Instellen van de temperatuur van een warmtepomp: richtlijnen en technische aspecten voor efficiënte werking

Inleiding

Een warmtepomp is een energiezuinig alternatief voor traditionele verwarmingssystemen, maar om deze technologie volledig te laten functioneren, is het essentieel om de temperatuurinstellingen correct aan te brengen. De temperatuurinstellingen van een warmtepomp hebben een directe invloed op het rendement, de levensduur van het toestel en de energieefficiëntie. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de technische aspecten en praktische richtlijnen voor het instellen van de temperatuur van een warmtepomp, met een focus op de gegevens uit betrouwbare bronnen. We bespreken de ideale temperatuurbereiken voor verschillende systemen, mogelijke storingen gerelateerd aan temperatuurafwijkingen en de rol van sensoren in het temperatuurbeheer.

Het belang van correcte temperatuurinstellingen

Afgiftesysteem en rendement

De keuze van de juiste watertemperatuur is van groot belang voor het efficiëntie van een warmtepomp. Elke warmtepomp werkt met een bepaald afgiftesysteem, zoals vloerverwarming of sanitairwaterverwarming. De temperatuurinstellingen moeten afgestemd worden op het afgiftesysteem om zowel comfort als energiebesparing te waarborgen.

Voor vloerverwarming is een lagere temperatuur van 22 tot 35 °C voldoende. Dit is een ideale omgeving voor een warmtepompboiler, aangezien deze systemen werken op lage temperaturen en daarbij een hoger COP (Coefficient of Performance) behalen. Een warmtepompboiler is meestal geïnstalleerd als buffer om de trage verwarmingstermijn van een warmtepomp te compenseren. Dit is vooral nuttig in ruimtes met vloerverwarming, zoals een badkamer, waarbij de temperatuur snel moet stijgen bij het aanschakelen van de verwarming.

Voor sanitairwater daarentegen is een hogere temperatuur nodig, meestal rond de 50 °C. Hoewel klassieke boilers water kunnen verwarmen tot ongeveer 65 °C, is dit bij een warmtepomp niet nodig, omdat het risico op legionella op deze temperatuur verder wordt geminimaliseerd via andere maatregelen, zoals periodieke thermische desinfectie. Bij hogere temperaturen moet de elektrische weerstand van de boiler bijspringen, wat de energiezuinigheid van de warmtepomp aanzienlijk vermindert.

Optimalisatie van het rendement

Om de maximale efficiëntie van een warmtepomp te behalen, is het aan te raden om de temperatuur zo laag mogelijk in te stellen, mits het comfort en de hygiëne niet in het gedrang komen. Te hoge temperaturen leiden tot een hoger verbruik van elektriciteit, omdat de warmtepomp meer moet werken om het gewenste temperatuurverschil te overbruggen.

Een warmtepompboiler is meestal ingezet voor het opwarmen van sanitairwater. In uitzonderlijke gevallen kan het water uit de boiler ook worden gebruikt voor vloerverwarming, maar dit vereist een zorgvuldige afstemming van de temperatuur om zowel de warmtepomp als de afgiftesystemen niet te belasten.

Temperatuurbereiken en werking

Bronsysteem: temperatuurgrenzen

Het bronsysteem van een warmtepomp bepaalt de temperatuurwaarden waarbinnen het toestel kan functioneren. Afhankelijk van het type warmtepomp variëren deze grenzen:

  • Lucht/water warmtepomp: werkt met een bron van -15 °C tot +40 °C.
  • Brine/water warmtepomp: werkt met een bron van -5 °C tot +25 °C.

Als de temperatuur van de bron buiten deze bereiken valt, kan de warmtepomp in een storing terechtkomen. Bij een brine/water warmtepomp kan de minimumtemperatuur vaak worden ingesteld door het toevoegen van glycol aan het bronsysteem. Bijvoorbeeld, als het bronsysteem is voorzien van antivries tot -15 °C, kan de minimumtemperatuur van de bron worden ingesteld op -8 °C, afhankelijk van het merk en type warmtepomp.

Afgiftecircuits en temperatuurcontrole

De warmtepomp onttrekt warmte aan de bron, verwerkt deze en geeft deze af via de condensor. Het CV-water circuleert door het afgiftecircuitsysteem en dient als medium voor de warmteoverdracht. Als het CV-water stil staat, kan het koudemiddel niet genoeg warmte kwijt en zal de temperatuur van het koudemiddel te hoog oplopen. Dit leidt tot een stijging van de druk, die kan overschrijden van de toegestane waarde (bijvoorbeeld 30 bar). In dat geval meldt de hogedruksensor een storing en valt het toestel in de HD-storing.

Om dit te voorkomen, dient het afgiftecircuitsysteem vlekkeloos te functioneren. Mogelijke problemen zijn:

  • Te weinig water in het afgiftecircuitsysteem (CV-zijde): bijvullen.
  • Lucht in het afgiftecircuitsysteem: ontluchten.
  • Verstoptheid in de vuilfilter: schoonmaken.
  • Afsluiters dicht: openzetten.
  • CV-pomp defect of geen flow: vervangen.
  • Defecte hogedruksensor: vervangen.
  • Onderbreking in de bedrading van de sensor: herstellen.

