Funderingspraktijk en bouwregelgeving in Nederland in 1938: Grondvesting en woonbouwbeleid
Inleiding
In 1938 lag de nadruk in Nederland op de verbetering van de bouwpraktijk en de sociale voorzieningen, met name op het gebied van de funderingstechniek en de bouw van arbeiderswoningen. De bouwsector was in deze tijd getroffen door economische druk, maar tegelijkertijd ontstonden er ook innovatieve oplossingen om de kwaliteit van de woningbouw te verbeteren en de woningvoorziening voor lage inkomensgroepen te vergroten. De fundering, als technisch fundament van elk gebouw, speelde een centrale rol in de bouwpraktijk. Tegelijkertijd introduceerde de overheid regelingen die gericht waren op het verbeteren van de kwaliteit van woonruimte en de toegankelijkheid ervan voor de arbeidersklasse.
In dit artikel wordt ingegaan op de funderingspraktijk van die tijd, de technische ontwikkelingen en de bouwregelingen die in 1938 van toepassing waren. Het artikel is opgebouwd rondom de beschikbare informatie uit betrouwbare bronnen, met name historische archieven en kennisbanken. Het doel is om een duidelijk beeld te geven van de bouwpraktijk in 1938, met een focus op funderingen en woonbouwbeleid.
Funderingstechniek in 1938: Grondvesting en bouwpraktijk
Van hout naar beton: De evolutie van funderingspalen
In de jaren voor en tijdens 1938 was de fundering van gebouwen een essentieel onderdeel van de bouwpraktijk. Funderingspalen werden gebruikt om het gewicht van de constructie over te dragen op een voldoende draagkrachtige grondlaag. In die tijd had Nederland al een lange traditie van het gebruik van houten palen voor funderingen, maar deze methode kreeg in de loop van de jaren 1910 tot 1930 een technische verandering. Om houtrot te voorkomen, mochten houten palen niet boven het grondwaterniveau uitkomen. Als dit niet mogelijk was, werden vanaf 1913 betonnen oplangers gebruikt. Deze oplangers maakten het mogelijk om de palen op een hoger niveau te plaatsen zonder de risico's van houtrot.
In 1935 werd in Delft het Laboratorium voor Grondmechanica geopend, wat een belangrijke stap was in de ontwikkeling van de funderingskunde. Dit laboratorium speelde een rol in het uitvoeren van grondonderzoek, zoals bij de aanleg van de Rotterdamse Maastunnel in 1939. Hierbij werd een sondering gebruikt, waarbij een stalen kegel aan een uitschuifbare buis in de grond gedrukt werd. De gemeten grondweerstand gaf inzicht in de draagkracht van de ondergrond, wat van groot belang was bij het bepalen van de lengte van de funderingspalen.
Prefab-betonpalen en hun toepassing
Vanaf de jaren 1910 tot en met 1938 verschenen er prefab betonpalen op de markt. Deze palen konden maximaal 24 meter lang zijn en werden vaak glad uitgevoerd of voorzien van een verzwaarde puntige voet. Het gebruik van prefab betonpalen maakte de funderingspraktijk efficiënter en minder afhankelijk van houten palen. Deze palen konden in verschillende situaties worden toegepast, afhankelijk van de ondergrond en de bouwbelasting.
Tijdens de jaren 1950 veranderde ook de doorsnede van de funderingspalen van rond of achthoekig naar vierkant. Deze verandering maakte het mogelijk om de palen beter aan te sluiten op de bouwconstructie en verbeterde de draagkracht. Ook werd in die tijd gebruikgemaakt van voorgespannen wapening, zoals Arkelpalen, wat de stabiliteit en levensduur van de funderingspalen vergrootte.
In de jaren 1950 verschenen ook duplexpalen, bestaande uit twee stukken in de vorm van een onder- en bovenpaal. Deze constructie maakte het mogelijk om extra lange palen te gebruiken, wat vooral van toepassing was in gebieden met zachte grondlagen. Deze duplexpalen werden later ook bekend als schakelpalen.
Grondverdringing en funderingskeuze
De keuze voor een specifieke fundering hing niet alleen af van de beschikbare materialen, maar ook van de ondergrond. In 1938 was het gebruik van grondverdringingspalen al in ontwikkeling, maar het was nog niet de standaardmethode. Deze methode maakt gebruik van palen die in de grond worden gedreven zonder dat er grond wordt verwijderd, wat het mogelijk maakt om het gewicht van het gebouw direct over te dragen op de grondlaag. Deze methode was in de jaren na 1938 vooral populair geworden, maar in 1938 was het nog een relatief nieuw en niet-wijdverspreid fenomeen.
Woonbouwbeleid in 1938: Beleid en regelingen
Verbetering van arbeiderswoningen
In 1938 was het woonbeleid van de Nederlandse overheid sterk gericht op de verbetering van de woonomstandigheden voor de arbeidersklasse. In tegenstelling tot de EWP-verbeteringsregeling van 1928, die gericht was op eigen woningen in de plattelandsregio’s, was de regeling van 1938 gericht op de verbetering van arbeiderswoningen die in exploitatie waren. Deze woningen waren vaak voor verhuur en bedoeld voor arbeiders die geen eigen woning hadden. Het doel was om de kwaliteit van deze woningen te verbeteren, zodat ze veiliger en geschikter werden voor verblijf.
De regeling van 1938 was een belangrijke stap in de woningbouwgeschiedenis van Nederland. Het beleid streefde naar een verbetering van de bouwpraktijk en de inrichting van arbeiderswoningen, zodat ze functioneel en comfortabel werden. Deze verbetering hing ook samen met de toegang tot hypotheekregelingen en voorschotten die de overheid verstrekte om de bouw van arbeiderswoningen te stimuleren.
