Hoge dakkapel in mestelwerk en dakvlak: Technische uitgangspunten en toepassingsrichtlijnen
Inleiding
De constructie van een hoge dakkapel in een mestelwerk en op een dakvlak vereist zorgvuldige aandacht voor technische, esthetische en bouwtechnische aspecten. Dakkapellen vormen een populaire uitbreiding in woningbouwprojecten, omdat ze het woonoppervlak vergroten, het lichtniveau verbeteren en een extra functie kunnen bieden zoals een atelier of een zonkamer. Echter, het ontwerp en de plaatsing van een dakkapel, vooral wanneer deze hoog in het dakvlak of in het mestelwerk geplaatst wordt, zijn beperkt door bouwtechnische, esthetische en regelgevende voorwaarden.
Deze artikel biedt een gedetailleerde beschouwing van de technische uitgangspunten voor hoge dakkapellen in mestelwerk en dakvlak, inclusief richtlijnen voor de plaatsing, hoogte, afmetingen en de invloed op de omgeving. Aan de hand van relevante regelgeving, technische specificaties en constructieve adviezen, wordt bekeken wat de mogelijkheden en beperkingen zijn bij het toepassen van een hoge dakkapel.
Technische uitgangspunten voor hoge dakkapellen in mestelwerk en dakvlak
1. Dakvorm en helling bepalen mogelijkheden
De keuze van de dakkapel en zijn hoogte is sterk beïnvloed door de vorm en helling van het bestaande dak. In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende types dakkapellen, zoals zadeldak, schild- of tentdak, piramidedak en asymmetrisch dak. De helling van het dakvlak speelt een belangrijke rol bij de toepassing van een hoge dakkapel.
a. Zadeldak met helling <30°
Bij een zadeldak met een helling kleiner dan 30° is de toepassing van een dakkapel hoog in het dakvlak niet gewenst. De reden hiervoor ligt in de esthetica: de bovenzijde van de dakkapel komt namelijk (nagenoeg) gelijk te liggen met de nok van het dak. Hierdoor ontstaat een visueel ongewenst effect, waarbij het silhouet van het dak sterk verstoord wordt. Ook kan het dakvlak niet voldoende vrije hoogte bieden voor een comfortabele inrichting van de dakkapel.
Indien de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt, kan een oplossing gevonden worden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dit wordt aangeduid als een dakopbouw. In dat geval valt de constructie onder een reguliere vergunningsprocedure en wordt deze door de welstandscommissie beoordeeld op grond van redelijke eisen van welstand.
b. Zadeldak met helling >30°
Wanneer de helling van het zadeldak groter is dan 30°, gelden de algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen. In dergelijke gevallen is de toepassing van een hoge dakkapel meestal geen probleem. De dakconstructie biedt voldoende ruimte voor een dakkapel die hoog in het dakvlak geplaatst kan worden, mits de regelgeving en esthetische richtlijnen gevolgd worden.
c. Zadeldak met wolfseind
Het wolfseind is het vlakke of flauw hellende deel van het dak dat zich boven het schild of de gevel bevindt. In dit gebied is de toepassing van dakkapellen beperkt vanwege de kleine afmetingen. De zijdakvlakken zijn beter geschikt voor dakkapellen, en deze dienen behandeld te worden als reguliere zadeldaken. Dakopbouwen in het wolfseind zijn daarom niet gewenst, aangezien het visueel sterk aantast.
d. Zadeldak met vliering
Een zadeldak met vliering biedt weinig ruimte voor een dakkapel of een dakopbouw. De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Daarnaast is het plaatsen van een dakkapel hoog in het dakvlak ongewenst vanwege het onevenwichtige beeld dat ontstaat. Bij deze dakvorm zijn dus geen dakkapellen op het dakvlak toegestaan.
e. Schild-, tent- of piramidedak
Deze dakvormen vereisen een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. De toepassing van een dakkapel op zulke daken is alleen mogelijk indien de afstanden tot de hoekkepers gerespecteerd worden. Minstens één meter dakvlak moet vrij blijven aan de bovenzijde van de dakkapel. In het algemeen zijn dakkapellen op deze dakvormen niet geschikt voor hoge constructies, vanwege de beperkte ruimte en de sterk toelopende hoekkepers.
