Inleiding
In moderne zorginstellingen spelen isolatiekamers een cruciale rol in het voorkomen van de verspreiding van besmettelijke ziekten. Deze kamers zijn ontworpen om patiënten of hun omgeving te beschermen tegen infecties, afhankelijk van de medische situatie. Twee hoofdvormen van isolatie worden onderscheiden: bronisolatie en beschermende isolatie. Bronisolatie richt zich op het beperken van de verspreiding van ziekteverwekkers vanuit een besmette patiënt naar anderen, terwijl beschermende isolatie de patiënt zelf beschermt tegen externe besmettingen, vooral wanneer de persoon een verzwakte immuunstatus heeft. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van universele isolatie, waarbij een kamer zowel voor bron- als beschermende isolatie kan worden gebruikt, vaak ondersteund door een specifieke ventilatie-installatie met een sluis in onderdruk.
Deze artikel richt zich op de bouwkundige, installatietechnische en infectiepreventieve aspecten van isolatiekamers, met bijzondere aandacht voor de verschillende types, de geldende richtlijnen en de praktische uitvoering in ziekenhuizen. De informatie is gebaseerd op bestaande richtlijnen en praktijkervaringen uit de Nederlandse zorgsector, met nadruk op de aanbevelingen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) en andere relevante instanties.
Typen isolatie in de zorg
Bronisolatie: bescherming van de omgeving tegen de patiënt
Bronisolatie wordt toegepast wanneer een patiënt besmet is met of gedragen wordt door een ziekteverwekker die via de lucht (aerogeen), via druppels of via contact kan worden overgedragen. Het doel is om te voorkomen dat deze verwekkers zich verspreiden naar andere patiënten, medewerkers of bezoekers. Typische voorbeelden zijn patiënten met tuberculose, MRSA (methicilline-resistente Staphylococcus aureus) of andere multiresistente micro-organismen.
Uit de bronnen blijkt dat een isolatiekamer voor bronisolatie vaak is uitgerust met een specifieke ventilatie-installatie die zorgt voor een onderdruk in de kamer. Hierdoor wordt voorkomen dat besmette lucht uit de kamer naar de gang of andere ruimtes ontsnapt. De lucht wordt gefilterd of direct naar buiten afgevoerd. In sommige gevallen is er een sluis aanwezig, waar ook de onderdruk wordt gehandhaafd, wat extra beveiliging biedt.
Beschermende isolatie: bescherming van de patiënt tegen de omgeving
Beschermende isolatie wordt toegepast bij patiënten met een sterk verminderde weerstand, zoals bij chemotherapie, bloedziekten of brandwonden. Deze patiënten zijn extreem gevoelig voor infecties met bacteriën, virussen en schimmels. De afweer van het lichaam is onder andere afhankelijk van het aantal witte bloedcellen (leucocyten), dat bij deze patiënten sterk gereduceerd kan zijn.
In een beschermende isolatiekamer wordt aandacht besteed aan een zeer hoge luchtkwaliteit. Dit kan worden bereikt door een overdruk in de kamer, zodat schone, gefilterde lucht naar buiten stroomt en besmette lucht vanuit de gang niet naar binnen kan komen. Daarnaast worden strikte hygiënemaatregelen genomen, zoals het dragen van beschermingskleding door medewerkers en bezoekers, en regelmatige desinfectie van oppervlakken.
Uit bron 3 blijkt dat in brandwondencentra standaard beschermende isolatie wordt toegepast, en dat bronisolatie daarbij kan worden toegevoegd als de patiënt ook besmet is. Dit illustreert dat de twee vormen van isolatie niet exclusief zijn, maar juist complementair kunnen zijn in complexe zorgsituaties.
Universele isolatie en schakelbare systemen
Een moderne ontwikkeling in de bouw van isolatiekamers is de toename van universele isolatiekamers. Deze kamers zijn ontworpen om zowel voor bron- als beschermende isolatie te kunnen worden gebruikt, meestal door een flexibele ventilatie-installatie met een sluis in onderdruk. Volgens bron 1 worden de laatste jaren voornamelijk dergelijke universele kamers gebouwd, omdat ze meer flexibiliteit bieden in de zorgverlening.
Schakelbare kamers, die per situatie kunnen worden ingesteld op onderdruk of overdruk, komen daarentegen steeds minder voor. Zij worden nog wel gebruikt op enkele kinderafdelingen en high & intensive care units, maar worden in het algemeen afgeraden. Dit is vooral te wijten aan het risico op bedieningsfouten. Indien een kamer per ongeluk op de verkeerde drukstand staat, kan dit leiden tot verspreiding van ziekteverwekkers of onvoldoende bescherming van de patiënt.
