Montagehandleiding en installatietips voor warmtepompen: een expertgids voor professionals en eigenaars

De installatie van een warmtepomp vereist een zorgvuldige aanpak om zowel de prestaties als de levensduur van het systeem te waarborgen. Aangezien warmtepompen steeds vaker worden ingezet in woningen en gebouwen, is het belangrijk om de specifieke aandachtspunten en technische details goed onder de knie te hebben. In dit artikel worden relevante installatietips en montageaanbevelingen beschreven, gebaseerd op praktijkgerichte en expertgeverifieerde informatie. De focus ligt op zowel technische aspecten als handhavingstips, waarbij het belang van juiste dimensionering, isolatie, ontluchting en gebruik van geschikte materialen centraal staat.


Inleiding

De installatie van een warmtepomp verschilt op meerdere vlakken van die van een traditionele CV-ketelinstallatie. De aandachtspunten zijn gericht op het optimaliseren van de warmtetransportcapaciteit, het voorkomen van condensvorming en corrosie, het gebruik van correct dimensioneerde leidingen en het inbedrijfstellen van het systeem. In tegenstelling tot CV-ketels, werken warmtepompen efficiënter bij lagere temperatuurverschillen (delta T) en vereisen dus hogere stromingen. Dit heeft directe gevolgen voor de leidingdimensionering en het kiezen van pompen, verdeler en expansievaten.

De onderstaande paragrafen geven een overzicht van de belangrijkste installatietips en montageaanbevelingen, inclusief technische berekeningen, aandachtspunten bij de keuze van materialen en het inbedrijfstellen van het systeem.


Leidingdimensionering en het gebruik van grotere leidingdiameters

Een van de essentiële aandachtspunten bij de montage van een warmtepompinstallatie is de keuze van de leidingdiameters. Aangezien warmtepompen werken bij lagere delta T-waarden (bijvoorbeeld 6°C in plaats van 20°C), is een hogere volumestroom nodig om het gewenste vermogen te transporteren. Dit betekent dat de leidingen vaak groter moeten zijn dan bij een CV-ketelinstallatie.

Bijvoorbeeld: Bij een 10 kW warmtepompinstallatie die werkt met een delta T van 6°C is de benodigde volumestroom 1,43 m³/uur. Dit vereist bijvoorbeeld een DN25 (inwendige diameter) koperleiding of een 24 mm kunststofleiding. Voor grotere installaties is het belangrijk om dit principe te volgen om leidingweerstand en energieverlies te minimaliseren.

Installateurs die gewend zijn aan CV-ketels moeten dus leren om te schakelen naar het concept van lage delta T en hoge volumestromen. Dit is een essentieel verschil in de aanpak van warmtepompinstallaties t.o.v. traditionele CV-systemen.


Het gebruik van openverdelers en evenwichtsflessen

Bij warmtepompinstallaties die een vloerverwarming gebruiken, is het vaak aan te raden om een openverdeler met een evenwichtsfles in te zetten. Dit voorkomt storingen en flowproblemen in beide toestellen. Een vuistregel voor de dimensionering van de verdeler is bekend als de 1-3-6 methode. Deze methode zorgt ervoor dat de verdeler niet te groot of te klein wordt gemaakt, wat leidt tot een stabiel en efficiënt systeem.

De evenwichtsfles moet correct worden gedimensioneerd op basis van de berekende leidingdiameter. Deze diameter is bepalend voor de afmetingen van de verdeler. In de praktijk blijkt dat de 1-3-6 vuistregel effectief werkt en het systeem niet overbelast of ondoordacht maakt.


Isolatie van leidingen en het vermijden van spanningscorrosie

De isolatie van leidingen is een belangrijk aspect bij warmtepompinstallaties, vooral bij systemen die werken met koud brongebied. Het gebruik van stalen leidingen in deze situatie is niet aan te raden, omdat condensatie kan optreden en dit leidt tot corrosie en uiteindelijk vroegtijdige slijtage. In plaats daarvan worden koper of kunststofleidingen gebruikt, die beter bestand zijn tegen vocht en corrosie.

