Funderingskwaliteitsklasse I: Een betrouwbare basis voor woningbouw

De kwaliteit van een fundering is een kernaspect in de constructie van elk woningbouwproject. Het bepalen van de kwaliteitsklasse van een fundering is een essentieel onderdeel van het funderingsonderzoek en geeft inzicht in de duurzaamheid, draagkracht en veiligheid van het gebouw. In de gemeente Haarlem en andere steden in Nederland wordt gebruikgemaakt van een indeling in kwaliteitsklassen om de staat van funderingen te beoordelen. Deze indeling kent drie klassen: I, II en III. In deze tekst wordt de betekenis van funderingskwaliteitsklasse I besproken, inclusief wat deze kwaliteitsklasse inhoudt, hoe deze wordt bepaald en wat de gevolgen zijn voor woningeigenaren en bouwprofessionals.

Wat betekent kwaliteitsklasse I?

Een fundering die tot kwaliteitsklasse I behoort, wordt ingeschat als goed en betrouwbaar. Volgens de beoordelingsmethode die in Haarlem wordt gehanteerd, betekent dit dat binnen de komende 25 jaar nauwelijks extra scheurvorming of scheefstand verwacht kan worden. De fundering is dan ook in staat om een levensduur te behouden die langer is dan deze periode, mits er geen wijzigingen worden aangebracht in de belasting op de fundering.

Deze indeling is gebaseerd op een reeks factoren die samen worden beoordeeld. Belangrijke parameters zijn:

  • de scheefstand en rotatie van het gebouw ten opzichte van het horizontale vlak;
  • de aantasting van houten palen en het langshout;
  • de draagkracht van de paalschachten;
  • de grondwaterstand.

Deze vier beoordelingen vormen, in combinatie met de visuele beoordeling van het functioneren van de funderingsconstructie, de basis voor de indeling in kwaliteitsklasse. Het eindoordeel over de kwaliteit van de fundering is daarom een geheel beoordeling, gebaseerd op meerdere parameters en niet op één enkele factor.

Hoe wordt kwaliteitsklasse I bepaald?

Het bepalen van de kwaliteitsklasse van een fundering gebeurt doorgaans in twee fasen:

Fase 1: Visuele inspectie en waterpassing

In deze fase wordt een visuele inspectie gedaan, waarbij scheefstand, scheurvorming en andere aandachtspunten worden genoteerd. Ook wordt een lintvoeg- en vloerwaterpassing uitgevoerd, waarmee zakkingsverschillen in het gebouw worden gemeten. Deze metingen vormen een indicatie van de draagkracht en de staat van de fundering. De resultaten van deze proeven worden vaak beschouwd als een soort proefbelasting van de fundering over haar totale levensduur.

Fase 2: Funderingsinspectie en houtonderzoek

Als de resultaten van fase 1 positief zijn, kan een uitgebreide funderingsinspectie worden uitgevoerd. Hierbij wordt een nader onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de funderingsconstructie, inclusief een houtonderzoek. Dit wordt uitgevoerd volgens het VROM Protocol 2003, dat richtlijnen geeft voor het beoordelen van houten palen. In deze fase wordt de kwaliteit van het hout, zoals de mate van aantasting door schimmels of droogstand, onderzocht.

Een fundering die tot kwaliteitsklasse I behoort, moet aan alle eisen voldoen die uit deze onderzoeken voortvloeien. Het betekent dat de houten palen voldoende draagkracht hebben, de grondwaterstand stabiel is en er geen aantasting of schade is die de fundering in gevaar brengt.

Kenmerken van funderingen in kwaliteitsklasse I

Een fundering die tot kwaliteitsklasse I behoort, heeft meerdere kenmerken die hem onderscheiden van funderingen in lagere kwaliteitsklassen:

  • Veiligheid en betrouwbaarheid: De fundering is sterk genoeg om de belasting van het gebouw gedurende een langere periode te dragen, zonder dat er sprake is van significante zettingsverschillen of schade.
  • Geringe risico’s: Er is geen reëel risico op bezwijken van de fundering, noch op kettingreacties als gevolg van een eventueel bezwijken van een enkele paal.
  • Duurzaamheid: De levensverwachting van de fundering is groter dan 25 jaar, wat betekent dat er geen directe noodzaak is voor herstel of verbeteringen.
  • Minimale onderhoudsbehoefte: Aangezien de fundering zich goed gedraagt, is er weinig noodzaak voor ingrijpend onderhoud of herstelmaatregelen.

Wanneer wordt een fundering niet in kwaliteitsklasse I ingedeeld?

Een fundering kan op verschillende manieren niet in kwaliteitsklasse I terechtkomen. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • Aantasting van houten palen: Als de palen zwaar zijn aangetast door schimmels of droogstand, kan dit leiden tot een verlies van draagkracht.
  • Zettingsverschillen: Grote zettingsverschillen in het gebouw kunnen wijzen op een onvoldoende draagkracht van de fundering.
  • Instabiele grondwaterstand: Een lage of instabiele grondwaterstand kan leiden tot uitdroging van de grond, wat de stabiliteit van de fundering negatief beïnvloedt.
  • Onvoldoende draagkracht van paalschachten: Als de paalschachten niet voldoende belasting kunnen dragen, is er sprake van een potentieel gevaar voor het gehele bouwsel.

Wanneer één of meerdere van deze kenmerken aanwezig zijn, kan de fundering worden ingedeeld in kwaliteitsklasse II of III. Deze klassen zijn van lagere kwaliteit en vereisen eventueel herstelmaatregelen.