f. Mansardedak
Bij een mansardedak is het toegestaan om een dakkapel aan de achterkant van het dak te plaatsen, in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting van de dakkapel op de knik van het dakvlak te plaatsen. Dit zorgt voor een betere integratie van de dakkapel in de bestaande dakstructuur.
g. Lessenaardak
Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. De toepassing van een hoge dakkapel hangt af van de helling van het dakvlak en de afstand tot de nok en de goot. Wanneer de helling kleiner is dan 30°, is een dakkapel welstandshalve ongewenst. Bij een helling kleiner dan 45° is een dakkapel aanvaardbaar als de vrije hoogte onder de nok meer dan 2.70 m bedraagt.
h. Asymmetrisch dak
Een dakkapel hoog in het dakvlak is bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en dus niet gewenst. Het advies is om de dakkapel over te zetten naar het andere dakvlak. In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast, omdat dit visueel evenwichtiger is en voldoende vrije hoogte biedt voor een bruikbare ruimte.
Plaatsing en afmetingen van dakkapellen
De plaatsing en afmetingen van een dakkapel zijn bepaald door regelgevende richtlijnen, esthetische overwegingen en de bouwtechnische mogelijkheden. Hieronder worden enkele belangrijke aspecten besproken.
1. Afstanden en richtlijnen
Bij het plaatsen van een dakkapel zijn er een aantal afstandseisen die moeten worden gerespecteerd:
- Minimale afstand van 0.50 m aan boven, onder en aan weerszijden van de dakkapel, gemeten vanaf de bovenzijde van de dakkapel.
- Bij individuele woningen dient de dakkapel gecentreerd te zijn in het dakvlak of gelijk te staan met de geleding achtergevel.
- Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok moeten deze regelmatig gerangschikt zijn op een horizontale lijn, niet boven elkaar.
- Minimale afstand van 1.00 m tot de voorgevel rooilijn bij een zijdakvlak.
- Tussenruimte van minimaal 1.00 m bij meerdere dakkapellen of dakramen.
- Maximum twee dakkapellen per woning op een dakvlak.
Deze richtlijnen zijn bedoeld om een harmonieus en evenwichtig beeld te creëren en te voorkomen dat de dakkapel het silhouet van het dak te sterk aantast.
2. Afmetingen en hoogte
De afmetingen van een dakkapel worden bepaald door de breedte en hoogte van het dakvlak:
- Breedte: De totale breedte mag maximaal 50% van de breedte van het dakvlak bedragen, met een maximum van 3.50 m. Deze afmeting wordt gemeten tussen de middenlijnen van de woningscheidende bouwmuren of eindgevels.
- Hoogte: Voor plat afgedekte dakkapellen mag de hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak bedragen, met een maximum van 1.50 m. De hoogte wordt gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeiboord of de daktrim.
- Aangekapte dakkapellen: De afstand tussen de voet van de dakkapel en de gootlijn mag maximaal 100 cm zijn. De totale hoogte mag eveneens maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak bedragen.
Deze maatvoering is bedoeld om ervoor te zorgen dat de dakkapel niet te dominant wordt in het silhouet van het dak en dat hij harmonisch past in de bestaande constructie.
Constructieve aspecten van een hoge dakkapel
1. Materiaalkeuze
De keuze van het materiaal voor de constructie van een hoge dakkapel speelt een cruciale rol in de stabiliteit en duurzaamheid van de constructie. Hout is een veelgebruikte keuze vanwege zijn draagkracht en verwerkbaarheid. Meestal wordt gebruikgemaakt van vurenhout met een minimale dikte van 50×150 mm. Bij grotere dakkapellen kan gelamineerd hout of stalen balken nodig zijn om extra draagkracht te garanderen.
Het gebruik van goed geïmpregneerd hout is van groot belang om houtrot te voorkomen, vooral omdat een dakkapel blootgesteld is aan weersinvloeden.
2. Steunpunten en verankering
Een dakkapel steunt voornamelijk op de bestaande dakconstructie. Er zijn twee belangrijke steunpunten:
- Gordingen en spanten: De dakkapel steunt op de gordingen en spanten van het dak. De gordingen dragen het gewicht horizontaal af naar de zijwanden van het huis.
