MRSA-isolatie in zorginstellingen: Protocollen, maatregelen en verantwoordelijkheden

Inleiding

MRSA (methicilline-resistente Staphylococcus aureus) is een bacterie die resistent is tegen veel antibiotica en die zich snel kan verspreiden in zorginstellingen. Om de verspreiding van deze bacterie te beperken, worden isolatiemaatregelen toegepast in de zorg. Deze maatregelen zijn bedoeld voor zowel patiënten als medewerkers en houden onder andere hygiëne, isolatiekamers, persoonlijke beschermingsmiddelen en beheerprocedures in. In dit artikel worden de relevante protocollen en aanbevelingen voor MRSA-isolatie beschreven, op basis van bestaande richtlijnen en praktijkrichtlijnen in zorginstellingen.

Het doel van het artikel is om een duidelijk overzicht te geven van de aanbevolen maatregelen, verantwoordelijkheden en organisatie van de zorg rondom MRSA-dragers. Aan de hand van de gegevens uit diverse bronnen worden zowel de technische richtlijnen als de praktische uitvoering van isolatiemaatregelen besproken.

Wat is MRSA en waarom is isolatie nodig?

MRSA is een bacterie die resistent is tegen een aantal antibiotica, waaronder methicilline. De bacterie kan op de huid of in de neus wonen en wordt vaak geïdentificeerd bij patiënten met wondinfecties of bij medewerkers met huidafwijkingen. MRSA kan zich verspreiden via direct contact, zoals handen, kleding of materialen die door MRSA-dragers gebruikt worden.

Isolatie is van belang om de verspreiding van MRSA te beperken, vooral in zorginstellingen waar veel mensen in contact komen met zowel patiënten als medewerkers. De doelgroep voor isolatiemaatregelen omvat verpleegkundigen, verzorgenden, medisch behandelaars en eventueel ook huishoudelijk assistenten. Deze maatregelen zijn bedoeld voor zorglocaties zoals verpleeghuis, verzorgingshuizen, woonzorgcentra en kleinschalige woonvormen, inclusief thuiszorg.

Doel en toepassing van MRSA-isolatie

Het doel van MRSA-isolatie is om de verspreiding van de bacterie te voorkomen. Dit gebeurt door het toepassen van hygiëne- en isolatiemaatregelen bij zowel patiënten als medewerkers. De maatregelen zijn bedoeld om contact met handen, kleding of materialen te beperken, waardoor de verspreiding van de bacterie wordt verminderd.

MRSA-isolatie wordt toegepast bij patiënten die bekend zijn als dragers van MRSA of bij patiënten die een hoog risico lopen op dragerschap. De behandelend arts bepaalt of een patiënt in isolatie geplaatst moet worden. Op basis van een risico-inventarisatie en BRMO (Bijzonder Resistente Micro-organismen) wordt beoordeeld of isolatiemaatregelen noodzakelijk zijn.

De isolatiemaatregelen zijn van toepassing bij werkzaamheden zoals lichamelijke verzorging, wondverzorging, bed opmaken en schoonmaak van de kamer. Bijvoorbeeld, mantelzorgers, paramedici en vrijwilligers die deze werkzaamheden uitvoeren, moeten dezelfde maatregelen nemen als de medewerkers. Ook schoonmakers die in contact komen met de omgeving van de patiënt, moeten isolatiemaatregelen toepassen.

Hygiënemaatregelen in MRSA-isolatie

Bij MRSA-isolatie worden een aantal specifieke hygiënemaatregelen toegepast. Deze maatregelen zijn een aanvulling op de standaard maatregelen die altijd genomen moeten worden. Daarnaast is het belangrijk dat medewerkers met huidafwijkingen, zoals eczeem of psoriasis, niet betrokken worden bij de verzorging van een MRSA-patiënt.

De volgende maatregelen zijn aanbevolen bij MRSA-isolatie:

  • Handhygiëne: Medewerkers moeten handendesinfectans gebruiken en indien nodig vloeibare zeep en papieren handdoekjes.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen: Handschoenen, een schort met lange mouwen, een mondkapje en een beschermende kleding zijn verplicht bij contact met de patiënt of zijn omgeving.
  • Desinfectie: Oppervlakken, tastvlakken, vloeren en sanitair moeten regelmatig worden gedesinfecteerd. Bij einddesinfectie wordt ook de ruimte grondig gereinigd en gedesinfecteerd, inclusief herbruikbare materialen.
  • Isolatiekamer: De patiënt moet op een 1-persoonskamer wonen met eigen badkamer en toilet. De deuren van de kamer en sluis moeten gesloten blijven om verspreiding te voorkomen.
  • Beperking van contact: Het aantal medewerkers dat de patiënt verzorgt of behandelt, moet zo veel mogelijk beperkt worden. Dit houdt ook in dat medewerkers een patiënt met MRSA zoveel mogelijk als laatste verzorgen.

