Welstandscriteria en regels voor de goothoogte van dakkapellen in bouwprojecten

Bij het plaatsen van dakkapellen binnen een bestaand of nieuw te bouwen woning of bouwwerk zijn er diverse regelgevingen en welstandscriteria van toepassing. Deze richtlijnen zijn opgenomen in lokale regelgeving en staan onder andere beschikbaar via het platform lokaleregelgeving.overheid.nl. In deze artikel wordt een overzicht gegeven van de relevante voorwaarden, afstanden, maatvoeringen en andere beperkingen die betrekking hebben op de goothoogte van dakkapellen. De nadruk ligt op de regels die van toepassing zijn op verschillende dakvormen, zoals zadeldaken, lessenaardaken, asymmetrische kappen, en daken met wolfseinden of vlieringsconstructies.


Inleiding

Een dakkapel is een uitbreiding die tussen de dakgoot en de daknok is geplaatst en meestal bedoeld is voor extra leefruimte of verlichting. In Nederland is de plaatsing van dakkapellen niet alleen een kwestie van esthetiek of functioneel gebruik, maar ook onderhevig aan ruimtelijke en bouwtechnische voorschriften. Deze regels zijn vastgelegd in welstandscriteria die door gemeenten worden opgesteld en afhankelijk van het type dak, de ligging en andere bouwkenmerken variëren.

De goothoogte speelt een belangrijke rol in de bepaling van de toelaatbaarheid van een dakkapel. De goothoogte wordt gedefinieerd als de verticale afstand vanaf het referentiepeil tot aan de bovenkant van de goot of een vergelijkbaar constructiedeel, zoals het boeibord van de dakkapel. Bij het meten van de goothoogte worden dakkapellen meestal buiten beschouwing gelaten, behalve wanneer de totale breedte van de dakkapel meer dan 50% van het betreffende dakvlak overschrijdt.

In de praktijk betekent dit dat bij het plaatsen van een dakkapel rekening moet worden gehouden met de hoogte van de goot, de hellingshoek van het dak, de breedte van het dakvlak en de afstand tot andere bouwonderdelen zoals kilkepers, zijkanten en gootlijnen.


Definities en maatvoeringen

Voordat de specifieke regels voor dakkapellen en goothoogte worden besproken, is het belangrijk om enkele kernconcepten te begrijpen, zoals deze zijn gedefinieerd in de regelgeving:

  • Dakkapel: een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok bevindt.
  • Goot: het laagste punt van een schuin dak.
  • Nok: het hoogste punt van een schuin dak.
  • Goothoogte: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of een vergelijkbaar constructiedeel.
  • Dakhelling: de hellingshoek van het dak in graden.

Deze definities vormen de basis voor het begrijpen van hoe dakkapellen en hun impact op de goothoogte worden gemeten en gecontroleerd. De bepaling van de goothoogte is van belang bij het bepalen van het bouwvolume en de inpassing van de dakkapel in het bestaande bouwgeheel.


Welstandscriteria en toepassing per dakvorm

De toelaatbaarheid van dakkapellen hangt sterk af van de dakvorm. Hieronder volgt een overzicht van de relevante regels per type dak:

Zadeldak

Een zadeldak is de meest voorkomende dakvorm in Nederland en biedt vaak de beste mogelijkheden voor het plaatsen van dakkapellen. Echter, de toelaatbaarheid hangt ook af van de hellingshoek van het dak:

  • Zadeldak >30°: Voor zadeldaken met een hellingshoek van meer dan 30 graden is een dakkapel vrijwel altijd toegestaan. De gemeente streeft vaak naar een plat dak op de dakkapel.
  • Zadeldak met wolfseind: In dit geval dient het wolfseind vrij te blijven van dakkapellen. De zijdakvlakken zijn geschikt, maar moeten behandeld worden als zadeldaken.
  • Zadeldak met vliering: Bij een zadeldak met vliering is de hoogte vaak onvoldoende voor het aanleggen van extra leefruimte. Daarom is het plaatsen van een dakkapel meestal niet functioneel en visueel ook onwenselijk.

Lessenaardak

Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde richtlijnen als voor zadeldaken. Echter, bij minder dan 30 graden helling is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk. Bij een helling van 30 graden of meer is het aanvaardbaar, mits de dakkapel in het onderste deel van het dakvlak ligt.

Asymmetrische kap

Een asymmetrische kap is een dakvorm met een vrij groot en fors dakvlak aan één zijde. In dergelijke gevallen kan het plaatsen van een dakkapel hoog in het dakvlak leiden tot een onevenwichtig beeld. Daarom gelden de volgende aanvullende criteria:

  • Dakkapel niet toegestaan indien reeds (gedeeltelijke) gootdoorbreking aanwezig is.
  • Afstand tot zijkant dakvlak minimaal 1,00 m.
  • Afstand tot goot verticaal gemeten minimaal 0,50 m en maximaal 1,00 m.
  • Breedte van dakkapel in langste dakvlak maximaal 70% van de breedte van het dakvlak.

Tent- of piramidedak

Tent- of piramidedaken zijn minder geschikt voor het plaatsen van dakkapellen vanwege de beperkte afmetingen. De volgende regels zijn van toepassing:

  • Afstand tot hoekkepers minimaal 1,00 m.
  • Aan voorkant: breedte maximaal 25% van de breedte van het dakvlak.
  • Aan achterkant: breedte maximaal 40% van de breedte van het dakvlak.

