Funderingen van woonboerderijen uit de periode 1900–1930: bouwmethoden, risico’s en herstelmogelijkheden

Bij de renovatie en onderhoud van woonboerderijen uit de eeuwwisseling tot de jaren 1930 is een diepgaande kennis van de funderingsmethoden van die tijd onmisbaar. Deze woningen vormen een belangrijk deel van het Nederlandse bouwhistorisch erfgoed en zijn vaak gebouwd met technieken en materialen die tegenwoordig niet meer gebruikelijk zijn. De fundering speelt een cruciale rol in de stabiliteit van het gebouw, maar ook in de functionele levensduur en marktwaarde van de woning. In dit artikel wordt ingegaan op de bouwmethoden die gebruikt werden in die periode, de huidige risico’s waarmee eigenaren te maken kunnen krijgen, en mogelijke herstel- en herstelmethoden.


Funderingsmethoden in de periode 1900–1930

De funderingsmethoden van woonboerderijen uit de periode 1900–1930 zijn sterk beïnvloed door de aard van de grond, de beschikbare bouwmaterialen en de bouwtechnologie van die tijd. In zachte grondlagen, zoals veen, was het gebruikelijk om gebruik te maken van houten palen of compactiepalen. Deze palen werden in de grond gestoken om het gewicht van het gebouw op een steviger ondergrond te verdelen. In steviger grondlagen werd vaak gewerkt met stenen of betonfunderingen.

In de westelijke en moerassige delen van Nederland, waar veen en zand de normaal waren, was hout een dominante bouwstof. Dit betekende dat de fundering ook houten elementen kende. In zowel stedelijke als landelijke gebieden werden palen gebruikt om de woning op een stabiele basis te plaatsen. In sommige gevallen werden deze palen later vervangen door steviger materialen, zoals beton, als de grond zich verder had verzakt of om te voldoen aan huidige bouwnormen.

Bij de jaren dertig huizen, die bekend staan om hun praktische en efficiënte inrichting en ambachtelijk houtwerk, was de fundering een essentieel onderdeel van de constructieve integriteit. De bouwstijl van deze huizen combineerde moderniteit en traditionele ambachtelijke waarden, en de fundering speelde daarvan een onmisbaar rol. De stabiliteit van de fundering was essentieel om de duurzaamheid van het gebouw te waarborgen.


Risico’s en huidige uitdagingen

Tegenwoordig zijn funderingsproblemen een veelvoorkomend probleem bij oude woningen, en dit geldt ook voor woonboerderijen uit de periode 1900–1930. Verzakkingen, vochtproblemen en onvoldoende stabiliteit van de grond kunnen leiden tot zware schade aan de woning. Een van de grootste uitdagingen is dat funderingsproblemen tegenwoordig niet meer verzekerd zijn door opstalverzekeringen. In 2016 waren er nog vier verzekeraars die risico’s op funderingsproblemen dekten, maar tegenwoordig biedt geen enkele verzekeraar meer deze dekking aan. Dit betekent dat de kosten voor herstel of renovatie volledig op de eigenaar van de woning liggen.

Een ander risico is de kwetsbaarheid van de fundering door aardbevingen of andere natuurlijke fenomenen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de woonboerderij uit 1901 in Luddeweer, die slachtoffer is geworden van aardbevingsschade. De schade was zo groot dat de buitenmuren en het dak de enige restanten waren van het oorspronkelijke gebouw. Voor het funderingsherstel werd een trillingsvrije aanpak gekozen om het risico van verdere schade te beperken. Hierbij werden 58 schoefinjectiepalen geplaatst om een nieuw stevig draagvlak te creëren voor de muren en houten palen.

Een typisch probleem bij oude woonboerderijen is vocht. Een woonboerderij van meer dan 200 jaar oud met een halfsteens buitenmuur en een plavuizen vloer op de begane grond heeft bijvoorbeeld last van verzakkingen en vochtproblemen. De grondwaterstand ligt direct onder de dorpel, wat leidt tot vochtige muren en verval van houten elementen. Een binnenmuur van cellenbetonblokken die in de jaren 70 geplaatst werd, heeft ervoor gezorgd dat er een spouw ontstond die vol zit met natte veengrond. Hoewel de vorige bewoners de muren rondom hebben laten injecteren, zijn er nog steeds vochtproblemen. Dit heeft tot gevolg dat wormen door kieren in het huis omhoogkomen en houten kozijnen en dorpels rotten.


Inspectie en herstel van funderingen

Om funderingsproblemen te voorkomen of op te lossen, is het vaak nodig om de fundering grondig te inspecteren. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van boorproeven of geotechnische onderzoeken. Een duidelijke kennis van de oorspronkelijke bouwmethoden helpt bij het inschatten van mogelijke problemen en het kiezen van geschikte herstelmethoden. In sommige gevallen is het nodig om de fundering volledig te vernieuwen, bijvoorbeeld met moderne betonconstructies. Dit vereist zorgvuldige planning en een goed begrip van de oorspronkelijke bouwmethoden.

Bij het herstel van funderingen in oude boerderijen is het belangrijk om te letten op de kwetsbaarheid van het gebouw. In het geval van de woonboerderij in Luddeweer is er bijvoorbeeld gekozen voor een trillingsvrije aanpak om het risico van verdere schade te beperken. Hierbij werden schoefinjectiepalen geplaatst om een nieuw draagvlak te creëren. Dit type herstel is vaak geschikt voor gebouwen met houten palen of andere historische funderingsmethoden.

