De minimale voegdikte in metselwerk: richtlijnen, toepassing en invloed op duurzaamheid

In de bouw- en renovatiebranche speelt de voegdikte in metselwerk een cruciale rol. Niet alleen vanuit esthetisch oogpunt, maar ook vanwege de technische en functionele aspecten van een gevel of muur. De minimale voegdikte bepaalt onder andere de stabiliteit, de hygrothermische eigenschappen en de levensduur van het metselwerk. Voor zowel professionals als particulieren is het begrip van deze parameters essentieel om ervoor te zorgen dat het resultaat van een metselwerkproject duurzaam en betrouwbaar is.

In dit artikel geven we een overzicht van de minimale voegdikte in metselwerk, inclusief de toepassingsgebieden, technische bepalingen en aanbevelingen. Het artikel is opgesteld op basis van betrouwbare bronnen uit het bouwvak en richt zich aan huisbezitters, DIY-enthusiast en professionals in de bouwsector.

De rol van voegen in metselwerk

Voegen in metselwerk dienen meerdere functies. Bovendien dragen ze bij aan het uiterlijk van het metselwerk. De voegdikte varieert afhankelijk van het type metselwerk, de gebruikte materialen, de omgeving en de functie van de muur of gevel. In het bijzonder zijn horizontale voegen (lintvoegen) en verticale voegen (stootvoegen) van belang.

Lintvoegen: horizontale voegen

De lintvoeg is de horizontale voeg die zich tussen de bakstenen of blokken bevindt. Zij is essentieel voor de stabiliteit en het uitzicht van het metselwerk. De dikte van deze voegen varieert in de praktijk tussen 9 en 15 mm. Deze variatie is afhankelijk van de gewenste architectonische expressie en de maatspreiding van de gebruikte bakstenen. Een typische gemiddelde dikte in traditioneel metselwerk is ongeveer 12,5 mm, wat correspondeert met een lagenmaat van 62,5 mm per laag (50 mm baksteen + 12,5 mm voeg).

Volgens technische richtlijnen zoals die van de Amerikaanse American Society of Civil Engineers (ASCE 6-88) is een lintvoegbreedte van 1/4 tot 1/2 inch (ongeveer 6,4 tot 12,7 mm) aan te raden. In de Nederlandse praktijk wordt vaak tussen 10 en 15 mm aangehouden. In het kader van het traditionele metselwerk krabt de metselaar de voegen tot een diepte van 12 tot 15 mm, waarna deze worden verwerkt door een voeger. Dit proces zorgt voor een stevig en duurzaam voegwerk.

Stootvoegen: verticale voegen

De stootvoeg is de verticale voeg die zich tussen de stenen bevindt. Deze voeg speelt een rol in de horizontale stabiliteit van het metselwerk en zorgt voor een visueel effect. De dikte van stootvoegen varieert meestal tussen 8 en 13 mm. Het is aan te raden om bij aanbouw dezelfde dikte aan te houden als die van het hoofdgebouw om een cohesief gevelbeeld te behouden.

In sommige gevallen wordt stootvoegloos metselwerk toegepast. Dit is een metselverband waarin de stootvoegen theoretisch 0 mm dik zijn. In de praktijk bedraagt de ruimte echter ten minste 2 mm door maattoleranties in de productie van de bakstenen. Deze methode benadrukt de horizontale lijnen in het metselwerk en is vaak te vinden in modernere architectuur.

Minimale voegdikte: richtlijnen en toepassingsgebieden

De minimale voegdikte wordt bepaald door meerdere factoren, waaronder de maatspreiding van de baksteen, de gewenste esthetiek, de functionele vereisten en de omgeving waarin het metselwerk zich bevindt.

Maatspreiding en voegdikte

De maatspreiding van de bakstenen bepaalt de minimale voegdikte. Een baksteen met een grotere maatspreiding vereist een wat dikkere voeg om het metselwerk technisch correct te kunnen uitvoeren. Dit voorkomt dat het metselwerk te strak wordt en mogelijk scheurt of instabiel wordt door temperatuurverschillen.

Toepassingsgebieden

De minimale voegbreedte varieert afhankelijk van het type ruimte en de toepassing. Zo gelden voor buitenvloeren andere eisen dan voor binnenvloeren:

  • Buitenvloeren:

    • Minimale voegbreedte van 2 mm als de oppervlakte niet groter is dan 120 m².
    • Minimale voegbreedte van 5 mm als de oppervlakte groter is dan 120 m².
  • Binnenvloeren:

    • Minimale voegbreedte van 2 mm voor gereduceerde voegen (tegels met gerectificeerde randen).
    • Minimale voegbreedte van 4 mm voor normale voegen.

Bij het ontwerpen van metselwerk is het belangrijk om deze richtlijnen in acht te nemen. Niet alleen voor esthetische redenen, maar ook om eventuele water- of vochtproblemen te voorkomen, vooral in ruimtes met hoge vochtbelasting zoals badkamers.

Voeghardheid en levensduur

Een ander belangrijk aspect van metselwerk is de voeghardheid. Deze bepaalt de kwaliteit en duurzaamheid van het voegwerk. De voeghardheidsklasse hangt af van de toepassingsklasse van het metselwerk. Gevelmetselwerk valt meestal onder toepassingsklasse MX3.2, waarin het metselwerk blootstaat aan veel water en vorst/dooiwisselingen. Voor deze klasse geldt een voeghardheidsklasse van VH35. Bij horizontale vlakken en metselwerk in kustgebieden (toepassingsklasse MX4) is klasse VH45 aan te raden.

