Stootvoegloos metselwerk in gevels: Kenmerken, voorwaarden en aanbevolen praktijken

Inleiding

Stootvoegloos metselwerk, een techniek waarbij de stootvoegen tussen bakstenen niet met mortel worden gevuld, is in de bouwnijverheid in toenemende mate aan de orde komen te staan, zowel voor binnenwanden als steeds vaker voor gevels. De methode wordt vaak toegepast wegens snellere uitvoering, maar het is een techniek die zorgvuldige planning, nauwkeurige afmetingen van de materialen en een diepgaande kennis van constructieve vereisten vereist. De bronnen tonen duidelijk aan dat stootvoegloos metselwerk geen alternatief is voor traditioneel metselwerk met gevulde stootvoegen, maar een gespecialiseerde aanpak die alleen toepasbaar is wanneer bepaalde voorwaarden zijn nagekomen. De centrale uitgangspunten uit de bronnen zijn: de stootvoegen blijven in feite ongevuld, de stenen liggen in elke laag koud tegen elkaar aan (met een minimale ruimte van ca. 2 mm wegens maattoleranties), de lintvoegen worden wel gevuld, en de constructieve sterkte van het metselwerk is in de regel onveranderd, maar een aparte berekening is verstandig bij gevels. Daarnaast is de visuele uitstraling van belang, met name het gebruik van een donkere voegmortel om contrast te verminderen. Deze richtlijnen zijn van essentieel belang voor een duurzaam, esthetisch en veilig resultaat.

Kenmerken van stootvoegloos metselwerk

Stootvoegloos metselwerk wordt gedefinieerd als metselwerk in een metselverband waarbij de stootvoegen tussen de bakstenen niet met mortel worden gevuld. De kern van de definitie is dat de stenen in elke laag in principe koud tegen elkaar aan liggen, wat leidt tot een theoretische voegdikte van 0 mm. Deze definitie is vastgelegd in het infoblad 25 van de Branchevereniging van de Nederlandse Baksteenindustrie (KNB), dat is gemaakt in overleg met bouwexpertise en regelgeving. De werkelijke afstand tussen de stenen is echter nooit perfect 0 mm, vanwege de natuurlijke maattoleranties in elke baksteensortering. De bron geeft aan dat er minimaal een stootvoegruimte van ongeveer 2 mm is, wat betekent dat er altijd een kleine, onzichtbare ruimte tussen de bakstenen aanwezig is. Deze ruimte is echter niet bedoeld om vocht of lucht door te laten, maar is een natuurlijk gevolg van de productie. Varianten met ruimere stootvoegen zijn denkbaar, maar de basisdefinitie houdt zich aan de minimale afwijking van 2 mm. Het kenmerk van stootvoegloos metselwerk is dus niet dat er geen ruimte is, maar dat er bewust geen mortel in de stootvoegen wordt aangebracht. De voegdikte in de lintvoegen – de horizontale voegen tussen de lagen – blijft daarentegen volledig van toepassing, zoals bij traditioneel metselwerk.

Toepassing in binnen- en gevelmetselwerk

Hoewel stootvoegloos metselwerk oorspronkelijk vooral in binnenwanden werd toegepast – bijvoorbeeld bij vellingkantblokken van beton, kalkzandsteen of keramische binnenmuurstenen – neemt de toepassing ervan in gevelmetselwerk in toenemende mate toe. Deze uitbreiding is het gevolg van uitgebreid onderzoek en een groeiende erkenning van de technische haalbaarheid. De reden voor de toepassing in binnenwanden ligt grotendeels in de sneller te verwerken aannemingswijze, omdat het niet nodig is om de stootvoegen apart met mortel te vullen. Belangrijk is dat de kwaliteit van het eindresultaat in principe even hoog moet zijn als bij metselwerk met gevulde stootvoegen. Dit betekent dat de afwijking in afmeting, het evenwicht van het metselwerk en de kwaliteit van de gebruikte stenen en mortel onverminderd streng gecontroleerd moeten worden. Bij gevelmetselwerk is deze toepassing in het verleden minder gebruikelijk geweest, maar de laatste jaren wordt er meer onderzoek gedaan en zijn er genoeg basisresultaten beschikbaar om deze methode veilig toe te passen. De toepassing in gevels vereist echter een diepgaande analyse van zowel de constructieve als de esthetische aspecten.