- Muurplaat en draagmuur: Bij een grotere dakkapel wordt een deel van het gewicht afgedragen aan de muurplaat die op de draagmuur rust. Dit zorgt voor een stabiele basis en voorkomt doorbuigen.
Het is belangrijk om te controleren of de huidige dakconstructie sterk genoeg is om een dakkapel te dragen. Soms is het noodzakelijk om extra balken of een verstevigde muurplaat aan te brengen.
3. Verankering
Om te voorkomen dat de dakkapel bij storm verschuift, is het belangrijk om deze goed te verankeren aan de spanten en gordingen met metalen beugels en schroeven. Dit zorgt voor een extra lagen van stabiliteit en veiligheid.
Speciale toepassing: Dakkapel met verhoogd dak
Een dakkapel met verhoogd dak is een oplossing wanneer de hoogte van de dakkapel beperkt is door de afstand tot de nok. In dergelijke gevallen is een verhoogd of gelift dak nodig om ongeveer 10 cm extra hoogte te winnen. Dit kan het verschil maken tussen een comfortabele ruimte en een krappe uitkomst in termen van plafondhoogte.
1. Vergunningsvrije plaatsing
Een dakkapel met verhoogd dak is ook een goede keuze bij vergunningsvrije plaatsing. In dat geval moet de dakkapel minstens 50 cm onder de nok geplaatst worden. Deze afstand moet worden gemeten vanaf de bovenkant van de dakkapel (boeideel) en niet vanaf de plafondhoogte binnen. In de praktijk moet het boeideel net onder de tweede pannenrij beginnen. Hoewel deze 50 cm eis in de praktijk vaak losser wordt geïnterpreteerd, is het verstandig om hier rekening mee te houden.
2. Constructieve detail
Bij een standaard dakkapel ligt de sandwichplaat op drie houten balken die boven het kozijn gemonteerd zijn. Dit zorgt voor een zogenaamde “badkuip” op het dak, waar het water opgevangen en via de spuwers afgevoerd kan worden. Bij een verhoogd of gelift dak wordt deze constructie aangepast om de extra hoogte te realiseren.
Conclusie
De toepassing van een hoge dakkapel in mestelwerk en dakvlak vereist een zorgvuldige afweging van technische, esthetische en regelgevende aspecten. De keuze van de dakvorm, helling en afmetingen bepalen sterk de mogelijkheden voor de constructie. Een hoge dakkapel is niet geschikt voor elke dakvorm, zoals bijvoorbeeld een zadeldak met helling <30° of een asymmetrisch dak, waarbij een dakkapel hoog in het dakvlak visueel ongewenst is.
De plaatsing en afmetingen van een dakkapel moeten afgestemd zijn op de regelgeving, de omgevingscontext en de bouwtechnische mogelijkheden. Daarnaast speelt de keuze van het materiaal en de constructie een belangrijke rol in de stabiliteit en duurzaamheid van de dakkapel.
Bij de toepassing van een verhoogd of gelift dak kan extra hoogte gewonnen worden, wat gunstig kan zijn voor de inrichting van de dakkapel. Echter, bij vergunningsvrije plaatsing moet rekening gehouden worden met de afstand tot de nok.
In de praktijk is het aan te raden om een expert te raadplegen om zowel de regelgevende als de constructieve aspecten te onderzoeken. Zo kan een dakkapel geïntegreerd worden in de bestaande structuur en een waardevolle uitbreiding worden voor de woning.
Bronnen
Related Posts
-
Houten dakkapel vervangen door kunststof: voordelen, werkwijze en kosten
-
Houten dakkapellen: voordelen, onderhoud en keuzes voor kozijnen
-
Houten dakkapel kozijnen vervangen door kunststof: voordelen, kosten en proces
-
Houten dakkapel bouwtekening: essentiële elementen en voordelen voor woningverbetering
-
Houten dakkapel buiten: Voordelen, onderhoud en kosten
-
Hormes kunststof dakkapel delen: Materialen, toepassing en bouwconcepten
-
Dakramen en dakkapellen: Wat zijn de verschillen en wanneer kies je voor welke oplossing?
-
Hoort een dakkapel bij het onroerend goed? Inzicht in waardebepaling en bouwregelgeving