Meten aan warmtepompen: Belangrijke testmethoden en installatieaandachtspunten

De transitie naar een CO₂-neutrale woning is in volle gang. Een warmtepomp speelt daarbij een centrale rol, omdat het gasverwarming vervangt door een efficiëntere, elektrische oplossing. Maar om een warmtepomp goed te kunnen beoordelen, installeren en gebruiken, zijn er verschillende metingen en aandachtspunten essentieel. Deze artikel behandelt hoe warmtepompen worden getest op geluid, energieverbruik, klimaatimpact en gebruiksgemak, en welke installatieaandachtspunten van belang zijn. Op basis van recente testmethoden en richtlijnen van experts in het veld wordt een duidelijk beeld getekend van de huidige praktijk.


Testmethoden voor warmtepompen

Geluid van de buitenunit

Een van de belangrijkste aspecten bij het testen van een warmtepomp is het geluidsniveau van de buitenunit. Bij Consumentenbond wordt dit beoordeeld in een geïsoleerde klimaatkamer, waarbij verschillende scenario’s worden getest. Denk aan het geluid op maximaal vermogen, normaal gebruik en bij verschillende temperaturen (zoals 7°C en -7°C). Ook wordt de stille modus getest, waarbij het geluidsniveau lager is.

Daarnaast wordt de prestatiedaling gemeten. Dit gebeurt door de hoeveelheid gegenereerde warmte te vergelijken in normaal gebruik versus het maximum. De resultaten van deze metingen zijn cruciaal voor het bepalen van de akoestische impact van de warmtepomp in de directe omgeving van de woning.

Thermische prestaties en energieverbruik

De thermische prestaties van een warmtepomp worden getest bij verschillende buitentemperaturen: -15°C, -7°C, -2°C, 2°C, 7°C en 12°C. Hierbij wordt rekening gehouden met automatische ontdooiprocesen en het energieverbruik van het eventuele back-upverwarmingselement.

Voor de radiatorverwarming verwachten testers een aanvoertemperatuur van 55°C bij -10°C. Bij vloerverwarming is de verwachte aanvoertemperatuur 35°C bij -7°C. Het regelen van deze temperaturen wordt uitsluitend door de warmtepomp uitgevoerd. De resultaten worden gebruikt om het jaarlijkse rendement (SCOP) te berekenen, wat een weging is van de resultaten op basis van de frequentie van bepaalde buitentemperaturen in klimaatzones.

COP- en SCOP-waarden

De prestaties van een warmtepomp worden uitgedrukt in COP (Coefficient of Performance), wat de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid stroom die de warmtepomp nodig heeft en de warmte die deze opwekt. Een COP van 1 betekent dat net zoveel stroom nodig is als warmte opgewekt wordt. Hoe hoger de COP, hoe efficiënter de warmtepomp. Een COP van 3 is gemiddeld, 5 is uitstekend.

Daarnaast wordt het jaarlijkse rendement beoordeeld via de SCOP (Seasonal Coefficient of Performance). Dit is een weging van de COP-waarden over het gehele jaar, rekening houdend met seizoensgebonden variaties in buitentemperatuur. Deze meting is essentieel om de werkelijke efficiëntie van een warmtepomp in de praktijk te bepalen.


Klimaatimpact en energieverbruik

Directe en indirecte uitstoot

De klimaatimpact van warmtepompen wordt bepaald aan de hand van directe en indirecte CO₂-uitstoot. Directe uitstoot kan ontstaan bij lekkages van koudemiddelen. Indirecte uitstoot is het resultaat van het energieverbruik van de warmtepomp zelf. Beide factoren worden in rekening gebracht bij de beoordeling van het ecologische profiel van een warmtepomp.

Het type koudemiddel dat wordt gebruikt speelt een grote rol in de beoordeling. Een warmtepomp die minder energie verbruikt leidt altijd tot een lagere klimaatimpact, ongeacht het type koudemiddel. Voor een duurzame keuze is het daarom verstandig om een warmtepomp te kiezen met een hoge COP en SCOP-waarde en een koudemiddel met een lage globale opwarmingsfactor (GWP).


Installatie en bediening

Installatiegemak en handleidingen

Een belangrijke factor in de beoordeling van warmtepompen is de mate van installatiegemak. De Consumentenbond beoordeelt de bediening via een handleiding en de duidelijkheid ervan. De handleidingen moeten compleet en goed leesbaar zijn, met duidelijke instructies voor de installateur. Ook wordt gekeken of er meldingen zijn over bijzondere installatieaspecten, zoals de nodige afstand tot buurwoningen of de vereiste isolatie van leidingen.

App-gebruik en gebruikersinterface

De meeste moderne warmtepompen worden beheerd via een smartphone-app. De beoordeling van deze apps draait om duidelijkheid van menu’s, grafische elementen en de toegankelijkheid van de meest gebruikte functies. Een duidelijke en gebruiksvriendelijke app verhoogt het gebruiksgemak en zorgt ervoor dat de gebruiker effectief de warmtepomp kan regelen.