Het functioneren van een warmtepomp is dus afhankelijk van drie circuits:

  1. Het bronsysteem.
  2. Het koudemiddelcircuit.
  3. Het afgiftecircuitsysteem.

Alle drie moeten vlekkeloos werken om storingen te voorkomen.

Sensoren en temperatuurmeting

NTC en PTC sensoren

Temperatuursensoren in een warmtepomp zijn meestal NTC (Negatieve Temperatuurcoëfficiënt) of PTC (Positieve Temperatuurcoëfficiënt) sensoren. Deze zijn weerstanden die veranderen op basis van de temperatuur. Het is belangrijk om te weten dat er geen universele standaard is voor het type sensor dat wordt gebruikt, aangezien elk merk en type warmtepomp een eigen oplossing kan hanteren.

De werking van deze sensoren kan worden getest door een storingsmonteur het display van de warmtepomp te bekijken en te controleren of de gemeten Ohmse waarde overeenkomt met de daadwerkelijke temperatuur. Als er een afwijking is van meer dan 5%, kan dit wijzen op een defecte sensor of een probleem in de elektronica.

In het ergste geval kan de afwijking tot 10% oplopen (5% in de sensor + 5% in de elektronica), maar in de praktijk blijkt deze afwijking meestal onder de 5% te blijven. Dit is meestal geen reden voor een storing, tenzij er een grote afwijking of een onderbreking in de bedrading is.

Locatie en naamgeving van sensoren

De naamgeving van de sensoren is vaak logisch. Voorbeelden zijn:

  • Zuig gas temperatuur sensor: geplaatst bij de zuigleiding van de compressor.
  • Condensor uit temperatuur sensor: geplaatst in de buurt van de condensor op de uitgaande leiding.

Met deze logica en een basiskennis van het warmtepompprincipe kan een monteur snel bepalen waar hij de relevante sensor moet zoeken. Een meetinstrument is essentieel om de temperatuur nauwkeurig te bepalen en eventuele afwijkingen vast te stellen.

Storingen en oplossingen

Temperatuurafwijkingen en resetprocedure

Een veelvoorkomende storing is het overschrijden van de toegestane temperatuurbereiken. In dergelijke gevallen kan de warmtepomp in een automatische resetprocedure treden wanneer de spanning kortstondig wordt onderbroken. De gebruiker kan dit zelf uitvoeren door de stekker van de warmtepomp (meestal een 400 V-stekker) gedurende ongeveer een halve minuut uit het stopcontact te halen en weer aan te sluiten. In sommige gevallen is er een werk-schakelaar in plaats van een stekker, die gedurende een halve minuut uitgezet moet worden.

De resetprocedure kan binnen 24 uur één keer uitgevoerd worden. Na deze procedure wordt het toestel opnieuw gestart en kan de storing zijn verholpen. Als het toestel opnieuw in een storing terechtkomt, is het aan te raden om een professionele installateur te raadplegen.

Preventieve thermische desinfectie

Voor hygiënische redenen is het aan te raden om regelmatig een thermische desinfectie uit te voeren, vooral om legionella te voorkomen. Dit wordt meestal gedaan door de boiler gedurende 5 tot 10 minuten op te warmen tot 60 tot 70 °C. Daarnaast is een jaarlijks spoelen van het systeem onder hoge druk aan te raden.

Conclusie

Het instellen van de temperatuur van een warmtepomp is een essentiële stap in het optimaliseren van het rendement, het verlengen van de levensduur van het toestel en het waarborgen van comfort. De ideale temperatuurinstellingen hangen af van het afgiftesysteem, zoals vloerverwarming of sanitairwater. Door de temperatuur zo laag mogelijk in te stellen, wordt zowel energiebesparing als efficiëntie bereikt. Het functioneren van de warmtepomp is afhankelijk van drie circuits: het bronsysteem, het koudemiddelcircuit en het afgiftecircuitsysteem, die allemaal vlekkeloos moeten werken om storingen te voorkomen.

Temperatuursensoren spelen een cruciale rol in het beheer van de werking van een warmtepomp. Deze sensoren, meestal van het NTC- of PTC-type, moeten nauwkeurig worden gemeten om eventuele storingen of afwijkingen te detecteren. Bij afwijkingen kan een automatische resetprocedure worden uitgevoerd, maar bij herhaalde storingen is professionele ondersteuning noodzakelijk.

Het instellen van de temperatuur is dus een technische en strategische keuze die niet alleen het comfort maar ook de duurzaamheid van het verwarmingssysteem beïnvloedt. Voor zowel huiseigenaren als professionals is het van belang om deze aspecten goed te begrijpen en toe te passen.

Bronnen

  1. Warmtepomp-weetjes.nl - Uitleg over warmtepompstoringen en reparaties
  2. Bobex.nl - Temperatuurinstellingen bij warmtepompboilers

Related Posts