Uit buitenlandse normering blijkt dat schakelbare installaties niet zijn toegestaan of sterk worden afgeraden. De Nederlandse praktijk lijkt hiermee in lijn, aangezien de meeste nieuwe bouwprojecten kiezen voor vaste oplossingen met universele isolatie in plaats van schakelbare systemen.
Bouwkundige en installatietechnische eisen voor isolatiekamers
De rol van de WIP-richtlijn
Tot enkele jaren geleden bestonden er wettelijke prestatie-eisen voor isolatiekamers onder de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). Deze eisen hadden betrekking op luchtkwaliteit, drukhiërarchie, temperatuur en luchtvochtigheid. Volgens bron 1 zijn deze wettelijke normen echter komen te vervallen, waardoor er momenteel geen specifieke wettelijke regelgeving meer bestaat voor deze aspecten.
In de praktijk hanteren installateurs, adviseurs en infectiepreventiedeskundigen echter nog steeds de richtlijn van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP): “Bouw- en inrichtingseisen isolatie-afdeling Ventilatie van isolatiekamers”. Deze richtlijn beschrijft de bouwkundige en installatietechnische basiscondities en de luchtregeling voor isolatiekamers. Hoewel niet wettelijk bindend, wordt deze richtlijn breed geaccepteerd als standaard in de sector.
De WIP-richtlijn definieert een isolatiekamer als een eenpersoonskamer met eigen sanitair, voorzien van een sluis en specifieke luchtbeheersing (ventilatie, drukhiërarchie en positionering van luchttoevoer- en luchtretourroosters). Deze kamer is geschikt voor het geïsoleerd verplegen van patiënten die gekoloniseerd of besmet zijn met micro-organismen die aerogeen worden overgedragen.
Een eenpersoonskamer zonder dergelijke additionele luchtbeheersing is daarentegen alleen geschikt voor patiënten met micro-organismen die via contact of druppels worden overgedragen. Dit onderscheid is van cruciaal belang bij de inrichting van zorgafdelingen.
Ventilatie, drukhiërarchie en luchtbeheersing
De kern van een goed functionerende isolatiekamer ligt in de ventilatie-installatie en de drukhiërarchie. Bij bronisolatie moet de druk in de kamer lager zijn dan in de gang (onderdruk), zodat lucht naar binnen stroomt en besmette lucht niet kan ontsnappen. Bij beschermende isolatie is het tegendeel gewenst: de kamer moet een hogere druk hebben (overdruk), zodat schone lucht naar buiten stroomt en besmette lucht van buitenaf wordt tegengehouden.
In universele isolatiekamers wordt vaak gekozen voor een vaste onderdruk in de sluis, wat een veilige bufferzone creëert tussen de kamer en de gang. De kamer zelf kan dan zowel voor bron- als beschermende isolatie worden gebruikt, afhankelijk van de manier waarop de luchttoevoer en -afvoer zijn ingericht.
De positionering van de luchttoevoer- en luchtretourroosters is eveneens belangrijk. De luchttoevoer moet zo worden geplaatst dat er geen turbulente luchtbeweging ontstaat die ziekteverwekkers kan verspreiden. Het retourrooster moet zich bij voorkeur in de buurt van de bron van besmetting bevinden (bijvoorbeeld bij het bed) om besmette lucht direct af te voeren.
Knelpunten en good practices
Uit gesprekken met infectiepreventiedeskundigen en een enquête onder installateurs blijkt dat er in de praktijk knelpunten bestaan bij de inrichting en het gebruik van isolatiekamers. Hoewel de techniek zelf zelden de oorzaak is van incidenten, spelen bedieningsfouten en afwijkingen van de richtlijn een rol.
Een belangrijk knelpunt is het gebruik van schakelbare installaties. Ondanks de aanbevelingen worden deze nog steeds gebruikt op enkele afdelingen, wat het risico op foutieve instellingen vergroot. Daarnaast wordt er in de praktijk wel van de WIP-richtlijn afgeweken, bijvoorbeeld op het punt van validatie van de installaties. Regelmatige controle en validatie van de drukverhoudingen en luchtkwaliteit zijn essentieel om de veiligheid te waarborgen.
Goede praktijken (good practices) omvatten het bouwen van universele kamers met vaste onderdruk in de sluis, het gebruik van duidelijke signalering op de kamerdeur, en het trainen van medewerkers in het gebruik van de installatie en de hygiëneprotocollen.
