kan worden vastgesteld via fysische detectiemethoden.

Zout en vocht zijn ook een belangrijke oorzaak van schade. Bouwschadelijke zouten kunnen in het metselwerk aanwezig zijn, of kunnen worden gevormd door reacties met water. Deze zouten nemen veel water op, wat leidt tot zwellen en uiteindelijk tot scheuren. Ook vorst kan schade veroorzaken wanneer metselwerk verzadigd is met vocht. In dergelijke gevallen kan de expansie van ijs leiden tot scheuren in het metselwerk.

Onderzoek en beoordeling van schade

Voor het herstel van schade aan metselwerk is het belangrijk om eerst de oorzaak van de schade vast te stellen. Op basis van een visuele inspectie moet een deskundige bepalen welke soorten onderzoek nodig zijn. Dit kan bouwtechnisch, materiaaltechnisch of bouwfysisch onderzoek zijn, maar ook geofysisch of bouwhistorisch onderzoek kan van belang zijn. Onderzoek naar omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het metselwerk is ook noodzakelijk.

Een techniek die vaak wordt gebruikt bij het onderzoek van metselwerk is het gebruik van een scheurmeter. Deze bestaat uit twee perspexplaatjes met raster en schaalverdeling, die aan weerszijden van de scheur worden bevestigd. Ook kan een scheur plaatselijk worden dichtgezet met gips. Door te meten binnen welke tijd het gips weer loskomt, kan een beeld worden verkregen van de activiteit van de scheur.

Een eenvoudige manier om onzichtbare scheuren te detecteren is het bekloppen van het metselwerk met een hamer. Een volledige of heldere klank duidt op homogeen metselwerk, terwijl een gebroken of doffe klank duidt op scheuren of openingen. Moderne technieken zoals infraroodthermografie of geluidsgolven kunnen ook worden gebruikt om scheuren in beeld te brengen.

Herstelmethoden voor schade aan metselwerk

Voor het herstel van schade aan metselwerk zijn verschillende methoden beschikbaar. De meest gebruikte herstelmethoden zijn inboeten, injecteren, dilateren en het aanbrengen van extra verankeringen.

Inboeten

Inboeten is het inmetselen van hele bakstenen op plaatsen waar stenen zijn gescheurd, beschadigd of ontbreken. Deze methode is tot op heden de meest geschikte methode voor herstel gebleken, zolang het niet gaat om dynamische scheuren. Inboetwerk vereist een zorgvuldige voorbereiding, een weloverwogen materiaalkeuze en een nauwkeurige uitvoering. De volgende aandachtspunten zijn belangrijk bij inboeten:

  • Voorbereiding: Het verband, de metseltekens en andere bijzonderheden moeten worden vastgelegd door middel van tekeningen of foto’s. Dit helpt bij het herstel om de oorspronkelijke structuur te behouden.
  • Materiaalkeuze: Het gebruik van de juiste bakstenen en mortel is essentieel. De mortel moet zacht zijn en niet harder dan de oorspronkelijke mortel. Dit voorkomt extra schade aan het metselwerk.
  • Uitvoering: Het inboeten moet worden uitgevoerd door ervaren vakmensen, aangezien kleine fouten kunnen leiden tot verdere schade.

Injecteren

Injecteren is een methode waarbij een vloeistof of pasta wordt geïnjecteerd in scheuren of holten in het metselwerk. Deze methode is geschikt voor het herstel van statische scheuren en kan worden gebruikt om de stabiliteit van het metselwerk te herstellen. Het gebruik van injecteren vereist echter een zorgvuldige keuze van het injectiemateriaal en een nauwkeurige uitvoering.

Dilateren

Dilateren is het openen van een scheur, zodat het metselwerk niet langer onder spanning staat. Deze methode wordt vaak gebruikt voor dynamische scheuren, waarbij het metselwerk nog actief beweegt. Door de scheur te openen, kan het metselwerk zich vrijer bewegen zonder verdere schade te veroorzaken.

Extra verankeringen

Het aanbrengen van extra verankeringen kan nodig zijn wanneer het metselwerk instabiel is. Dit kan worden gedaan door het plaatsen van nieuwe verankeringen, zoals ringankers of doken. Deze verankeringen moeten echter zorgvuldig worden gekozen en geïnstalleerd, aangezien onjuiste verankeringen extra schade kunnen veroorzaken.

Conclusie

Historisch metselwerk is een essentieel onderdeel van het Nederlandse bouwkundige erfgoed. Het gebruik van verschillende bakstenen, metselverbanden en afwerkingen heeft geleid tot een rijke diversiteit in gevelmetselwerk. In de 17e en 18e eeuw ontwikkelden zich technieken en materialen die tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn. Echter, door ouderdom, vocht, zoutdepositie of onjuiste restauraties zijn schadeveranderingen opgetreden.

Het herstel van historisch metselwerk vraagt kennis van de oorspronkelijke materialen en technieken, evenals van moderne onderzoeks- en herstelmethoden. Voor het herstel zijn verschillende methoden beschikbaar, zoals inboeten, injecteren, dilateren en het aanbrengen van extra verankeringen. Het kiezen van de juiste methode is essentieel om schade te beperken en de stabiliteit van het metselwerk te behouden.

Bij het herstel van historisch metselwerk is het belangrijk om de oorspronkelijke structuur en materialen zo goed mogelijk na te streven. Dit zorgt voor een duurzame en betrouwbare restauratie, die zowel functioneel als esthetisch aantrekkelijk is.

Bronnen

  1. Baksteenmetselwerk – Kennisbank Cultureel Erfgoed
  2. Metselwerk in de Amsterdamse binnenstad
  3. Metselwerk – Monumentenwacht Overijssel

Related Posts