Isolatie is een essentieel onderdeel van iedere bouwprojecten of renovatie en wordt zowel in ontwerp- als in constructiefase van groot belang toegepast. In technische tekenprogramma's zoals AutoCAD en Revit is het visueel vormgeven van isolatielagen via arceringen belangrijk voor duidelijkheid, communicatie en goedkeuring in de bouwketen. In deze artikel geven we een overzicht van verschillende technieken, uitvoeringen, en aanbevolen werkwijzen om isolatie in AutoCAD en Revit visueel duidelijk aan te duiden, met aandacht voor best practices, mogelijke probleemoplossing, en de tegnische implementatie.
Inleiding
Wanneer het gaat om het visueel vormgeven van isolatie in de bouwsector, zijn er verschillende manieren om dit in CAD-ontwerpsoftware te doen. Doorgaans worden specifieke arceerpatronen of lijntypes gebruikt om isolatie in schetsen en doorsneden aan te duiden. Dit artikel biedt een gedetailleerde uitleg over de mogelijkheden in zowel AutoCAD (en varianten) als Revit.
De nadruk ligt op het gebruik van aangepaste arceerpatronen, het juiste schalen en het creëren van custom isolatie-afbeeldingen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan mogelijke tegenvoorbeelden of foutmeldingen bij het invullen van patronenbestanden. Bij elke beschreven methode is meegedeeld hoe je werkt met relevante tools, commando's, en projectinstellingen, zodat zowel constructeur, cursist, als DIY’er de informatie kan gebruiken.
Het gebruik van arceerpatronen in AutoCAD
De meest voorkomende manier om isolatie in een tekening aan te duiden in AutoCAD is het gebruik van arceerpatronen via het commando HATCH. Dit biedt een vaste visuele identiteit en kan worden afgesteld op maat via aanpassing van het patroonbestand.
Het HATCH-commando en isolatie
Het commando HATCH in AutoCAD stelt je in staat om standaard of aangepaste arceerpatronen toe te passen op een geselecteerd vlak. Voor isolatie is dit het meest gebruikelijke hulpmiddel, omdat het in staat is complexere patronen te tonen die het vullingseffect van isolatiemateriaal weerspiegelen.
De stappen bij het aanmaken van een isolatiearceerpatroon in AutoCAD zijn:
Plaatsing van de UCS (User Coordinate System): De UCS dient evenwijdig te worden geplaatst aan het vlak dat geisoleerd moet worden getekend. Dit garandeert dat de arcering (zoals kruisdraden) correct van richting zijn.
- Het startpunt van deze UCS wordt meestal op 0,0 gezet aan het begin van de lijn of vlak waarop de arcering zal worden geplaatst.
Voorkomens van standaard patronen: Er zijn standaard een aantal arceerpatronen beschikbaar in AutoCAD. Echter, als het gaat om isolatie, dan zijn deze vaak niet geschikt (zoals INSUL). In de meeste gevallen is het beter om aangepaste patronen (custom patterns) te gebruiken.
Afbeelding van de schaal: De schaal van het arceerpatroon wordt traditioneel gelijk gesteld aan de laagdikte van de isolatie. Dit betekent dat het lijntje dat in het patroon verschijnt, in het schermgebeurde de juiste isolatiehouw geaangewezen.
Terugzetten van de UCS: Na het plaatsen van de arcering moeten de instellingen zoals de UCS weer worden hersteld naar de originele World-UCS.
Een belangrijke aantekening is dat je het patroonbestand (meestal met extensie .pat) moet implementeren naar de supportmap van AutoCAD, namelijk:
Windows XP en 7:
C:\Documents and Settings\Gebruiker\Application Data\Autodesk\AutoCAD##\R##\enu\SupportWindows 10 en later:
C:\Users\Gebruiker\AppData\Roaming\Autodesk\AutoCAD ####\R##.0\enu\Support
Bekijk het command HATCH weer en onder het tabblad "Custom" kun je het patroonselectieven en gebruiken.
Enkele voorbeelden van isolatiepatronen
AutoCAD biedt ook de mogelijkheid om diverse voorbeeldpatronen voor isolatie te bekijken met behulp van het command HATCH. Deze patronen kunnen worden geroteerd of verschaald. Uit een van de opgegeven bronnen is de volgende tabel bekend:
| Naam arceerpatroon | Beschrijving patroon |
|---|---|
| SMOOTHINSUL | Een glad, gestreepte afbeelding |
| BATTING | Een patroon met verticale strepen |
| ISOLATIE | Een aangepast patroon voor isolatiemateriaal |
Om deze te tonen, opent men in het dialoogvenster van het commando HATCH het tabblad Custom en klik vervolgens op de knop ... onder het veld "Pattern Name". Dit opent een overzicht.