Hypotheekregeling 1934 en 1938
Een van de belangrijkste regelingen die in 1938 van toepassing waren, was de hypotheekregeling van 1934. Deze regeling had als doel om particuliere exploitanten van arbeiderswoningen te stimuleren om woningen te bouwen met een passende huurprijs. Deze regeling was bedoeld voor woningen die uitsluitend voor verhuur bestemd waren en geen eigen woningen. De regeling voorzag in voorschotten die aan gemeenten werden verstrekt, zodat zij in staat waren om leningen onder verband van tweede hypotheek te verstrekken aan particuliere exploitanten.
De inhoudsnormen voor deze woningen waren strikt: eengezinshuizen moesten minimaal 250 m³ inhoud hebben, etagewoningen in twee lagen moesten 225 m³ inhoud hebben en etagewoningen in meer dan twee lagen moesten 200 m³ inhoud per woning hebben. Voor gezinnen met meer kinderen was het mogelijk om van deze normen af te wijken. Winkelwoningen kregen in de regel geen voorschot, tenzij ze deel uitmaakten van een complex.
De huurprijs moest vooraf worden bepaald en vastgelegd in de hypotheekacte. Om ervoor te zorgen dat de huurprijs niet zou stijgen, was er een boetebeding opgenomen in de hypotheekacte. Deze boete was gelijk aan 20 keer de weekhuur en gold in het geval van verhoogde huurprijzen.
Sociale steun via voorschotten en bijdragen
In de jaren voor 1938 was er al een woonbouwregeling in werking die gericht was op de verbouwing van arbeiderswoningen in de plattelandsregio’s. Deze regeling, bekend als de EWP-regeling, dateert uit 1927 en voorzag in bijdragen à fonds perdu en grond- en bouwvoorschotten. De regeling was bedoeld om arbeiders aan eigen woningen te helpen met krotopruiming. De bijdragen uit de rijkskas bedroegen 300 gulden, mits de gemeente een gelijk bedrag leverde. De totale bijdrage mocht niet meer zijn dan de helft van de bouwkosten.
De woningen die volgens deze regeling werden gebouwd, moesten gedurende 15 jaar door dezelfde persoon als eigenaar worden bewoond. Het was niet toegestaan om deze woningen zonder toestemming van de minister van Arbeid, Handel en Nijverheid te verhuizen, te verbouwen of met hypotheken te bezwaarden. Om de naleving van deze regels te waarborgen, werden de woningen hypothecair verbonden gedurende 15 jaar.
Hypotheekregeling 1940: Een voortzetting van de 1938-regeling
In 1940 werd een nieuwe hypotheekregeling ingevoerd, die in veel opzichten gelijk was aan de regeling van 1934. De meest opvallende verschil was de mogelijkheid om voorschotten renteloos te verstrekken, in verband met de stijging van bouwkosten en de bevriezing van huren. Deze regeling was van toepassing op de bouw van arbeiders- en bescheiden middenstandswoningen tot een maximuminhoud van 450 m³.
De voorschotten werden verstrekt onder verband van eerste of tweede hypotheek en konden tot 90% van de geschatte verkoopwaarde van het onderpand bedragen. De rente was 4%, en tot 40% van de lening kon renteloos worden verstrekt. De voorschotten waren geldig voor 5 jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. De gemeente moest zich borg stellen voor rente en aflossing, en eventueel verlies kwam voor 9/10 voor rekening van het Rijk.
Conclusie
De funderingspraktijk en het woonbouwbeleid in 1938 reflecteren de technische en sociale ontwikkelingen van die tijd. De fundering was een essentieel onderdeel van elke bouwconstructie, en de overgang van hout naar beton bracht een nieuwe mate van stabiliteit en betrouwbaarheid met zich mee. De bouwsector was in deze tijd sterk geïnfluenceerd door de behoefte aan betere woonomstandigheden voor de arbeidersklasse. De overheid had regelingen op staan om de bouw van arbeiderswoningen te stimuleren, met name via hypotheekregelingen en voorschotten.
De regelingen van 1934 en 1938 speelden een grote rol in de woningbouwgeschiedenis van Nederland. Deze regelingen hadden als doel om de kwaliteit van arbeiderswoningen te verbeteren en de toegankelijkheid ervan te vergroten. De regelingen stelden ook eisen aan de bouwpraktijk en de huurprijs, zodat de woningen voor de doelgroep betaalbaar bleven. In 1940 werd deze regeling voortgezet en aangepast aan de veranderende economische omstandigheden.
De informatie uit de beschikbare bronnen geeft een duidelijk beeld van de bouwpraktijk en het woonbouwbeleid in 1938. De regelingen en technieken die in die tijd werden gebruikt, hebben een blijvende invloed gehad op de woningbouw in Nederland. Voor zowel bouwprofessional als particulier is het begrijpen van deze geschiedenis belangrijk om de huidige bouwpraktijk en beleid goed te kunnen plaatsen in een historisch en technisch perspectief.
Bronnen
Related Posts
-
Fundering van een tuinhuis op kleigrond: Technieken, uitdagingen en oplossingen
-
Fundering tuinhuis op betonblokken: Soorten, voordelen, stappenplan en tips
-
Stevige fundering voor tuinhuis met houten of schroefpalen: Uitleg, voordelen en aanbevelingen
-
Fundering voor Tuinhuis: Uitgebreid Overzicht van Technieken en Voordelen
-
Een stevige fundering voor je tuinhuis: het gebruik van betonpoeren
-
Een stevige basis: hoe en waarom je een fundering voor je tuinhuis moet laten maken
-
Een goed geïsoleerde fundering voor uw tuinhuis: typen, voordelen en aanleg
-
Hoe diep moet de fundering voor een tuinhuis zijn? Uitleg over diepte, materialen en tips