Bouw- en omgevingsvoorschriften voor opslag en afstanden: een overzicht voor woningeigenaren en professionals

Bij het plannen van bouw- of renovatieprojecten is het van belang om rekening te houden met de wettelijke voorschriften die betrekking hebben op opslagfaciliteiten, geurhinder, bodemverontreiniging en de afstanden tot geurgevoelige objecten. Deze regels zijn niet alleen van belang voor de naleving van de wet, maar ook om mogelijke strafbare feiten of vervolgingen te voorkomen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste regelgeving betreffende opslag, verwerking en afstanden die van toepassing zijn op woningeigenaren, bouwprofessionals en ondernemers in de bouw- en saneringssector. De informatie is gebaseerd op de officiële tekst van het Besluit activiteiten leefomgeving en andere relevante omgevingswetten, zoals beschreven in de bronnen.

Opstellen van mestbassins en afstanden tot geurgevoelige objecten

Het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een of meer mestbassins is onderworpen aan strikte wettelijke voorschriften, met name wat betreft de afstanden tot geurgevoelige objecten. Deze regels zijn opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving en zijn bedoeld om geurhinder te beperken. De toepassing van deze voorschriften hangt af van de grootte van de mestbassins, uitgedrukt in oppervlakte of inhoud.

Mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte van minder dan 350 m²

Voor mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte van minder dan 350 m² geldt een minimale afstand van 50 meter tot geurgevoelige objecten. Deze afstand moet worden gemeten vanaf het dichtstbijzijnde punt van het mestbassin. Deze regel geldt wanneer de opslag niet functioneel is verbonden met dierenverblijf in directe omgeving. Als er sprake is van een functionele binding met dierenverblijf, is de vereiste afstand slechts 25 meter.

Mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte tussen 350 m² en 750 m²

Voor mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte tussen 350 m² en 750 m² geldt een grotere minimale afstand. De afstand tot geurgevoelige objecten moet minstens 100 meter zijn als er geen functionele binding is met dierenverblijf. Bij een dergelijke functionele binding is de vereiste afstand 50 meter. Ook deze afstanden worden gemeten vanaf het dichtstbijzijnde punt van het mestbassin.

Het is belangrijk op te merken dat deze voorschriften alleen van toepassing zijn op mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 750 m² of een gezamenlijke inhoud van maximaal 2.500 m³. Voor grotere opslagfaciliteiten is een vergunning vereist, zoals beschreven in het voormalige Besluit omgevingsrecht.

Biologische behandeling van dierlijke meststoffen

Nebij de opslag van dierlijke meststoffen komt ook de biologische behandeling daarvan onder bepaalde wettelijke regels. Dit betreft activiteiten zoals het vergisten van dierlijke meststoffen, die onder het Besluit activiteiten leefomgeving vallen. Deze activiteiten kunnen echter niet worden ingevuld in een vergunningplichtige activiteit, zoals deze in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn aangewezen.

Afstanden tot geurgevoelige gebouwen

De afstand die moet worden gehouden tussen een voorziening voor het biologisch behandelen van dierlijke meststoffen en een geurgevoelig gebouw is afhankelijk van de locatie van het gebouw. Voor geurgevoelige gebouwen binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter. Voor geurgevoelige gebouwen die zich buiten de bebouwde kom bevinden, is de vereiste afstand slechts 50 meter.

Opslag en composteren van groenafval

Groenafval, zoals takken, bladeren en andere plantenmateriaal, kan worden opgeslagen of gecomposteerd, maar ook deze activiteiten zijn onderworpen aan wettelijke voorschriften. De regels zijn in dit geval gericht op de voorkoming van geurhinder en de beperking van eventuele milieueffecten.

Volume en vergunningplicht

Het opslaan of composteren van groenafval is toegestaan binnen een volume van 3 m³ tot en met 600 m³. Deze regel is van toepassing op groenafval dat geen gevaarlijke afvalstof bevat of gebruikt substraatmateriaal. Voor activiteiten die buiten deze parameters vallen, kan een vergunning nodig zijn.

Afstanden tot geurgevoelige objecten

De minimale afstand die moet worden gehouden tussen een composteringshoop of opslagplaats voor groenafval en een geurgevoelig gebouw is bepaald in tabel 22.3.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving. De exacte afstand hangt af van de locatie van het geurgevoelige gebouw, maar de regels zijn vergelijkbaar met die voor mestbassins.