Het creëren van aangepaste arceerpatronen
Mocht er geen passend standaard of standaard-geschikt arceerpatroon beschikbaar zijn voor isolatie, dan is het mogelijk om een custom pattern te definiëren en op te slaan als .pat-bestand.
Dit betekent dat je:
- Een lijnmatrix tekent binnen een bepaald vlak.
- De afstanden tussen de lijnen insteld (bijvoorbeeld 60 en -60 graden).
- De coördinaten vastlegt.
- Een tekstbestand maakt met patronennaam, auteur, en lijnparameters.
Hoewel het schrijven van een aangepast patroon geen complexe techniek is, vereist het wel enige kennis van het patroonformaat van AutoCAD (.pat) en van gecoördineerde lijntekeningen.
Bij het opslaan van dit bestand moet er op gelet worden dat in de naam van het aangepaste patroon “ISO” niet mag voorkomen als voorvoegsel, zoals bijvoorbeeld in het geval van: ISOLATIE, maar beter VOCHTISOLATIE. Dit vermeert foutmeldingen bij het laden van het bestand.
Alternatieve manieren: lijntypes in AutoCAD
Buiten arceerpatronen zijn er ook alternatieve methodes voor het visualiseren van isolatielagen. Een daarvan is het gebruik van een speciaal lijntype zoals BATTING.
Een lijntype werkt als een repeeterend patroon langs een polyline of lijn. Dit patroon kan sneller worden aangemaakt en is visueel efficiënt, vooral bij grote oppervlakken of lagen.
Werkwijze met het lijntype BATTING
- Maak een nieuwe laag aan en koppel deze aan het lijntype "BATTING".
- Teken binnen AutoCAD een polyline of gewone lijn langs de lijn van de isolatielagen.
- De lijn zal een patroon tonen dat lijkt op isolatielagen.
- De schaal kan worden aangegeven onder de annotatieve schaal of via de globale lijntypeschaal.
De visuele output is niet in alle gevallen zo duidelijk als in het geval van een uitgebreid, aangepast arceringspatroon, maar kent de voordeel van snelheid en sneldraaiende tekeningen.
Best practices voor arcering van isolatie
Het juist visualiseren van isolatie is cruciaal in bouwprojecten. Het zorgt voor overzicht en duidelijkheid voor alle partijen: van architecten tot bouwbedrijven. Hieronder een aantal aanbevolen werkwijzen:
- Maak zorgvuldig kies voor het type arcering dat past bij de afbeeldingsschaal in de tekening.
- Zorg dat het UCS precies en consistent is gebruikt, zodat arceringen duidelijk en correct in het vlak worden geplaatst.
- Gebruik in geval van aangepaste patronen correcte patronenaanmelding via .pat-bestand en volg de richtlijnen op het betreffende bestandsformaat.
- Test altijd de arcering op een klein vlak voordat je die toepast in een complexe tekening.
- Vermijd het gebruik van bestandnaamvoorvoegsels zoals ISO in de naam van .pat-bestanden, om vermijden van foutmeldingen.
Arcering van isolatie in Revit
In Revit is het aanmaken en aanpassen van arceringen iets anders aangelegd dan in AutoCAD. Omdat Revit een modelleringsprogramma is die ruimtelijke relaties en families gebruikt, zijn de beperkingen anders.
Een bekend probleem in Revit is dat de isolate arcering in wanden of vloeren soms niet mooi uitgelijnd is, waardoor het visueel aanduiden van de dikte onduidelijk is. Er wordt dan wel mechanisch geprobeerd het patroon aan te passen via commando’s, maar dit blijft handmatig werk en complex.
Werkwijze en tools voor isolatiearcering in Revit
- Open het gewenste commando van Revit voor arcering (t.o.v. een wand of vloer).
- Geef in de dialoogbox aan of het een Drafting of Model arcering is.
- Geef de parameters in:
- Dikte isolatie
- Schaal van het patroon
- Geef de opslaglocatie van het bestand weer in de projectbibliotheek.