Bij de keuze van isolatiemateriaal moet rekening worden gehouden met de kans op spanningscorrosie, vooral bij messing knelkoppelingen. Spanningscorrosie treedt op als het metaal onder trekspanning staat en in contact komt met een corrosief milieu. Het gebruik van teflontape na montage van de koppelingen en vooraf het strak aflijmen voordat de isolatie wordt aangebracht, verkleint deze kans. Hierbij is het aan te raden om ISSO publicatie 50 en specificatieblad 4.3-2 “Corrosiewering” te raadplegen voor gedetailleerde aanbevelingen.


Expansievaten en hun juiste dimensionering

De grootte van de expansievaten is een essentieel aspect bij de montage van warmtepompinstallaties. Het expansievat zorgt ervoor dat de druk in het systeem stabiel blijft bij temperatuurveranderingen. Voor woningen zijn er vuistregels voor de grootte van het vat, afhankelijk van het afgegeven vermogen:

  • Installaties tot 12 kW: 18 liter
  • 12 kW tot 20 kW: 25 liter
  • 20 kW tot 30 kW: 35 liter

Dit geldt voor zowel de bronzijde als de afgiftezijde van de warmtepomp. De voordruk van het expansievat is ook belangrijk: op de bronzijde is dit 0,5 bar, met een afvulling tot 1 bar. Op de afgiftezijde is de voordruk 1,5 bar en wordt het opgevuld tot 2 bar.

Een alternatieve vuistregel is om de systeeminhoud in liter door 25 te delen, wat de benodigde grootte van het expansievat geeft. Voor een exacte berekening is het echter beter om in overleg te treden met de leverancier van de warmtepomp, zodat de totale waterinhoud en het temperatuurtraject van het systeem worden meegenomen in de berekening.


Het gebruik van glycol in de bron en de beveiligingstemperatuur

Bij systemen waarin de bron bij lagere temperaturen werkt, is het vaak noodzakelijk om glycol toe te voegen als antivriesmiddel. Glycol voorkomt dat het water in de leidingen bevriest en leidt tot een stabiele werking van de warmtepomp. Het is belangrijk om de juiste concentratie glycol te kiezen, afhankelijk van de minimale buitentemperatuur en het type warmtepomp.

Bij de installatie dient ook de glycolbeveiligingstemperatuur te worden gecontroleerd. Deze temperatuur bepaalt bij welke temperatuur de warmtepomp actief wordt om de bron te verhitten en zo het risico op bevriezen te beperken. Het instellen van deze waarde is belangrijk voor de efficiëntie en het voorkomen van schade.


Het inbedrijfstellen van een warmtepomp

Bij het eerste inbedrijfstellen van een warmtepomp zijn er een aantal cruciale stappen en aandachtspunten:

  1. Voorverwarming van de compressor: In veel gevallen is het noodzakelijk om de compressor eerst te voorverwarmen met een verwarmingslint. Dit voorkomt problemen met de olie en zorgt voor een vloeiende opstart. Deze stap is vooral belangrijk bij water/water of brinewater/water warmtepompen.

  2. Continu draaien van de bronpomp: Voordat de compressor voor het eerst draait, dient de bronpomp gedurende enkele dagen continu te draaien. Dit zorgt voor goed ontluchten van de installatie en een homogene menging van glycol, indien toegevoegd.

  3. Controle van zuiggastemperatuur: Bij het eerste opstarten dient de zuiggastemperatuur in het oog te worden gehouden. Deze temperatuur dient te stabiliseren tussen 4 en 12 graden. Als deze onder 0°C komt, dient het systeem te worden uitgeschakeld en moeten de leidingen opnieuw worden ontlucht of eventueel aangevuld met glycol.

  4. Controle van delta T en temperatuurwaarden: Tijdens de compressorbedrijf dient de delta T tussen bron in en uit te liggen tussen 4 en 5°C. Ook dient de heetgastemperatuur minstens 25 K hoger te zijn dan de aanvoertemperatuur, en de vloeistoftemperatuur dient ongeveer gelijk te zijn aan de retourtemperatuur.

  5. Parameters aanpassen en accessoires registreren: Na de initiële opstart dient het warmtepompmenu te worden doorgenomen om eventuele parameters aan te passen of accessoires aan te melden. De exacte stappen variëren per merk en type warmtepomp.


Zonderkoelinstallatie en het gebruik van een zwembad

Een warmtepomp kan ook worden gebruikt om een zwembad te verwarmen. Hierbij is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de warmtewisselaar geschikt is voor laag temperatuur (maximaal 45°C). Het gebruik van een warmtewisselaar die 90°C primair vereist, is niet geschikt bij een warmtepompinstallatie, omdat deze bij 45°C geen voldoende vermogen meer kan leveren.