Constructieve eisen en sterkte van metselwerk

De constructieve waarde van metselwerk wordt vaak in twijfel getrokken wanneer stootvoegloos gemetseld wordt. Echter, volgens de bronnen is het belangrijk om te benadrukken dat de druksterkte van metselwerk, zoals vastgelegd in de NEN-EN 1996-1-1, niet afneemt wanneer de stootvoegen niet zijn gevuld. In feite is er in de normering geen verschil in karakteristieke druksterkte tussen metselwerk met of zonder gevulde stootvoegen. Dit betekent dat de basissterkte van het metselwerk qua materiaal en samenstelling onveranderd blijft. Het onderzoek dat hierover is uitgevoerd, heeft uitgewezen dat het vullen van de stootvoegen een positief effect heeft op de sterkte, maar dat dit effect beperkt is en niet zeer groot is. Voor de meeste binnenwanden is het dus constructief gezien niet nodig om de stootvoegen te vullen, omdat het niet tot een nadelig effect op de veiligheid leidt. Toch is het bij gevelmetselwerk of bijzondere buitenconstructies verstandig om een aparte berekening en constructieve beschouwing te maken. In het geval van gevels dient rekening gehouden te worden met belastingen zoals wind, zwaartekracht en temperatuurschommelingen, die een grotere invloed kunnen hebben op het gedrag van het metselwerk. De afwezigheid van gevulde stootvoegen is daarom geen reden om de constructie onderschatting te vertrouwen.

Visuele aspecten en voegkeuze

Een belangrijk onderdeel van de kwaliteit van stootvoegloos metselwerk is het uiterlijk. Omdat de stootvoegen in de regel donker zijn van kleur – door de natuurlijke kleur van het baksteen of door het afweren van het materiaal – en de lintvoegen lichter zijn van kleur wegens het gebruik van witte of grijs gemetselde mortel, kan het contrast tussen de lintvoeg en de stootvoeg aantrekkelijk zijn. In bepaalde gevallen wordt dit juist als esthetisch voordeel gezien, bijvoorbeeld bij een minimalismerende of hedendaagse architectuur. Echter, bij een groot deel van de toepassingen is het wenselijk om dit contrast te verminderen. Daarom wordt in de bronnen aangeraden om de lintvoeg (de horizontale voeg tussen de lagen) in te vullen met een donkere voegmortel. Deze aanpak helpt om de lintvoeg minder opvallend te maken, zodat de focus vooral op de stootvoegen ligt. Het resultaat is een eenduidiger, minder gestreefd uiterlijk, waarbij de stootvoegen als een visueel element dienen te fungeren in plaats van als visueel opvallend contrast. Dit is vooral belangrijk bij gevels, waar esthetiek een cruciale rol speelt. De keuze voor een donkere voegmortel is dus niet alleen een esthetische keuze, maar ook een strategische keuze om het eindresultaat te versterken.

Verschil tussen stootvoegloos en open stootvoegen

Het verschil tussen stootvoegloos metselwerk en metselwerk met open stootvoegen is vaak verward. De bronnen geven duidelijk aan dat beide soorten metselwerk op een vergelijkbare manier beschouwd kunnen worden, maar er zijn belangrijke verschillen. Bij stootvoegloos metselwerk zijn de stenen in principe koud tegen elkaar aangelegd, zonder dat er mortel tussen zit, en zijn de stootvoegen in feite ongevuld. De ruimte tussen de stenen is het gevolg van maattoleranties. Bij metselwerk met open stootvoegen daarenteen zijn de stootvoegen bewust opengehouden, vaak met een afstand van meerdere millimeters. Dit verschil is cruciaal voor het ontwerp en de uitvoering. Bij stootvoegloos metselwerk is het vaak onmogelijk om een gestructureerd metselverband aan te houden, omdat de afmetingen van de stenen niet precies op elkaar afgestemd zijn. Hierdoor ontstaat vaak een wildverband. Bij metselwerk met open stootvoegen daarenteen is het mogelijk om een vooraf uitgewerkt metselverband in acht te houden, omdat de afstand tussen de stenen geregeld kan worden. De keuze tussen beide methoden hangt af van het einddoel, de architectuur en de eisen aan esthetiek. Bovendien is er een belangrijke uitzondering: wanneer het metselwerk met grote open stootvoegen wordt uitgevoerd, zoals bij Braziliaans verband, dient dit geheel anders te worden beschouwd. Zowel de sterkte als de verankering van het metselwerk dient dan op een andere manier te worden beoordeeld en berekenen. In dat geval zijn extra maatregelen nodig voor de stabiliteit en de drager van de constructie.

Belang van waterpas zetten en fouten voorkomen

Een cruciaal punt in elke bouwproject is de nauwkeurigheid van de opbouw. Het voorbeeld uit bron 3 illustreert dit prachtig: een aannemer heeft een stuk gevelmetselwerk aangelegd zonder het waterpas te zetten. Na 2,5 meter afstand loopt het metselwerk ongeveer een voegdikte omhoog. Dit is een duidelijke fout die in de bouwwereld niet wordt geaccepteerd. De reacties van de deskundigen benadrukken dat er maar één juiste oplossing is: het metselwerk afbreken en opnieuw aanleggen. Zowel Gert Holdijk als Philip Scheffer benadrukken dat er geen reden is om dit te verdedigen, ook niet wanneer het mits de voeg is. Het feit dat het metselwerk gevoegd is, maakt het probleem alleen zichtbaarder, omdat de lintvoeg het ongelijkmatige effect benadrukt. Een waterpas zetten is dus geen optie, maar een vereiste. Zonder waterpas zetten is het metselwerk niet alleen visueel onaantrekkelijk, maar ook een tekortkoming in de bouwkwaliteit. De opdrachtgever heeft recht op een correct uitgevoerd bouwproject, en een dergelijke fout is onacceptabel. De les uit dit voorbeeld is duidelijk: geen afwijking toestaan, zelfs niet op korte afstand of in een gedeelte dat ‘niet opvalt’.