De rol van normen en voorschriften

Bij het bepalen van de kwaliteitsklasse van een fundering, worden ook technische normen en voorschriften in overweging genomen. In Nederland worden de huidige normen zoals NEN 9997-1 en NEN-EN 1995 vaak niet gebruikt om de draagkracht van houten paalfunderingen te toetsen. Dit komt doordat de resultaten hiervan meestal negatief zijn, zelfs bij funderingen die historisch gezien goed functioneerden. De reden hiervoor is dat deze normen moderne eisen stellen die historische constructies vaak niet volledig voldoen.

Een van de problemen bij het toetsen tegen deze normen is dat de negatieve kleefbelasting moet worden meegenomen. Dit betekent dat de palen niet alleen de belasting van het gebouw moeten dragen, maar ook extra belasting door grondverschuivingen. Ook is de rekenwaarde voor draagkracht loodrecht op de vezel in deze normen lager dan in de praktijk vaak wordt ervaren. Daarnaast zijn paalpuntniveaus en paalpuntdiameters vaak onbekend, wat leidt tot onnauwkeurigheden in berekeningen.

De betrouwbaarheidsindex en veiligheidsbeschouwing

In het Bouwbesluit 2003 is de betrouwbaarheidsindex β het uitgangspunt voor veiligheidsbeschouwingen. Deze index geeft aan hoe betrouwbaar een fundering is en wordt gebruikt om faalkansen in te schatten. Voor bouwwerken wordt een standaardreferentieperiode van 50 jaar gebruikt, terwijl monumentale gebouwen een periode van 100 jaar kunnen hebben.

De β-waarde wordt berekend op basis van de volgende formules:

  • βn = 2,3 - 1,10 log t (gevolgklasse 1)
  • βn = 3,4 - 0,75 log t (gevolgklasse 2)
  • βn = 4,0 - 0,60 log t (gevolgklasse 3)

Deze waarden zijn van belang bij het bepalen van de veiligheidsklasse van een fundering. Een fundering in kwaliteitsklasse I heeft in de regel een hoge β-waarde, wat aangeeft dat het bouwwerk veilig en betrouwbaar is.

Funderingsonderzoek en kwaliteitsborging

Om een betrouwbaar beeld van de fundering te krijgen, wordt vaak een volledig funderingsonderzoek volgens de F3O-richtlijn uitgevoerd. Dit onderzoek is doorgaans vijf jaar geldig, na welke periode een herbeoordeling kan nodig zijn, afhankelijk van de omstandigheden.

Het funderingsonderzoek omvat:

  • Een uitgebreide inspectie van de fundering, inclusief metingen van scheuren en verzakkingen.
  • Indien nodig, wordt het opgraven van funderingspalen uitgevoerd voor nader onderzoek.
  • Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de KCAF-richtlijn ‘Funderingen onder gebouwen’.

Deze onderzoeken kunnen alleen worden uitgevoerd door erkende bedrijven die voldoen aan de kwaliteitsnormen voor funderingsonderzoek en herstel. Het KCAF (Kenniscentrum Archeologische Fundamenten) houdt een lijst bij van erkende bedrijven, die via de website van het KCAF beschikbaar is.

FunderMaps en het Nationaal Funderingsloket

Een andere manier om inzicht te krijgen in de staat van een fundering, is via FunderMaps. Dit is een landelijke database die informatie verzamelt over funderingstypen, funderingsrisico’s en herstelde funderingen. De gegevens worden gebruikt voor analyses en het opstellen van funderingsrisicorapporten. Deze database is van belang voor zowel woningeigenaren als gemeenten en onderzoeksbedrijven.

Woningeigenaren kunnen via hun gemeente of via een erkend bedrijf bijdragen aan FunderMaps. Ook is er het Nationale Funderingsloket, dat via het KCAF beschikbaar is en waarin woningeigenaren vragen kunnen stellen over funderingsonderzoeken en herstel.

Conclusie

Funderingskwaliteitsklasse I is een maatstaf voor een betrouwbare en veilige fundering. Deze kwaliteitsklasse geeft aan dat de fundering zich goed gedraagt en dat er binnen de komende 25 jaar geen significante zettingsverschillen of schade kan ontstaan. Het bepalen van de kwaliteitsklasse gebeurt op basis van meerdere parameters, waaronder visuele inspectie, zakkingsmetingen en houtonderzoek.

Kwaliteitsklasse I betekent niet automatisch dat er nooit onderhoud of herstel nodig is, maar wel dat de fundering zich goed gedraagt en dat er geen directe noodzaak is voor ingrijpende maatregelen. Voor woningeigenaren is het belangrijk om regelmatig een funderingsonderzoek te laten uitvoeren, zodat eventuele problemen vroegtijdig worden opgespoord.

Bij het bepalen van de kwaliteitsklasse worden ook technische normen en veiligheidsbeschouwingen in overweging genomen. Deze normen zijn soms moeilijk toepasbaar op historische funderingen, maar geven wel een duidelijk beeld van de veiligheid en betrouwbaarheid van een fundering.

Tenslotte is het belangrijk om gebruik te maken van erkende bedrijven en kwaliteitsborgingssystemen zoals die van het KCAF. Deze instelling helpt bij het bepalen van de staat van de fundering en biedt ook cursussen en publicaties voor woningeigenaren en professionals.

Bronnen

  1. Handboek Funderingen – Deel A (Eurocode 7) - Funderingsherstel
  2. KCAF - Wat doet het KCAF?

Related Posts