Schilddak

Voor schilddaken zijn geen specifieke richtlijnen vermeld in de bronmaterialen, maar uitgangspunten zijn waarschijnlijk vergelijkbaar met andere schuine dakvormen.


Algemene welstandscriteria voor dakkapellen

Buiten de regels per dakvorm zijn er ook algemene welstandscriteria die gelden voor alle dakkapellen, ongeacht de locatie of het type dak:

Materialen en kleur

  • Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw.
  • Materiaal- en kleurgebruik kozijnen conform kozijnen voor- of zijgevel.
  • Voorvlak gevuld met glas; dichte panelen zijn niet toegestaan.
  • Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

Andere bouwkenmerken

  • Geen zonnecollectoren of dakramen op het dakvlak waar de dakkapel wordt geplaatst.
  • Geen dakkapel op aan- en uitbouw of bijgebouw.
  • De dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden.

Plaatsing en afstanden

  • Afstand tot goot/dakvoet verticaal gemeten minimaal 0,50 m en maximaal 1,00 m.
  • Afstand tot nok verticaal gemeten minimaal 0,50 m.
  • Afstand tot zijkant dakvlak (midden bouwmuur of eindgevel) en hoek- en kilkepers minimaal 1,00 m.
  • Bij meerdere dakkapellen, dakramen en zonnepanelen: regelmatige rangschikking op horizontale lijn; geen dakkapellen boven elkaar, met minimaal 1,00 m tussenruimte.

Invloed op de goothoogte

Bij het plaatsen van een dakkapel kan de goothoogte van het gebouw veranderen. De goothoogte wordt normaal gesproken gemeten vanaf het peil tot aan de goot, maar bij dakkapellen die meer dan 50% van de breedte van het dakvlak overschrijden, wordt de goothoogte gemeten tot aan de boeiboord van de dakkapel.

Dit heeft gevolgen voor de berekening van de totale bouwhoogte, de vloeroppervlakte en het bouwvolume. Het is daarom van belang om deze regels goed in ogenschouw te nemen bij het ontwerp en de aanvraag voor de bouwtoestemming.


Praktische stappen bij het plaatsen van een dakkapel

Om ervoor te zorgen dat een dakkapel voldoet aan de wettelijke eisen en het welzijn van de omgeving in acht wordt genomen, zijn de volgende stappen aan te raden:

  1. Bestudeer de lokale regelgeving: Elke gemeente heeft eigen welstandscriteria. Raadpleeg de regeling op lokaleregelgeving.overheid.nl en download de relevante documenten.
  2. Analyseer de huidige bouwkenmerken: Meet de hellingshoek van het dak, de breedte van het dakvlak, en bepaal of er al bestaande gootdoorbrekingen zijn.
  3. Selecteer de juiste dakvorm en locatie: Kies voor een locatie waar de dakkapel in het onderste deel van het dakvlak past en voldoet aan de afstandsregels.
  4. Controleer de materialen en kleuren: Zorg dat de dakkapel esthetisch past bij het hoofdgebouw en voldoet aan de kleur- en materiaalrichtlijnen.
  5. Plan de verlichting en ventilatie: Zorg dat het interieur van de dakkapel voldoende verlicht is en goed geventileerd.
  6. Vereenvoudig de indeling: Houd rekening met de hoogte van de dakkapel, zodat de ruimte functioneel en aangenaam is.
  7. Vraag een bouwvergunning aan: Indien nodig, overleg met de gemeente of architect voor het indienen van een bouwvergunning.

Invloed op het welzijn en het stadsbeeld

Een dakkapel kan zowel positief als negatief uitwerken op het welzijn van de omgeving. Positieve effecten zijn:

  • Extra leefruimte: Een dakkapel kan de woning beter functioneel maken.
  • Verlichting en zichtbaarheid: Glazen voorvlakken brengen licht in de ruimte.
  • Esthetische verbetering: Een goed afgestemde dakkapel kan het uiterlijk van het gebouw versterken.

Negatieve effecten zijn:

  • Onevenwichtig stadsbeeld: Bij asymmetrische kappen of verkeerd gekozen locaties kan het uiterlijk van het gebouw onbalans geven.
  • Licht- en geluidsoverlast: Bij onvoldoende isolatie kan er sprake zijn van overlast voor buurhuisjes.
  • Verkeerde afstanden: Als de dakkapel te dicht bij de goot, de nok of een kilkepers is geplaatst, kan het uiterlijk en de functie van het dak negatief beïnvloed worden.

Daarom is het van groot belang om de welstandscriteria te volgen en rekening te houden met het stadsbeeld en de wens van de omgeving.


Conclusie

Het plaatsen van een dakkapel is een ingrijpende uitbreiding die zowel technische als esthetische aandacht vereist. De goothoogte speelt een centrale rol in de bepaling van de toelaatbaarheid en het ontwerp. Door rekening te houden met de regelgeving, de afstanden, de materiaalkeuze en het stadsbeeld, kan een dakkapel zowel functioneel als esthetisch aantrekkelijk worden.

Deze artikel biedt een overzicht van de belangrijkste regels, richtlijnen en aanbevelingen voor de plaatsing van dakkapellen, met een focus op de goothoogte en de invloed op het bouwgeheel. Voor de uiteindelijke beslissing is het aan te raden om de lokale regelgeving en eventueel de hulp van een architect of bouwadviseur in te schakelen.


Bronnen

  1. Welstandscriteria voor dakkapellen
  2. Maatvoering en begripsomschrijvingen in bouwregelgeving

Related Posts