Vergunningplicht en meldingsverplichtingen

Een aantal activiteiten, zoals het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie, zijn vergunningplichtig. Dit geldt bijvoorbeeld voor mestbassins met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 750 m² of een gezamenlijke inhoud van meer dan 2.500 m³. Deze activiteiten vallen onder het voormalige Besluit omgevingsrecht, en de vergunningplicht is sindsdien in het Besluit activiteiten leefomgeving verwerkt.

Meldingsverplichtingen

Bij het aanvragen van een vergunning of melding moet het bevoegde gezag bepaalde gegevens en bescheiden leveren. Deze omvatten bijvoorbeeld de coördinaten van opslagtanks, een beschrijving van eventuele ongewone voorvallen en passende maatregelen om nadelige gevolgen te voorkomen. Bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem is het ook verplicht om een zuiveringsvoorziening aan te brengen, tenzij bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn.

Bouw- en omgevingsvergunningen

Voor bepaalde bouwactiviteiten is een omgevingsvergunning nodig. Dit geldt bijvoorbeeld voor het bouwen van overkappingen bij verkooppunten voor motorbrandstoffen of voor het aanbouwen van bijgebouwen aan hoofdgebouwen. De regels voor deze vergunningen zijn in artikel 5.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving vastgelegd.

Aanbouwen en bijgebouwen

Bij het aanbouwen van bijgebouwen aan hoofdgebouwen zijn er strikte regels voor de hoogte van het bouwwerk en de afstand tot het hoofdgebouw. De goothoogte van een bijgebouw mag bijvoorbeeld niet hoger zijn dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter. Bovendien moet het bijgebouw plat worden afgedekt of met een dakhelling kleiner dan 45°. Als het hoofdgebouw een grotere dakhelling heeft, mag het bijgebouw een overeenkomstige dakhelling hebben.

Overkappingen

Overkappingen bij verkooppunten voor motorbrandstoffen mogen een maximale hoogte van 5 meter hebben. Ook bij het bouwen van een dakopbouw op een hoofdgebouw zijn er beperkingen. Zo mag een dakopbouw met reguliere dakkappelen een stahoogte van maximaal 2,4 meter hebben voor een oppervlakte van minimaal 8 m². Daarnaast moet de dakopbouw bouwkundig ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, wat betekent dat tenminste één zijde van het dakopbouw terug moet liggen ten opzichte van een buitengevel van het hoofdgebouw.

Bodemverontreiniging en interventiewaarden

Bij bouwprojecten kan het voorkomen dat bodemverontreiniging wordt aangetroffen. De regels voor bodemverontreiniging zijn in het voormalige Besluit bodembescherming vastgelegd, maar deze zijn sindsdien verwerkt in het Besluit activiteiten leefomgeving. De interventiewaarden voor bodemverontreiniging zijn bedoeld om risico’s op gezondheid en milieu te beperken.

Bepaling van onaanvaardbare risico’s

Een onaanvaardbaar risico kan optreden als voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie in meer dan 25 m³ bodemvolume is overschreden. Deze regel is bedoeld om kleine verontreinigingen te negeren, maar wel maatregelen te treffen bij grotere hoeveelheden verontreiniging. De grens van 25 m³ is alleen van toepassing op stoffen die niet in kleine hoeveelheden gevaarlijk zijn. Voor asbest geldt deze regel niet, omdat asbest al in kleine hoeveelheden schadelijk kan zijn.

Conclusie

Bij het plannen van bouwprojecten, renovaties of opslagactiviteiten is het van groot belang om rekening te houden met de wettelijke voorschriften die betrekking hebben op afstanden tot geurgevoelige objecten, bodemverontreiniging en vergunningplicht. Deze regels zijn bedoeld om mogelijke milieueffecten en gezondheidsrisico’s te beperken. De informatie in dit artikel is gebaseerd op het Besluit activiteiten leefomgeving en andere relevante omgevingswetten, en is van toepassing op een breed spectrum van activiteiten, van het opslaan van mest tot het bouwen van overkappingen en bijgebouwen.

Voor woningeigenaren, bouwprofessionals en ondernemers is het aan te raden om altijd advies in te winnen bij de relevante autoriteiten en om eventuele wettelijke verplichtingen nauwkeurig te controleren voordat projecten worden gestart. Dit helpt om mogelijke strafbare feiten of vervolgingen te voorkomen en zorgt voor een veilige en duurzame aanpak van bouw- en saneringsprojecten.

Bronnen

  1. GMB - Wetgeving en milieu

Related Posts