Daarnaast is het aan te raden om de patiënt een informatiefolder te bieden en te overleggen met de patiënt of contactpersoon waar de isolatiekaart mag worden opgehangen. Het gebruik van verzorgend wassen doekjes en wegwerppo’s kan ook worden overwogen, vooral wanneer er geen po-spoeler aanwezig is.

Persoonlijke beschermingsmiddelen bij MRSA-isolatie

Bij de verzorging van een MRSA-patiënt is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen verplicht. Deze middelen zijn bedoeld om zowel de patiënt als de medewerker te beschermen tegen verspreiding van de bacterie.

De volgende persoonlijke beschermingsmiddelen zijn aanbevolen:

  • Handschoenen: Worden gebruikt om direct contact met de patiënt of zijn omgeving te voorkomen. Handschoenen moeten bij elke patiënt worden verwisseld.
  • Schort met lange mouwen: De schort moet vochtwerend zijn en met manchetten om te voorkomen dat kleding besmet raakt.
  • Mondneusmasker: Wordt gebruikt om de verspreiding van de bacterie via slijmvlies te beperken. Het masker mag onder bepaalde omstandigheden langer gedragen worden, maar moet bij verandering van patiënt worden vervangen.
  • Beschermende kleding: De kleding moet zo zijn dat er geen lichaamscontact kan ontstaan. Dit betekent dat medewerkers bijvoorbeeld geen kleding mogen gebruiken die naast de patiënt gebruikt is.

In het ziekenhuis moet een medewerker bij het bezoeken van een patiënt met MRSA altijd handschoenen, schort en mondkapje dragen. Deze maatregelen gelden ook voor vervoer van de patiënt naar onderzoek of revalidatie, waarbij de patiënt een mondkapje en schone kleding moet dragen.

Isolatiekamers en sluisverschillen

De isolatiekamer speelt een centrale rol in de voorkoming van MRSA-verspreiding. Een MRSA-patiënt moet op een 1-persoonskamer wonen met een eigen badkamer en toilet. Deze kamer moet gesloten zijn, met een extra ruimte (sluis) die ervoor zorgt dat micro-organismen niet de gang op komen.

De deuren van de kamer en de sluis moeten dicht blijven, en de patiënt mag de kamer niet verlaten zonder toestemming van arts of verpleegkundige. Bij onderzoek of revalidatie moet de patiënt een mondkapje dragen en zijn kleding schoon zijn. Revalidatie buiten de kamer is niet toegestaan.

In de isolatiekamer is het belangrijk om het aantal contacten te beperken. Medewerkers moeten zo veel mogelijk dezelfde verpleging doen, en de patiënt moet zoveel mogelijk als laatste verzorgd worden. Dit zorgt voor een beperking van de verspreiding van MRSA.

Bezoekregels bij MRSA-isolatie

Ook bezoekers moeten zich aan bepaalde regels houden bij het bezoeken van een patiënt met MRSA. Kinderen onder de 12 jaar mogen op bezoek komen, maar dit moet eerst met de verpleegkundige besproken worden. Bezoekers moeten zich aanmelden bij de verpleging voordat ze de kamer betreden.

Het doel van deze regels is om de verspreiding van MRSA te beperken. Omdat kinderen vaak meer contact maken met verschillende oppervlakken en mensen, is extra voorzichtigheid nodig. De bezoeker moet zich aan de hygiëne- en isolatiemaatregelen houden, net zoals de medewerkers.

Einddesinfectie en organisatie van zorg

Na ontslag of overplaatsing van een patiënt met MRSA dient er einddesinfectie plaats te vinden. Dit betreft het grondige reinigen en desinfecteren van de ruimte, inclusief tastvlakken, vloer, sanitair en herbruikbare materialen. Einddesinfectie is verplicht bij categorie-1-patiënten en bij categorie-2-patiënten wanneer de MRSA-testuitslag op het moment van ontslag nog niet bekend is.

De organisatie van de zorg rondom MRSA-dragers moet duidelijk vastgelegd zijn. Dit betreft de verantwoordelijkheden van het management, de arts, de bedrijfsarts en de verpleging. De bedrijfsarts speelt een belangrijke rol bij het informeren en begeleiden van medewerkers en bij de initiëring van dragerschapsbehandeling. Indien er geen bedrijfsarts aanwezig is, dient maatwerk gemaakt te worden.

De organisatie van de zorg moet ook rekening houden met regionale verschillen. In sommige regio’s, zoals Limburg, is er een hogere voorkomen van V-MRSA (verpleeghuis-MRSA) dan elders. In dergelijke gevallen kan het van belang zijn om extra voorzichtigheid te betrachten bij het bepalen van isolatiemaatregelen.

