Warmtepompinstallatie: Technische Aanbevelingen en Praktische Tips voor een Efficiënte Opstelling

Inleiding

Een warmtepompinstallatie is steeds vaker aan de orde bij eigenaren die op zoek zijn naar een duurzame en energiezuinige oplossing voor verwarming en koeling. In vergelijking met traditionele CV-ketels vereist een warmtepompinstallatie echter een andere aanpak vanwege de aard van het systeem en de technische eisen. In dit artikel presenteren we op basis van technische richtlijnen en praktische tips een overzicht van de essentiële aspecten bij de installatie van een warmtepomp. We leggen uit hoe je de installatie kunt aanpassen aan jouw woning, welke componenten je nodig hebt en hoe je eventuele complicaties kunt voorkomen. Het doel is om een duidelijke, betrouwbare en technisch onderbouwde lijn te geven voor zowel professionals als ervaringsrijke DIY-ers die een warmtepompinstallatie willen realiseren of verfijnen.

Technische Aanbevelingen voor Warmtepompinstallatie

1. kWh-meter en elektrische aansluiting

Bij de installatie van een warmtepomp is het verstandig om een aparte kWh-meter aan te leggen voor de warmtepompinstallatie. Dit heeft twee voordelen: enerzijds kun je het energieverbruik van de warmtepomp apart volgen, wat nuttig is bij het analyseren van het rendement, en anderzijds kan dit leiden tot een lagere energiekosten bij het gebruik van een aparte tariefstructuur. De elektrische aansluiting dient voldoende capaciteit te hebben om het vermogen van de warmtepomp te verwerken. Dit is vooral relevant bij grotere woningen of bij het kiezen van een warmtepomp met een hoger vermogen.

2. Leidingen en isolatie

Het kiezen van de juiste leidingdiameters is een essentieel punt bij warmtepompinstallaties. In tegenstelling tot CV-ketels, waarbij grotere Delta T (temperatuurverschil) gebruikelijk is, werkt een warmtepomp efficiënter bij een kleiner temperatuurverschil. Hierdoor is er een groter debiet nodig, wat vaak betekent dat de leidingdiameters groter moeten zijn dan bij een traditionele CV-installatie. Bijvoorbeeld bij een warmtepompinstallatie met een vermogen van 10 kW en een Delta T van 6°C, is een leidingdiameter van DN25 aan te raden.

Naast de diameter van de leidingen is het ook belangrijk om de leidingen goed te isoleren. Dit voorkomt warmteverliezen en draagt bij aan het behoud van efficiëntie. Bij messing knelkoppelingen wordt aanbevolen om deze eerst strak af te tappen met teflontape en pas daarna de dampdichte isolatie aan te brengen. Dit vermindert de kans op corrosie en verlengt de levensduur van de installatie.

3. Expansievat en voordruk

Het expansievat is een essentiële component in een warmtepompinstallatie, zowel aan de bronzijde als aan de afgiftezijde. Het zorgt ervoor dat drukvariaties door temperatuurveranderingen in het systeem worden opgevangen. De grootte van het expansievat hangt af van het afgegeven vermogen van de warmtepomp. Voor woningen tot 12 kW is een expansievat van 18 liter aan te raden, terwijl bij 12-20 kW 25 liter nodig is en bij 20-30 kW een vat van 35 liter.

De voordruk van het expansievat dient ook goed gekozen te worden. Voor de bronzijde is 0,5 bar aan te raden, afgevuld tot 1 bar. Aan de afgiftezijde dient de voordruk 1,5 bar te zijn, afgevuld tot 2 bar. Het is verstandig om de exacte grootte van het expansievat te bepalen in overleg met de leverancier, op basis van de totale waterinhoud en het temperatuurtraject van de installatie.

4. Terugslagklep en hydraulische scheiding

Bij warmtepompsystemen die ook passief kunnen koelen, is het vaak noodzakelijk om een terugslagklep (of eenrichtingsklep) in te bouwen. Dit voorkomt dat koud water vanuit de koelmodule de afgiftekring beïnvloedt, wat kan leiden tot temperatuurproblemen en inefficiëntie. Deze situatie kan zich voordoen bij hybride opstellingen waarin een warmtepomp en een CV-ketel parallel werken. De terugslagklep zorgt voor een hydraulische scheiding tussen de circuits, zodat de pompstromen elkaar niet negatief beïnvloeden.

Een openverdeler (ook wel evenwichtsfles genoemd) is een aanvullende maatregel om flowproblemen te voorkomen. Deze zorgt ervoor dat de waterstromen in de verschillende circuits elkaar nauwelijks beïnvloeden, waardoor de efficiëntie van de installatie behouden blijft. Het gebruik van een openverdeler is vooral aan te raden bij complexere installaties met meerdere warmtebronnen en circuits.

5. Glycol en beveiligingstemperatuur

In sommige gevallen wordt glycol aan het bronzijde water toegevoegd om vorstschade te voorkomen. Dit is bijvoorbeeld nodig bij bronzijden die in contact kunnen komen met lage temperaturen, zoals buitenliggende bronleidingen. Het gebruik van glycol heeft wel invloed op de thermische efficiëntie van het systeem, omdat glycol een lagere warmtecapaciteit heeft dan puur water. Daarom is het belangrijk om de juiste concentratie glycol te kiezen en de beveiligingstemperatuur van het systeem nauwkeurig te controleren.