Het gebruik van een warmtepomp in combinatie met een zwembad vraagt dus om een zorgvuldige keuze van de wisselaar en de aansluiting. Het is aan te raden om dit te doen in overleg met een installateur of de leverancier van de warmtepomp.


Aanbevelingen voor het installeren van een zwembadwarmtepomp

  • Kies een warmtewisselaar die geschikt is voor laag temperatuur (max. 45°C primair).
  • Zorg voor een voldoende groot expansievat om de drukstabiliteit in het systeem te waarborgen.
  • Controleer het glycolgehalte en zorg dat het systeem goed is ontlucht.
  • Werk met een geïsoleerde leiding, aangezien condensatie in koude omgevingen kan optreden.

Niet-koelen in de badkamer

Een veelgemaakte fout bij warmtepompinstallaties is het toevoegen van een koelinstallatie in de badkamer. Dit is niet aan te raden, omdat het risico op condensatie en vochtproblemen in de ruimte veel te groot is. In badkamers is het aan te raden om een traditionele CV-ketel of een lucht/water warmtepomp met een aparte koelunit te gebruiken.


Montage van een kWh-meter en het controleren van energieverbruik

Voor wie wil controleren of de warmtepomp optimaal werkt, is het aan te raden om een kWh-meter aan te schaffen. Deze meter meet niet alleen het elektriciteitsverbruik, maar ook de geleverde warmte. Dit geeft inzicht in het rendement (COP) van de warmtepomp. De meter meet de volumestroom, de aanvoer- en retourtemperatuur, en berekent zo het geleverde vermogen.

Hoewel dit soort meters iets duurder is in aanschaf, is het een waardevolle tool voor installateurs en eigenaars die willen controleren of de warmtepomp efficiënt werkt. Het gebruik van deze meters is vooral aan te raden bij grotere installaties of bij woningen waar energieconsumptie en efficiëntie een belangrijk aandachtspunt zijn.


Overstortventiel, terugslagklep en leidingfilter

Tijdens de montage van een warmtepompinstallatie zijn er een aantal essentiële componenten die niet mogen ontbreken:

  • Overstortventiel: Dit ventiel voorkomt dat de druk in het systeem te hoog wordt. Het zorgt voor veiligheid en voorkomt schade aan de leidingen en het toestel.

  • Terugslagklep: Deze klep zorgt ervoor dat het water niet teruggaat in het systeem. Dit is belangrijk om leidingweerstand en circulatieproblemen te voorkomen.

  • Leidingfilter: Een leidingfilter vermindert het risico op slijtage van pompen en compressoren door het filtreren van vuil en sediment in het systeem. Het is aan te raden om dit filter regelmatig te reinigen.


Het gebruik van een vloerverwarming-verdeler

De verdeler bij een vloerverwarming die wordt aangesloten op een warmtepomp moet anders worden aangelegd dan bij een CV-ketel. Aangezien de warmtepomp werkt met lage delta T-waarden, is het belangrijk om de volumestroom goed te regelen. Dit zorgt ervoor dat de vloer uniform warm blijft zonder grote temperatuurverschillen.

Het gebruik van een openverdeler met een evenwichtsfles is hierbij aan te raden. Deze constructie zorgt voor een betere balans in de stroming en voorkomt storingen in het systeem.


Conclusie

De montage en installatie van een warmtepomp vereist een zorgvuldige aanpak, waarbij technische details en juiste dimensionering centraal staan. Van leidingdimensionering en isolatie tot expansievaten en inbedrijfstellen zijn er veel aandachtspunten die worden beïnvloed door het feit dat warmtepompen werken bij lagere temperaturen en hogere stromen dan CV-ketels. Door deze aspecten goed onder de knie te hebben, is het mogelijk om een efficiënt en duurzaam systeem te installeren dat optimaal presteert.

Voor installateurs en eigenaars die dit willen realiseren, is het belangrijk om rekening te houden met vuistregels, maar ook in overleg te treden met experts en leveranciers voor een maatwerkoplossing. Met de juiste voorbereiding en aandacht voor detail kan een warmtepompinstallatie langdurig efficiënt blijven werken.


Bronnen

  1. Warmtepomp-installatie-tips

Related Posts