- Voeg het patroon toe of aanpassen op het gewenste vlak.
Hoewel er specifieke tools beschikbaar zijn, zijn de meeste aanpassingen in Revit gericht op het manipuleren van bestaande model- of wandafbeeldingen. Dit maakt het minder geschikt dan AutoCAD voor creatie van aangepaste patronen.
Dynamische blokken en VisualLISP
In het kader van het opzetten van een automatiserende en flexibele oplossing, ligt er de mogelijkheid om gebruik te maken van dynamische blokken of VisualLISP (werkende in volledige versies van AutoCAD, maar niet in LT-variante).
Dynamische blokken
Een dynamisch blok is een hergebruikbare elementenbouwsteen die je handig kunt programmeren. Je kunt bijvoorbeeld een blok aanmaken dat automatisch aanpast bij schaal of richting van afbeelding. In een bouwontwerp kan dit gebruikt worden om visualisatie-afhankelijke elementen (zoals isolatie velden) consistent en flexibel te maken.
VisualLISP
VisualLISP is een programmeertaal die specifiek is bedoeld voor het uitbreiden van AutoCAD. Het is geschikt om custom patronen of opdrachten te scripten. Voor isolatie-visualisatie kun je een script schrijven dat:
- Automatisch een vlak detecteert.
- Een basispatroon creëert.
- Patrondschaal aanpast volgens de dikte van de isolatielagen.
Dit is echter geavanceerde techniek en moet meestal beheerst worden door ervaren AutoCAD-gebruikers of programmeurs.
Probleemoplossing bij foutmeldingen
Bij het gebruik van .pat-bestanden of arceringscommando’s kan je soms koppelingen of foutmeldingen tegenkomen. Een bekende foutmelding is:
Error in Pattern File
Deze melding komt vooral voor als:
- Er een extra ENTER-teken is in de .pat-code.
- Het patronennaamveld begint met “ISO”.
- De bestandsnaam niet overeenkomt met de inhoud van het .pat-bestand.
Om dit te vermijden:
- Controleer elke regel van het .pat-bestand op correct indeling.
- Vermijd gebruik van lege regels of dubbele END-tokens.
- Zorg erin dat patronennaam geen ISO-voorvoegsel bevat.
- Test het bestand en laad het eerst in een testproject.
Nieuwe patronen toevoegen aan het patroonselectieveld
Wanneer je aangepaste patronen hebt gemaakt, kun je deze ook tewerk zetten in het “Other Predefined” gedeelte van de patroonlijst van AutoCAD, zodat ze algemener beschikbaar zijn voor projectten.
Wijzigen in het ACADISO.pat-bestand
- Open het bestand ACADISO.pat in tekensoftware (bv. Notepad).
- Voeg de inhoud van je aangepaste bestand toe bovenaan of onderin het bestand.
- Zorg dat de naam van je patroon geen ISO-voorvoegsel bevat.
- Sla op en probeer het te laden binnen het HATCH-commando.
Gebruik in diverse varianten van AutoCAD
Voordelen voor de tekenpraktijk is dat deze technieken vaak ook werken in:
- AutoCAD Architecural
- AutoCAD Civil 3D
- BricsCAD
- GstarCAD
- Enz.
Zolang het bestand op de correcte locatie wordt opgeslagen onder de supportmap, is het aangepaste arceringsbestand beschikbaar voor werken. De implementatiestraling en de instellingen moeten echter mogelijk aangepast worden volgens de respectievelijke CAD-tool.
Conclusie
Isolatie vormt een cruciale technische component in de wijkwoningbouw of industriële projecten. Het visueel vormgeven ervan in een tekenproject vereist nauwkeurig gebruik van CAD-tools. In AutoCAD kun je kiezen uit het HATCH-commando, lijntypes, dynamische blokken, of VisualLISP-scripts om dit visueel weer te geven. In Revit is de aanpassing minder flexibel, maar zijn er ook tools beschikbaar om dit te verbeteren.
Door best practices aan te houden, zoals het aanpassen van arceerpatronen, het controleren van supportbestandpaden, en het vermijden van voorzichtige aanpassingen, is het mogelijk om een visueel correcte en overzichtelijke voorstelling van isolatie in elke CAD-tekening te verkrijgen.
Correcte visualisatie helpt bij duidelijke communicatie binnen een bouwproject en zorgt voor betere implementatie en werkvoorbereiding op stroomlijnen niveau.