6. Vloerverwarming en laagtemperatuursystemen

Vloerverwarming is een efficiënte manier van verwarming in combinatie met een warmtepomp, omdat het werkt bij lagere aanvoertemperaturen. Dit is gunstig voor het rendement van de warmtepomp, aangezien het temperatuurverschil tussen bron en afgifte kleiner is. Bij vloerverwarming wordt vaak gewerkt met aanvoertemperaturen van 35°C en retourtemperaturen van 29°C. Dit zorgt voor een gelijkmatige warmteverdeling en een comfortabele leefomgeving.

Het gebruik van LT-radiatoren of convectoren is in sommige gevallen nodig, vooral in woningen die recent zijn geïsoleerd of waarbij de bestaande radiatoren overbemeten zijn. Een test met een lage aanvoertemperatuur van 50°C kan helpen om te bepalen of de huidige radiatoren geschikt zijn voor een warmtepompinstallatie. Als dat niet het geval is, zijn vervangingsopties nodig om de warmteafgifte te verhogen.

7. Inbedrijfstelling en testen

De inbedrijfstelling van een warmtepompinstallatie dient door de fabrikant of een erkende installateur te geschieden. Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat alle componenten correct zijn afgesteld en dat het systeem veilig en efficiënt werkt. Tijdens de inbedrijfstelling wordt het systeem gecontroleerd op lekken, correcte druk, temperatuurverloop en de werking van de regeling. Ook wordt er gekeken naar de interactie tussen de warmtepomp en eventuele andere warmtebronnen, zoals een CV-ketel.

Een eenvoudige test kan al helpen bij het bepalen of een woning geschikt is voor een warmtepomp. Door de thermostaat van de CV-ketel op 50°C te zetten en te kijken of de woning toch voldoende warm wordt, kun je een indicatie krijgen van de verwarmingscapaciteit bij lagere aanvoertemperaturen. Als de woning niet warm genoeg wordt, is het verstandig om te kijken naar mogelijke aanpassingen, zoals het vervangen van radiatoren of het aanbrengen van vloerverwarming.

Hybride systemen met elektrische ketel

In sommige gevallen kan een warmtepompinstallatie worden gecombineerd met een elektrische ketel, vooral in woningen waar het verwarmingsvermogen van de warmtepomp niet voldoende is bij lage buitentemperaturen. In een hybride opstelling werkt de warmtepomp als primaire warmtebron, terwijl de elektrische ketel als back-up dient wanneer de warmtepomp niet voldoende warmte kan leveren. Dit is bijvoorbeeld het geval in de wintermaanden, wanneer de buitentemperatuur onder nul komt of wanneer het verwarmingsvermogen van de woning hoger is dan normaal.

In een dergelijke hybride installatie is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de elektrische ketel automatisch wordt ingeschakeld wanneer nodig, zonder dat de warmtepomp overbelast raakt. Dit kan worden geregeld via een intelligente regeling die de aanvoertemperatuur en het warmteverbruik continu meet en de juiste acties uitvoert. Ook is het aan te raden om een openverdeler of evenwichtsfles in te bouwen, zodat de waterstromen van de warmtepomp en de elektrische ketel elkaar niet beïnvloeden.

Een voorbeeld van een hybride installatie is als volgt: de warmtepomp verwarmt de vloerverwarming van de benedenverdieping, terwijl de elektrische ketel de radiatoren op de bovenverdiepingen bedient. Als de warmtepomp extra warmte nodig heeft, wordt de ketel automatisch aangestuurd via een driewegklep. De warmte van de ketel stroomt via de openverdeler door naar de warmtepomp, zodat het water voor de vloerverwarming op 35°C wordt. Aangezien het ketelwater 72°C is, is slechts een kleine hoeveelheid nodig om de benodigde warmteoverdracht te realiseren.

In bijzondere gevallen kan de warmtepomp zelfs uitgeschakeld worden, terwijl de circulatiepomp aan blijft draaien. De elektrische ketel kan dan beide circuits verwarmen via een mengklep, wat handig kan zijn bij piekverbruik of als de warmtepomp tijdelijk niet beschikbaar is.

Conclusie

Een warmtepompinstallatie vereist een duidelijke aanpak en aandacht voor technische details om ervoor te zorgen dat het systeem efficiënt en veilig werkt. Van het kiezen van de juiste leidingdiameters tot het installeren van een openverdeler en het bepalen van de grootte van het expansievat, elk aspect speelt een rol in de prestaties van het systeem. Bovendien is het belangrijk om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de woning, zoals de isolatiegraad, het type verwarming en de eventuele aanwezigheid van andere warmtebronnen. Door deze richtlijnen en aanbevelingen te volgen, kan een warmtepompinstallatie een duurzame, comfortabele en energiezuinige oplossing worden voor verwarming en koeling.

Bronnen

  1. warmtepomp-weetjes.nl

Related Posts