Praktijktoepassing en beleving van patiënten en bezoekers
Verblijf in een isolatiekamer
Voor patiënten kan een verblijf in een isolatiekamer psychisch zwaar zijn. Ze worden gescheiden van andere patiënten en mogen de kamer niet verlaten, tenzij dit strikt noodzakelijk is en onder begeleiding van medewerkers. Uit bron 2 blijkt dat bezoekers verplicht zijn om beschermingsmiddelen te dragen (zoals handschoenen, mondkapjes, schorten) en hun handen te desinfecteren bij vertrek.
Deze maatregelen zijn cruciaal om de verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen, maar kunnen ook leiden tot gevoelens van eenzaamheid of angst. Het is daarom belangrijk dat medewerkers voldoende tijd nemen om patiënten te informeren over de reden van de isolatie en de duur ervan.
Onderzoek en beëindiging van isolatie
De duur van de isolatie is afhankelijk van de uitslag van microbiologisch onderzoek. Als blijkt dat een patiënt geen besmettelijke ziekteverwekker meer draagt, kan de behandelend arts besluiten de isolatie op te heffen. Dit proces wordt zorgvuldig begeleid door de infectiepreventieafdeling.
Beperkingen en toekomstige ontwikkelingen
Toepasbaarheid buiten het medisch specialistisch domein
De huidige richtlijnen zijn vooral gericht op het medisch specialistisch domein, zoals ziekenhuizen. Echter, er zijn vragen gesteld over de toepasbaarheid van deze richtlijnen in andere zorgsettings. Uit bron 3 blijkt dat in verpleeghuizen en verzorgingshuizen geen isolatiekamers zijn. Dit roept de vraag op hoe infectiepreventie in deze instellingen kan worden gewaarborgd.
Sylvana Mulder-Timmer (RIVM) stelt dat ook wijkverpleging, revalidatiecentra, GGD’s, medisch kinderdagverblijven en psychiatrie mogelijk baat kunnen hebben bij richtlijnen. Haitske, die betrokken is bij de SRI-richtlijnen, geeft aan dat er werk wordt gedaan aan een concrete doelgroepbeschrijving voor revalidatiecentra, die onder het SRI-domein vallen.
Medisch kinderdagverblijven hebben volgens Haitske al een eigen richtlijn via LCHV, maar er is behoefte aan meer uniformiteit en duidelijkheid in de landelijke aanpak.
Validering en verbeterpunten in de richtlijn
Hoewel de WIP-richtlijn als goed bruikbaar wordt beschouwd, zijn er verbeterpunten. Zo wordt aangegeven dat er op het punt van validatie nog ruimte is voor verbetering. Regelmatige controle van de ventilatie-installaties, drukverhoudingen en luchtkwaliteit is essentieel, maar wordt in de praktijk niet altijd consequent uitgevoerd.
Daarnaast is er een behoefte aan duidelijkere richtlijnen voor de inrichting van kamers in andere zorgsettings, en aan meer opleiding voor medewerkers over het gebruik van de installaties.
Conclusie
Isolatiekamers zijn een essentieel onderdeel van de infectiepreventie in de zorg. De twee belangrijkste vormen, bronisolatie en beschermende isolatie, dienen elk een specifiek doel: de ene beschermt de omgeving tegen de patiënt, de andere beschermt de patiënt tegen de omgeving. De trend in de moderne ziekenhuisbouw is duidelijk gericht op universele isolatiekamers met vaste onderdruk in de sluis, die flexibel inzetbaar zijn voor beide vormen van isolatie.
Schakelbare kamers worden steeds minder gebruikt, vooral vanwege het risico op bedieningsfouten. De sector hanteert de WIP-richtlijn als standaard, ondanks het ontbreken van wettelijke normen sinds de intrekking van de WTZi-eisen. Deze richtlijn beschrijft de bouwkundige en installatietechnische eisen voor veilige en effectieve isolatiekamers.
Toch blijven er knelpunten bestaan, zoals afwijkingen van de richtlijn, onvoldoende validatie en het ontbreken van richtlijnen voor niet-ziekenhuissettings. Er is behoefte aan verdere uniformering, opleiding en validatie om de veiligheid van patiënten en medewerkers te waarborgen.
Voor bouwprofessionals en renovatie-experts is het belangrijk om op de hoogte te zijn van deze richtlijnen en de onderliggende principes van luchtdruk, ventilatie en infectiepreventie. Bij de inrichting van zorggebouwen moet niet alleen worden gedacht aan functionaliteit en comfort, maar ook aan de veilige afhandeling van besmettelijke ziekten. De toekomst vraagt om flexibele, veilige en goed gevalideerde oplossingen die passen binnen een breed spectrum aan zorgsettings.