Technische installatieaandachtspunten

Isolatie van leidingen

Bij de installatie van een warmtepomp is het belangrijk om te letten op de isolatie van de leidingen. Stalen of dunwandige cv-leidingen kunnen in de loop van de jaren breken vanwege corrosie. Condensatie ontstaat namelijk wanneer het bronwater koeler is dan de omgevingstemperatuur van de leidingen. Dit is vaak het geval in de technische ruimte van een woning.

Om dit te voorkomen, is het essentieel dat de leidingen goed geïsoleerd zijn. Bij messing knelkoppelingen wordt aanbevolen om deze eerst strak af te tape met teflontape en vervolgens de dampdichte isolatie aan te brengen. Hiermee wordt de kans op corrosie gereduceerd.

Na de koelwisselaar, waarbij het koelwater wordt opgewarmd boven de condensatiegrens, is het gebruik van stalen leidingen weer toegestaan.


Eerste opstart en regeltechniek

Bij het eerste opstarten van een water/water of brinewater/water warmtepomp is het belangrijk om de zuiggastemperatuur te controleren. Deze temperatuur moet stabiliseren tussen 4 en 12 graden. Als deze meteen onder 0°C komt, dient het toestel uitgeschakeld te worden. In dat geval moet worden gecontroleerd of de bronleidingen goed ontlucht zijn en of er voldoende flow is. Ook kan het nodig zijn om glycol toe te voegen om ijsvorming te voorkomen.

Tijdens het compressorbedrijf is het belangrijk om de delta T (temperatuurverschil) tussen bron in en bron uit te controleren. Dit dient rond de 4 tot 5°C te liggen. De heetgastemperatuur moet ten minste 25 K hoger zijn dan de aanvoertemperatuur en ligt meestal tussen 70 en 125°C. De vloeistoftemperatuur moet ongeveer gelijk zijn aan de retourtemperatuur.

De oververhitting, het verschil tussen zuiggas- en verdampertemperatuur, ligt tussen 2 en 8°C. Als alle parameters binnen de normale waarden vallen, kan het warmtepompmenu worden doorgegangen om eventuele parameters aan te passen of accessoires aan te melden.


Verwarmingstest: Is je huis klaar voor een warmtepomp?

Een warmtepomp is meestal geschikt voor huizen die met lagere cv-temperaturen kunnen worden verwarmd. De Verwarmingstest is een initiatief waarbij huiseigenaren hun cv-ketel op 50°C zetten en controleren of het huis toch nog comfortabel warm blijft. Als dat het geval is, is het huis een goede kandidaat voor een warmtepomp. Deze test is bedoeld om te bepalen of het huis voldoende geïsoleerd is om met een warmtepomp te functioneren.


Aanpassing van het verwarmingssysteem

De keuze van het verwarmingssysteem beïnvloedt het rendement van de warmtepomp. Voor een radiatorverwarming is een hogere aanvoertemperatuur nodig dan voor vloerverwarming. Hierdoor kan een warmtepomp met vloerverwarming in het algemeen efficiënter werken. Bij het installeren van een warmtepomp is het daarom verstandig om het verwarmingssysteem aan te passen aan de mogelijkheden van de warmtepomp.


Energieverbruik meten en COP-berekening

Om het energieverbruik van een warmtepomp nauwkeurig te meten, is een speciale energiemeter nodig. Dit type meter meet de waterstroom van de warmtepomp en de aanvoer- en retourtemperatuur. Met deze gegevens kan het rendement (COP) worden berekend als het verhouding tussen geleverde energie en toegevoegde energie. Hoewel deze meters duurder zijn, geven ze een duidelijk beeld van de werkelijke efficiëntie van de warmtepomp in de praktijk.


Geluidsnormen en regelgeving

In de Bouwregelgeving is het geluidsniveau van een warmtepomp een belangrijke factor. Volgens de regels wordt het geluidsniveau gemeten bij het maximale toerental van de installatie. Als het instellen van het maximale toerental niet mogelijk is, wordt de meting uitgevoerd onder de in de EN 14511 genoemde nominale condities. De geluidsproductie bij maximale omstandigheden is echter ook leidend voor de nieuwe regeling.

Om de metingen controleerbaar te maken, moeten de theoretische maxima altijd benoemd worden onder specifieke bedrijfscondities. Dit betreft minimaal de omgevingscondities (temperatuur en relatieve vochtigheid) en de geleverde capaciteit.


Conclusie

Meten aan warmtepompen is essentieel voor het beoordelen van de efficiëntie, het geluidsniveau en de ecologische impact. Testmethoden zoals COP- en SCOP-metingen, geluidsmetingen en thermische prestaties geven een duidelijk beeld van hoe een warmtepomp werkt in de praktijk. Daarnaast zijn er belangrijke aandachtspunten bij de installatie, zoals het isoleren van leidingen en het controleren van de regeltechniek. Het is verstandig om vooraf te testen of je woning geschikt is voor een warmtepomp met de Verwarmingstest. Met de juiste metingen en aandachtspunten kan een warmtepomp een betrouwbaar en efficiënt alternatief worden voor gasverwarming.


Bronnen

  1. Consumentenbond: Hoe wij testen
  2. Warmtepomp-weetjes: Warmtepomp-installatie-tips
  3. ANWB: Welke warmtepomp kies ik
  4. ALKLIMA: Geef visie tijdens consultatieronde Bouwbesluit
  5. Milieucentraal: Verwarmingstest

Related Posts