In andere gevallen kan het nodig zijn om de oude fundering aan te vullen met moderne materialen of technieken. Bijvoorbeeld het plaatsen van betonvloeren of het versterken van houten palen met stalen elementen. Het is ook belangrijk om te letten op de vochtproblemen die vaak optreden bij oude funderingen. Hierbij kan het helpen om de grondwaterstand te verlagen of de spouwen in het gebouw af te dichten.


Case study: funderingsherstel van een Groningse boerderij

Een voorbeeld van een recent funderingsherstelproject is de woonboerderij uit 1901 in Luddeweer. Deze boerderij was zwaar beschadigd door aardbevingen en kon niet langer veilig worden gebruikt. De aannemer koos voor een trillingsvrije aanpak om het gebouw te renoveren en te verbouwen. Hierbij werden 58 schoefinjectiepalen geplaatst om een nieuw draagvlak te creëren. Door een ingekaste betonvloer kon vervolgens een stevige basis voor de muren en houten palen worden gecreëerd.

Het herstelproject toont aan hoe modern bouwmateriaal en technologie gebruikt kunnen worden om historische funderingsmethoden te versterken. Deze aanpak is niet alleen efficiënt, maar ook minder invasief voor het bestaande gebouw. Het is een goed voorbeeld van hoe historische bouwen veilig en duurzaam kunnen worden gehersteld, terwijl de oorspronkelijke bouwmethoden zo veel mogelijk behouden worden.


Funderingen en bodemverontreiniging

Een minder directe, maar niet minder belangrijke factor die invloed kan hebben op de funderingsstabiliteit van oude boerderijen is de historische gebruiksgeschiedenis van de bodem. In sommige delen van Nederland, zoals de Haarlemmermeerpolder, is de bodem sinds de drooglegging vooral agrarisch gebruikt. Na 1950 veranderde deze gebruiksrichting echter door de snelle ontwikkeling van Schiphol en de aanleg van nieuwe ontsluitingswegen. Veel boerderijen zijn daardoor omgezet in loonwerkbedrijven of garages.

De industriële activiteiten in deze regio’s hebben mogelijk geleid tot bodemverontreiniging. Activiteiten zoals het toepassen van verdachte wegverhardingen, het opvullen van sloten met verdacht materiaal, en het gebruik van koolas en verhardingsmateriaal op erven, kunnen de funderingsstabiliteit negatief beïnvloeden. Ook het oude spoortracé uit de periode 1900–1930 kan leiden tot verontreiniging of het aanwezig zijn van stortplaatsen. In sommige delen van de polder zijn in deze periode stortplaatsen ontstaan, vooral in het veengebied. Sloopafval uit de Randstad werd vaak gebruikt als verhardingsmateriaal of bouwstof in oude polderwegen. Ook werd veel teerhoudend asfalt gebruikt als wegverharding.

In het zuidoosten van de polder, zoals Rijsenhout en Aalsmeerderbrug, ontwikkelde zich de glastuinbouw, met bijbehorende stookinstallaties. Vanaf de jaren ’30 tot ’70 werd stookolie veelvuldig gebruikt, wat heeft geleid tot een groot aantal ondergrondse olietanks in de bodem. Deze tanks kunnen lekken of instabiel worden, wat extra risico’s oplevert voor de funderingsstabiliteit van boerderijen in die regio’s.


Conclusie

Woonboerderijen uit de periode 1900–1930 zijn een belangrijk deel van het Nederlandse bouwhistorisch erfgoed. De funderingen van deze woningen zijn vaak gebaseerd op historische bouwmethoden die vandaag de dag niet meer gebruikelijk zijn. In zachte grondlagen werden houten palen of compactiepalen gebruikt, terwijl in steviger grondlagen vaak stenen of betonfunderingen werden aangebracht. Deze funderingsmethoden hebben een grote invloed gehad op de stabiliteit en levensduur van de woningen.

Tegenwoordig zijn funderingsproblemen een veelvoorkomend probleem bij oude boerderijen. Risico’s zoals verzakkingen, vochtproblemen en bodemverontreiniging kunnen leiden tot zware schade aan het gebouw. Bovendien zijn funderingsproblemen tegenwoordig niet meer verzekerd, wat betekent dat de kosten volledig op de eigenaar liggen. Het is daarom belangrijk om regelmatig de fundering te inspecteren en eventueel te herstellen of te versterken.

Herstelprojecten zoals het trillingsvrije funderingsherstel van de woonboerderij in Luddeweer tonen aan hoe modern bouwmateriaal en technologie gebruikt kunnen worden om historische funderingsmethoden te versterken. Deze aanpak is efficiënt, minder invasief en zorgt voor een stevige basis voor de muren en houten palen. Het is een goed voorbeeld van hoe historische bouwen veilig en duurzaam kunnen worden gehersteld, terwijl de oorspronkelijke bouwmethoden zo veel mogelijk behouden worden.


Bronnen

  1. Demargaretha.nl - Fundering van huizen uit 1900: geschiedenis, bouwmethoden en huidige risico’s
  2. Eurofunderingen.nl - Funderingsherstel voor Groningse boerderij
  3. Tweakers.net - Discussie over funderingsproblemen in oude boerderij
  4. Brabantserfgoed.nl - Funderingen van boerderij aan de Markdijk 1
  5. Overheid.nl - Regelgeving en gebruikshistorie Haarlemmermeerpolder

Related Posts