Indien er geen afspraken zijn gemaakt, mag een voegbedrijf volgens de Uitvoeringsrichtlijn voor voegen van metselwerk, klasse VH25 realiseren. Dit wordt echter niet geadviseerd, tenzij het metselwerk gehydrofobeerd is.

De voeghardheid heeft ook invloed op de manier waarop de voegen worden afgewerkt. Zo is doorstrijkwerk een methode waarbij de voegen direct tijdens het metselen worden afgewerkt door de metselaar. Deze techniek leidt tot een duurzamere en dieper liggende voeg. Het gebruik van speciale doorstrijkmortels en voegrollers maakt het mogelijk om het profiel van de voeg aan te passen, zoals schaduwvoegen of holle voegen.

Moderne metseltechnieken en voegdikte

In de afgelopen jaren zijn er talrijke innovaties geweest in het metselwerk. Deze technieken hebben ook invloed op de voegdikte en de manier waarop het metselwerk wordt uitgevoerd.

Lijmtechnieken

Lijmtechnieken zijn tegenwoordig steeds vaker toegepast in zichtbaar metselwerk. Deze techniek biedt een hogere en homogene sterkte dan traditioneel metselwerk en zorgt voor kleinere voegen. De sterkte van het metselwerk wordt hierbij vooral bepaald door de steen zelf, in plaats van het metselmortel.

De voortrekkers van lijmtechnieken zijn de mogelijkheid tot kleinere voegen en het gebruik van moderne metselwerkverbanden die niet afhankelijk zijn van traditionele stapeltechnieken. Dit resulteert in een andere esthetische uitstraling van het metselwerk.

Droogstapelsystemen

Een andere innovatie is het droogstapelsysteem, waarbij gebruik wordt gemaakt van speciale stenen met gleuven en RVS bevestigingsclips. Deze methode levert snel en gemakkelijk een strakke gevel op, zonder dat er vakkennis nodig is in het metselen of verlijmen. Het droogstapelsysteem is vooral geschikt voor externe gevels waarbij snelheid en visuele impact belangrijk zijn.

Invloed van voegdikte op het eindresultaat

De voegdikte heeft een directe invloed op het eindresultaat van een metselwerkproject. Niet alleen vanuit een esthetisch standpunt, maar ook qua stabiliteit en functionele aspecten.

Esthetiek

De voegdikte bepaalt de visuele weergave van het metselwerk. Grotere voegen benadrukken de structuur van de bakstenen en geven een traditionele uitstraling, terwijl kleinere voegen een modern en strakke indruk creëren. Deze keuze is meestal afhankelijk van de architectonische stijl van het gebouw.

Stabiliteit

De voegdikte speelt ook een rol in de stabiliteit van het metselwerk. Een te kleine voegdikte kan leiden tot verlies van mortel en dus vermindering van de sterkte van het metselwerk. Daarentegen kan een te grote voegdikte leiden tot overbelasting van het mortel en mogelijke scheurtjes of instabiliteit.

Hygrothermische eigenschappen

Voegen spelen ook een rol in de hygrothermische eigenschappen van een muur of gevel. De dikte van de voegen beïnvloedt hoe het metselwerk reageert op vocht, temperatuur en luchttocht. In het kader van duurzaam bouwen is het daarom belangrijk om de juiste voegdikte te kiezen, afhankelijk van de omgeving waarin het metselwerk zich bevindt.

Invloed van voegdikte op de constructie

De voegdikte heeft ook invloed op de constructieve eigenschappen van het metselwerk. In het kader van bouwkundig detailleren zijn er richtlijnen voor de minimale muurdikte van metselwerk, afhankelijk van de belasting en de hoogte van de muur.

De minimumdikte van een metselwerkmuur kan via tabellen worden bepaald. In sommige gevallen is het noodzakelijk om de muur te verzwaringen, bijvoorbeeld met steunberen of andere constructieve maatregelen, om de stabiliteit te verhogen. Deze verzwaringen kunnen zowel aan één als aan beide kanten worden uitgevoerd. Het gebruik van onzuiver verband kan helpen bij het verminderen van het steenverlies in de inwendige hoeken.

Conclusie

De minimale voegdikte in metselwerk is een essentieel onderdeel van het ontwerp en uitvoering van een metselwerkproject. De dikte van de voegen heeft directe invloed op de stabiliteit, de duurzaamheid, de hygrothermische eigenschappen en het uiterlijk van het metselwerk. De richtlijnen voor de minimale voegbreedte variëren afhankelijk van het type metselwerk, de omgeving en de toepassing.

Voor zowel traditioneel metselwerk als moderne lijmtechnieken en droogstapelsystemen zijn er duidelijke richtlijnen die moeten worden gevolgd om een optimaal resultaat te verkrijgen. Het is belangrijk om rekening te houden met factoren zoals de maatspreiding van de baksteen, de gewenste esthetiek en de functionele vereisten van het metselwerk.

Voor professionele en duurzame uitvoering is het aan te raden om de richtlijnen van de KNB en andere betrouwbare bronnen in acht te nemen. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld op basis van jarenlange ervaring en onderzoek in de bouwsector.

Bronnen

  1. Webwoordenboek.nl - Hoe dik is een metselvoeg
  2. KNB-keramiek.nl - Metselwerk en voegwerk
  3. Berkela.home.xs4all.nl - Metselwerkverbanden
  4. Bouwencyclopedie.nl - Voegbreedte

Related Posts