Verantwoordelijkheden en organisatie in de zorg

Het toepassen van MRSA-isolatiemaatregelen vraagt om duidelijke verantwoordelijkheden en organisatie binnen de zorginstelling. De werkgroep beveelt aan dat schriftelijk vastgelegd moet worden wie verantwoordelijk is voor het uitvoeren van aanbevelingen zoals informeren van de patiënt of medewerker, het instellen en opheffen van infectiepreventie maatregelen, initiëren van dragerschapsbehandeling, en het informeren van derden.

Het is belangrijk om een duidelijke structuur te hebben voor het beheer van MRSA-dragerschap. De verantwoordelijkheid van de arts, verpleging en bedrijfsarts moet duidelijk zijn. In het ziekenhuis is de medisch specialist verantwoordelijk voor de patiënt, terwijl de werknemer onder de bedrijfsarts valt. In de wijkverpleging is de huisarts de belangrijkste verantwoordelijke, terwijl in verpleeghuizen de specialist ouderen geneeskunde of de huisarts deze rol kan vervullen.

Het is ook belangrijk om typering van het eerste isolaat van elke MRSA-drager vast te leggen voor nationale surveillance. Dit helpt bij het begrijpen van de verspreiding en het voorkomen van uitbraken. De betrokkenheid van de bedrijfsarts bij medewerkers is eveneens essentieel, aangezien deze medewerkers kunnen worden getest en bij nodig behandeld kunnen worden.

Regionale verschillen en MRSA in verpleeghuiszorg

De aanwezigheid van MRSA kan per regio verschillen. In sommige regio’s zoals Limburg is V-MRSA (verpleeghuis-MRSA) vaker voorkomend dan elders. Deze regionale verschillen kunnen leiden tot variaties in het beleid rondom MRSA-isolatie. In regio's waar V-MRSA vaker voorkomt, is het aan te raden om extra voorzichtigheid te betrachten bij het toepassen van isolatiemaatregelen.

In de verpleeghuiszorg is het van belang om het verschil tussen patiënt en werknemer duidelijk te maken. Werknemers die in contact komen met V-MRSA mogen werken, maar moeten in isolatie worden geplaatst wanneer ze zelf patiënt worden. Dit roept vragen op en kan leiden tot onduidelijkheid. Het is daarom belangrijk om duidelijke richtlijnen op te stellen voor zowel medewerkers als patiënten.

Aanbevelingen voor MRSA-testen en verspreiding

MRSA-testen worden uitgevoerd op basis van de richtlijn voor laboratoriumdetectie bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Deze tests helpen bij het identificeren van MRSA-dragers en het voorkomen van verspreiding. Het is aan te raden om bij iedere MRSA-drager het eerste isolaat te typen voor nationale surveillance. Dit helpt bij het begrijpen van de verspreiding en het voorkomen van uitbraken.

Het beleid rondom MRSA-verspreiding moet duidelijk zijn. Dit betreft het onderzoek naar de verspreiding van MRSA naar andere patiënten en zorgmedewerkers, evenals het beleid bij MRSA-uitbraken. Het is aan te raden om regelmatig controle te doen op de verspreiding van MRSA binnen een zorginstelling.

Conclusie

MRSA-isolatie is een essentieel onderdeel van de infectiepreventie in zorginstellingen. Het doel van isolatiemaatregelen is om de verspreiding van MRSA te beperken, zowel bij patiënten als bij medewerkers. Deze maatregelen omvatten hygiëne, isolatiekamers, persoonlijke beschermingsmiddelen en organisatie van de zorg.

Het is belangrijk dat zorginstellingen duidelijke richtlijnen en verantwoordelijkheden hebben voor het toepassen van MRSA-isolatiemaatregelen. Deze maatregelen moeten ondersteund worden door schriftelijke protocollen en duidelijke communicatie met zowel medewerkers als patiënten. Regionale verschillen en de rol van de bedrijfsarts zijn ook belangrijke factoren die in overweging genomen moeten worden.

Tot slot is het aan te raden om regelmatig MRSA-tests uit te voeren en nationale surveillance te voeren om de verspreiding van MRSA te begrijpen en te voorkomen. Door het toepassen van deze maatregelen kan de kans op verspreiding van MRSA worden verminderd, wat ten goede komt zowel de patiënten als de medewerkers in zorginstellingen.

Bronnen

  1. MRSA-isolatieprotocol
  2. MRSA-samenvatting
  3. MRSA-isolatiefolder Erasmus MC
  4. MRSA-richtlijnen

Gerelateerde berichten