Belang van de spouwruimte en ventilatie

Bij gevelmetselwerk is de spouwruimte een cruciaal onderdeel van de constructie. Deze ruimte tussen het buitenspouwblad en de isolatie dient zowel tot ventilatie als tot afvoer van vocht. In het geval van stootvoegloos metselwerk is de spouwruimte niet minder effectief dan bij traditioneel metselwerk. De gebruikelijke luchtspouw van 40 mm wordt hier nog steeds aanbevolen. Belangrijk is dat het niet nodig is extra open stootvoegen te maken voor de beluchting van de spouwruimte. De reden is dat de natuurlijke ruimte tussen de stenen al voldoende luchtlaag vormt om ventilatie te garanderen. Daarnaast is het belangrijk om te letten op de plaatsen waar het metselwerk eindigt, zoals onder en boven kozijnen, en bij de aansluiting op de fundering. Op deze plaatsen dient te worden gecontroleerd of de bestaande stootvoegen daadwerkelijk open zijn en niet zijn gevuld met mortel. Als dit het geval is, is er geen reden om extra brede open stootvoegen aan te brengen. De voegdikte moet dus zodanig zijn dat er voldoende ruimte is voor luchtstroming en afvoer van vocht. De combinatie van een goede constructie en een goede ventilatie is essentieel voor de duurzaamheid van het gevelmetselwerk.

Aanbevelingen voor uitvoering en keuze van materialen

Voor een geslaagd resultaat bij stootvoegloos metselwerk zijn enkele belangrijke aanbevelingen van toepassing. Ten eerste dient er zorgvuldig te worden gewerkt met de afmetingen van de stenen. De stenen moeten in de juiste sortering worden gekozen, zodat de maattoleranties minimaal zijn en er geen onverwachte ruimtes ontstaan. De afwijkingen mogen niet groter zijn dan de toegestane toleranties. Ten tweede dient er voor te worden gezorgd dat de lintvoegen vol en zorgvuldig zijn verwerkt met mortel. Zonder voldoende vulmassa in de lintvoegen is het metselwerk kwetsbaarder voor vocht en minder stevig. Ten derde is het belangrijk om een geschikte mortel te kiezen die goed vastzit aan de stenen en niet te snel uitdroogt. De keuze voor een donkere voegmortel wordt aanbevolen om visueel te voorkomen dat de lintvoeg te sterk contrasteert met de donkere stootvoegen. Daarnaast is het zaak om een duidelijk ontwerp te hebben voordat het werk begint. Bij stootvoegloos metselwerk is het lastig om een gestructureerd verband te volgen, omdat de afmetingen van de stenen variëren. Daarom is een vooraf uitgewerkt ontwerp essentieel om een eindresultaat te verkrijgen dat esthetisch voldoet. De bouwbedrijven en aannemers moeten dit serieus nemen en geen afbreuk doen aan de kwaliteit.

Conclusie

Stootvoegloos metselwerk is een techniek die in toenemende mate wordt toegepast, zowel in binnenwanden als in gevels. Het kenmerkt zich door het ontbreken van mortel in de stootvoegen, met een minimale ruimte van ca. 2 mm wegens maattoleranties. De druksterkte van het metselwerk blijft hierdoor onveranderd, zoals geregeld is in de NEN-EN 1996-1-1, wat betekent dat er geen nadelig constructief effect is. Toch dient bij gevels en buitenuitvoeringen een aparte constructieve berekening te worden gemaakt. De visuele uitstraling is van groot belang, en het aanbrengen van een donkere voegmortel in de lintvoegen helpt om contrast te verminderen. Een groot verschil ligt tussen stootvoegloos metselwerk en metselwerk met open stootvoegen: bij het eerste zijn de stenen in principe koud tegen elkaar aangelegd, bij het tweede zijn de ruimtes bewust ingehouden. Bij grote open stootvoegen, zoals bij Braziliaans verband, dient de constructie opnieuw te worden beoordeeld. Een essentieel punt is dat het metselwerk altijd waterpas moet worden uitgevoerd. Zonder waterpas zetten is het metselwerk vanaf het begin foutief, en de enige oplossing is afbreken en opnieuw metselen. De spouwruimte dient voldoende ruimte te hebben voor ventilatie en vochtafvoer, wat bij stootvoegloos metselwerk automatisch gebeurt door de natuurlijke ruimte tussen de stenen.

Bronnen

  1. Bouwonline - Aannemer heeft metselwerk niet waterpas gezet
  2. Veilig Bouwen - Stootvoegloos metselwerk
  3. Bouwprofsnederland - Metselwerk niet waterpas

Related Posts